knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

39ste Poetry International Festival te Rotterdam: T.S. Eliot, The Waste Land '? Vertaling Paul Claes, Het Barre Land '? uitg. De Bezige Bij 2007

12 juni 2008

T.S. Eliot, The Waste Land '? Vertaling Paul Claes, Het Barre Land '? uitg. De Bezige Bij 2007

Paul Claes levert met 'Het barre land' een schitterende vertaling op, met een intrigerende verklaring en een lankmoedige vermaning. Hij weeft een fascinerend spel in zijn toelichtingen rond een van de belangrijkste gedichten van de XXste eeuw, waar persoonlijk leed herkenbaar wordt in maatschappelijk lijden, en vice versa.
Thomas Stearns Eliot schreef van 1917 tot 1922 aan 'The Waste Land'.
Paul Claes levert geen zes maar zeven sleutels aan voor het mytische vers dat na de eerste wereldoorlog de toon zette voor de grootste crisis van de Europese cultuur.
In het wonderjaar 1922 verschenen nog twee toppers van het modernisme: Ulysses van James Joyce en de Duineser Eligien van Rainer Maria Rilke.
T.S.Eliot werkte zelf als klerk op de afdeling buitenlands betaalverkeer van de Lloyds Bank in de 'onwezenlijke Londense city', hét toenmalige geld- en handelscentrum terwijl de kanonnen op het vasteland donderden en de jeugd van Europa gesmoord werd in het loopgraveninferno van bloed en slijk, het gruwelijke offer aan de mammon.
De verzen over zijn persoonlijke onmacht lenen zich in ‘Het Barre Land’ tot indrukwekkende metaforen voor allen die hun geloof en de laatste illusies achterlieten in Flanders Fields, zoals ooit Dante Alighieri en Vergilius voor de hellepoort stonden in La Divina Commedia, Inferno, Canto 3, 1-9:

Per me si va ne la città? dolente,
Per me si va ne l'etterno dolore,
Per me si va tra la perduta gente. ('?)
'('?) Lasciate ogne speranza, voi ch'intrate.'
'Door mij komt men in de stad van lijden
Door mij komt men in de eeuwige pijn
Door mij komt men bij de verloren mensheid
'('?) Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt,'

Het Barre Land

I.Het begraven van de doden

April is de grimmigste maand, hij wekt
Seringen uit het dode land, vermengt
Herinnering en verlangen, port
Lome wortels op met lenteregen.
De winter hield ons warm, hulde
De aarde in vergetele sneeuw, voedde
Een restje leven met verdorde knollen.

T.S. Eliot apprecieerde dichtwerk ooit als volgt: 'Onrijpe dichters imiteren, rijpe dichters stelen; slechte dichters verminken wat ze overnemen en goede dichters maken het tot iets beters of althans iets anders.'

Op het 39ste Poetry International Festival te Rotterdam lichtte Paul Claes zijn zevende sleutel in een schitterende evocatie rond ‘Het barre land’.

Rond 2008 wonen er voor het eerst in de geschiedenis wereldwijd meer mensen in verstedelijkte gebieden dan op het platteland. Rond 2030 zal dat meer dan zestig procent zijn. De verhouding tussen stad en platteland zal door deze onomkeerbare ontwikkeling fundamenteel veranderen en daardoor implicaties hebben voor mens en samenleving hebben. Poetry International zal aandacht besteden aan poëzie uit stad en land en wat deze kentering voor de poëzie kan betekenen.

Poetry Special – The Waste Land
dinsdag 10 juni 2008

I will show you fear in a handful of dust
Uit: The Waste Land van T.S. Eliot

Tijdens dit programma zal de gehele tekst van The Waste Land integraal te horen zijn. James Fenton, dichter en voormalig Professor of Poetry aan Oxford University, belicht de literair-historische context van The Waste Land. Vertaler Paul Claes verleent eveneens zijn medewerking.

'Complimenti, you bitch. I am wracked by the seven jealousies,' schreef Ezra Pound aan T.S. Eliot nadat hij het manuscript van The Waste Land had gelezen. Het meer dan 430 regels tellende gedicht verscheen in 1922 en maakte Eliot van onbekende Bloomsbury salondichter plotsklaps wereldberoemd. Eliot gaf in The Waste Land gestalte aan de geestelijke leegte van de Westerse beschaving na de Eerste Wereldoorlog en maakte van Londen een hels landschap dat direct voortvloeit uit Dante's La Divina Commedia. In zeer hedendaagse taal laat Eliot aan de hand van verschillende stemmen uit alle lagen van de maatschappij zijn afkeer blijken van het moderne stadsleven. Sommige hedendaagse critici suggereren dat Eliot persoonlijk veel te verbergen had, maar in zijn essays pleitte Eliot ervoor om afstand te bewaren tussen het leven van de dichter en het gedicht als kunstwerk.

Laat dat nu juist precies zijn wat dichter en vertaler Paul Claes niet heeft gedaan. Aan zijn recente vertaling Het barre land voegde Paul Claes een uitgebreid nawoord toe, waarin hij ingaat op de biografische achtergrond van het gedicht en de seksuele lading ervan.

Met medewerking van Paul Claes (dichter en vertaler), William Cliff (België), David Eeles (acteur), James Fenton (Groot-Britannië), Andrea Gibellini (Italië) en Henk van der Waal (Nederland).

Archief

Parijs, Louvre: Jan Fabre – L’ange de la métamorphose '? André Zucca ‘Paris sous l’Occupation’

5 mei 2008

Parijs, Louvre: Jan Fabre – L’ange de la métamorphose '? Bibliothèque historique de la Ville de Paris André Zucca – Paris sous l’Occupation

Jan Fabre – L’ange de la métamorphose

Het is tegenwoordig een bezoeking om de grote musea van Parijs te doorploegen.
Waar vroeger tijdens een schoolvakantie bemoedigende groepjes jongeren door betrokken docenten langsheen fascinerende kunstwerken werden gevoerd, waar het vaak ook voor de toeschouwer de moeite was om die leraars en leraressen hun verhaal te horen doen, liggen of lummelen nu horden jonge mensen met invulpapieren in de hand in de zalen van Musée d'Orsay of het Louvre.
Waar vroeger gedisciplineerde Japanners een aanvaring vermeden met raar geklede Amerikanen rukken nu Chinezen op die nauwelijks de aanstormende Russen in groot formaat kunnen ontwijken.
Museumbezoek dreigt vandaag moeilijk, uitputtend en versuffend te worden, althans in de zeer grote instellingen met lange wachtrijen waar ze eerder opteren voor de grote geldstroom, liever dan het fatsoen van een reservatie met uurschema.
Er is nog werk aan de winkel. Zeker in het Louvre waar de audiogids nauwelijks in ontwikkeling is (200 items tegen 2000 vroeger). Ze worden evenwel aan de volle prijs aan de achteloze bezoeker gesleten.
Een bezoek aan Jan Fabres 'L'ange de la métamorphose' was daarentegen een opluchtende belevenis. De dialoog van Fabre met de oude meesters is schitterend en verruimend na de beknelling elders.
‘De metamorfose of voortdurende beweging is het basisprincipe van mijn werk. Een kunstenaar mag nooit stagneren. Uit wat sterft, puurt hij nieuw leven, zoals de vlinder groeit uit de cocon', aldus Jan Fabre die in de zalen van de noordelijke kunst ( Vlaanderen, Nederland, Duitsland, Noord Frankrijk) herhaaldelijk op indringende wijze tussenkomt.
Hij haalt elementen uit de werken van de oude meesters en beantwoordt hun vragen met zijn eigentijds antwoord. Dit leidt tot verfrissende dialogen en tot ferme kritiek.
In de grote Rubenszaal waar Pieter Paul zich als een slaafse broodschilder te buiten is gegaan aan een mythologische verheerlijking van Maria de Medici en haar voorgangers heeft hij een immens kerkhof neergepoot. Zijn eigenste alterego kruipt hier als een zuchtende worm – 'Zonder wormen zou de aarde onvruchtbaar zijn. Zonder kunst is zij dat ook' - doorheen het brokkelige marmer waaronder een lange Nederlandstalige lijst van gestorven insecten als metaforen voor de schone kunstenaars , zerken van vergankelijkheid .
Zijn uilenkoppen , harnassen van botschijfjes , doods- en dekbedden , sferen en zwaarden van glinsterende kevers zorgen voor een verrassende confrontatie met de oude meesters en hun metaforen . Een trapzaal die bicblauw werd ondergescheten door ditto glazen duiven en een harnas voor Erasmus stemt tot anders denken, zeker na het filmpje van 2001 'The Problem' waar hij met Dietmar Kamper en Peter Sloterdijk Sisyphus' uitzichtloze opdracht al spelend analyseert. ( Dit zou onderhand ook eens op You Tube mogen verschijnen).
Nog tot 7 juli 2008 in de bovenverdieping van de Richelieu-vleugel van het Louvre.
De catalogus zou vanaf half mei ter beschikking komen van het publiek.

André Zucca – Paris sous l’Occupation

André Zucca 1897-1973 werkte tijdens de oorlog ondermeer voor Signal, het Duitse propagandablaadje, waardoor hij meer dan gemiddelde fotografische faciliteiten kreeg, zoals de beschikking over de toen nog zeer zeldzame kleurenfilmpjes.
Van de 1058 kleuropnames worden er 270 getoond in de Bibliothèque historique de la Ville de Paris, 22 rue Malher, 4e arrondissement. Ze zijn schitterend gerestaureerd en de kleuren werden magnifiek opgeschoond.
De tentoonstelling roept heel wat controverse op, ook bij de schuifelende toeschouwers die hun commentaren niet beperken tot het gastenboek.
Het stadsbestuur waarschuwt in een begeleidend schrijven dat het altijd zonnig en helder leek tijdens de nazi bezetting van Parijs omdat Zucca veel licht nodig had voor zijn kleurenfoto's!
Naar het gruwelijke leed onder de bezetting is het immers moeilijk zoeken. Indirect vallen de veerhakken van de damesschoenen op, de sjofele kleren, de rommelmarkten van Saint Ouen, de gammele auto's met koolvergassers. Het was zo te zien niet voor iedereen even erg onder de nazibezetting, zeker niet in het toeristische gedeelte van de Lichtstad.
Ook de enorme populariteit van de fiets is onmiskenbaar om evidente redenen.
Vandaag lijkt die fiets aan een nieuwe opmars.
Vélolib is zelfs populair bij dames op stiletto's en heren strak in het pak.
Met vrije busbanen en vertrekkersvoorrang aan de kruispunten, is de gemiddelde fietser sneller dan het autoverkeer. Met de fiets kom je overigens op plaatsen waar een normale toerist te voet of met het openbaar vervoer nooit verschijnt.
Langsheen het Canal St Martin vanaf Saint Denis over la Vilette Parijs binnenrijden tot op de Place de la Bastille is iedere keer weer een plezier.

Archief

Open Doek Turnhout 2008: Cartouches Gauloises – Calle Santa Fe – Disengagement – Lost in Beijing.

20 april 2008

Open Doek Turnhout 2008
'Cartouches Gauloises' Mehdi Charef.

In 1971 heb ik voor het eerst 'La Bataille d'Alger' gezien van de Italiaanse communistische cineast Gillo Pontecorvo (+2006) en de Algerijnse 'terroristenchef' Yacef Saadi uit 1966. Het was een heldenprent over de onafhankelijkheidsstrijd van het FLN dat in 1957 de Casbah van Algiers in handen kreeg met de terreurmiddelen van de arme onderdrukte rechtgelovigen: het leven van zoveel jonge mensen. In Frankrijk was de film jarenlang verboden, maar in 2003 werd hij nog gebruikt als pedagogisch materiaal voor de Amerikaanse officieren die in Bagdad te maken kregen met een stadsguerilla bij hun uitzichtloze zoektocht naar de illusoire wapens voor massavernietiging..
Hij was immers gemaakt met de hulp en technisch advies van de helden zelf die de onafhankelijkheidsoorlog en de daaropvolgende onderlinge afrekeningen hadden overleefd. De Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog kostte het leven aan ruim 1,5 miljoen mensen '? meer dan 10% van de bevolking – waaronder 150.000 Algerijnse harkis die met de Franse overheid meewerkten als soldaat of ambtenaar. In Frankrijk zaaiden de OAS van de Franse colons terreur en mislukte in 1961 een staatsgreep van de legertop om Algerije Frans te houden .
De zwartwit film '? naar inhoud en beeld '? was voor ons indrukwekkend in dat oude kloostergebouw aan de Lierse Vredebergstraat, wegens in 1971 de wereld nog simpel en de liefde nog jong, en dus ook rechtlijnig.
Enkel de Russische tanks die in de film het Franse leger dienden, leken aberrant met wat wij van de wereld, de revolutie, de partij en het volk meenden te weten. Ze bleken door het Algerijnse leger uitgeleend aan de filmploeg.
Intussen weten we zo ondraaglijk veel meer dat bij het aanschouwen van de kleurige beelden van 'Cartouches Gauloises' een vergelijkbare aberratie in het oog springt: de Franse troepen gebruiken een type MAN vrachtwagens die pas vanaf 1975 in het Belgische opdoken. Een vergelijkbaar armoedig anachronisme waardoor de troepen in de ogen van de jeugdige hoofdrolspelers nog groter en imposanter leken.
'Cartouches Gauloises' is een clichématige film waar geen enkel karakter wordt uitgetekend, zelfs dat van Ali komt niet verder dat een vragende blik naar de vrouwen dun en dik. De film geeft wel een idee van hoe verwarrend en moeilijk het leven moet geweest zijn voor normale mensen die zich hopeloos buiten het strijdgewoel probeerden te houden.
Er is wat afgeslacht door het Franse 10 de para met Massu om de Franse belangen te verdedigen, én door de FLN bevrijders om het eigen volk te zuiveren van collabo's en verraders.
Deze zuiverheidstraditie zou zelfs na de verbanning en terugkeer met huisarrest van de eerste president Ben Bella blijven voortduren en een nieuw hoogtepunt bereiken met de opmars van het FIS en de GIA in 1991, parallel aan de bevolkingstoename. (1961 11 miljoen '? 1991 27 miljoen '? 2003 33 miljoen).
Wijze woorden worden gesproken door de Franse stationschef tegen de kleine Ali die dagelijks zijn krant komt afleveren: 'Je mag ons niet vergeten, kleintje, anders rest er niets meer'.

Calle Santa Fe '? Carmen Castillo

Wanneer na 11 september 1973 in Chili een bloedige militaire staatsgreep werd gepleegd door de ware Broeders onder leiding van generaal Augusto Pinochet werd de Volksfrontregering van een andere Broeder en arts, Salvador Allende, afgezet door een legerkliek die gestuurd en gefinancierd werd door de CIA. Het verzet tegen de bloedige staatsgreep werd in de kiem gesmoord door brutaal geweld en het systematisch oppakken en liquideren van alle mogelijke leiders van het Volksfront en de partijen die ervan deel uit maakten.
Een van de linkse partijen die Allendes regering kritisch steunde was de M.I.R – Beweging van Revolutionair Links, een samenraapsel van alle mogelijke linkse overtuigingen. Zij boden van 1973 tot 1977 gewapend verzet. MIR-leden die gepakt werden, ondergingen langdurige folteringen, gevangenschap en dood of verbanning.
Al bleek het Unidad Popular bewind van Allende democratisch linkse ideeën te omhelzen, er was een hoop aan de hand in Chili waar de middenklassen zich verzetten tegen een al te dirigistische staatseconomie. De MIR trad toe tot het Volksfront en steunde de campagnes van illegale landbezetting en de stakingen in de kopermijnen, tegen de gematigde politiek van de regering van Allende. Merkwaardig was dan ook de verkalring van enkele oude kopstukken van de MIR dat zij de gewapende lijfwachten leverden voor de veiligheidsdienst van president Allende. Ze gingen er prat op dat de leider van het Volksfront de eigen staatsveiligheid niet vertrouwde en liever beroep zou gedaan hebben op de extrreem linkse kameraden. Diezelfde kameraden van de MIR vonden Allende een veel te gematigde reformist en opteerden volmondig voor het aanzwengelen van allerlei revolutionaire opstootjes waardoor zijn Volksfrotn regering steeds meer in moeilijkheden kwam.
Wanneer ik kort na de staatsgreep in Leuven een vol Michotte – auditorium van mijn faculteit psychologie opriep tot solidariteit met de Chileense slachtoffers van de staatsgreep '? zo ging dat nog in die tijd '? stond er een non op van de eerste rij. Gewijde studenten muntten toen nog uit door het stelselmatig in vol ornaat innemen van de eerste rijen aan de Alma Mater '? onder het aanschijn van de prof was leven en leren wellicht draaglijker. Niet dat die eerste rijen in een auditorium anders benomen zouden worden. Niemand van de overige studenten was geneigd zich daar te installeren.
De zuster in kwestie beweerde met overslaande stem dat Allende een dictator was die zijn volk uithongerde.
Kortom, een makkie om te pareren en dan de prof naar huis en het hele jaar naar buiten voor een luidruchtige betoging over de Tiensestraat.
Edoch, mijn repliek over de arbeidersklasse die samen met de boeren het land verdeelden en dus de maakbaarheid van het land menselijk maakte voor iedereen, werd weg gejouwd. De non liet niet af en bleek jaren gewerkt te hebben in een poblacià?n van Santiago de Chile waar volgens haar enkel eten werd bedeeld aan de armen als ze hun kaart van de partij of de vakbond konden tonen. Wie de Roomse kerk een warm hart toedroeg, leed volgens haar honger.
Priester Camillo Torres was al dood, Felipe Gonzales pas afgestudeerd en nog lang geen eerste minister van Spanje, Leuven liep nog vol met Latijnsamerikaanse studenten die droomden van de revolutie in hun land, Zappatisten, aanhangers van de guerrilla in Brazilië, Ecuador, Colombia, Bolivia, Argentina, Uruguay, Nicaragua, El Salvador, Mexico, om van de Afrikaanse revolutionairen nog te zwijgen. Het kon niet op.
Met hen was het boeiend discussiëren over de revolutie en de klassenstrijd en de oorlog in Vietnam en het marxisme-leninisme. We hoorden hun verhalen over de volksoorlog met rode oortjes.
En dan bleken na een jaar revolutionaire activiteiten elders mijn eigen jaargenoten meer geloof te hechten aan tante nonneke dan aan de drager van de ware solidariteit die al een heel jaar niet meer was op komen dagen wegens klassenstrijd in het hele land belangrijker dan de les.
Chili hakte er behoorlijk in bij Links in Vlaanderen.
Ludo Martens had de dag na de staatsgreep een pamflet doorgebeld naar het Rode Boek dat door mij was genotuleerd aan de telefoon en nadien uitgetikt op stencil, om 's anderendaags bij de duizenden bedeeld te worden aan alle Leuvens studentenrestaurants. Gezagsgetrouw als ik toen nog was had ik zijn revolutionaire titels in de door hem gedicteerde volgorde boven het pamflet gezet. Hij begon uiteraard met een aanval in regel op de reformist Allende die zijn volk de wapens had geweigerd om zich te verdedigen tegen het leger en de Amerikaanse geheime diensten. Alleszins een originele opener voor een pamflet vlak na de staatsgreep van Pinochet.
Dat werd ons door niemand in dank afgenomen. En nadien was het volgens de Grote Leider niet in die volgorde bedoeld en zou de kritiek op het reformisme enkel als een tussentitel moeten gediend hebben. De Grote LM kon zich altijd vrijpleiten. Hij was immers onfeilbaar als leider en de rest blaakte van foute ideeën, verworven, zoniet aangeboren.

De M.I.R. was in de ogen van onze Grote Leider dan wel een bende trotskisten maar ze werden door het toenmalige Amada toch gesteund en besnuffeld wanneer in 1974 vlak voor de '1. May' in Frankfurt een internationaal congres van de Derde Wereldbewegingen plaatshad. De latere Groene Buitenlandminister Joschka Fischer sprak daar de aanwezigen nog als marxist wollig toe. De kameraden van de M.I.R hadden allemaal een ferme snor terwijl wij het toen nog met een vlassen baardje moesten stellen. Maar ze accepteerden onze revolutionaire solidariteit.

De leider van die M.I.R. – eveneens arts – Miguel Enriquez , zat in die tijd ondergedoken met zijn zwangere vrouw en twee dochters in het huis aan de Calle Santa Fe 727.
Ze zouden daar omsingeld worden door het leger en in een vuurgevecht werd de secretaris-generaal van de MIR gedood. Zijn vrouw was zwaargewond en werd door een ambulance afgevoerd. Na een internationale solidariteitsactie kon ze naar Frankrijk waar ze na een wereldtourne voor solidariteit haar leven probeerde op de sporen te krijgen.
Haar dochters groeiden op in Cuba als kinderen van de revolutie.
Carmen Castillo kwam 30 jaar na de staatsgreep terug naar Chili en maakte een film over haar verleden en dat van haar kameraden bij de MIR, vroeger en nu.
Zij voelde bij haar terugkeer nog steeds de walging van ballingen bij zoveel onverschilligheid, bij de anderen, bij hen die zo goed en zo kwaad mogelijk hun leven verder hadden geleefd ‘met zo weinig mogelijk herinneringen, want zo zien ze alleen nog de leegte’.
De film laat zeer traag en omzichtig het proces van het bezoek aan de straat, de buurt en finaal het huis zien waar het zich allemaal afspeelde in 1974. Ze kon zich troosten bij de gesprekken met haar buren, die haar geholpen hadden, die haar naar het ziekenhuis hadden gevoerd en die nooit geweten hadden wie zij waren. Dokters en verpleegsters die haar in het ziekenhuis hadden beschermd tegen de agenten van de DINA.
Pijnlijk was de confrontatie van haar met haar dochters en de huidige bewoner van het huis. Hij wou er vanaf wegens veel te veel pelgrimstochten van de linkse jongeren.
Zij wou het kopen en inrichten als een cultureel centrum voor de linkse jeugd van vandaag. Maar die linkse jeugd zag dat niet zitten en haar hedendaagse leiders vonden het zo al erg genoeg om iedere jaar een grote herdenking te moeten opzetten voor alle vermoorde kameraden. Er waren er ook zoveel!
De Chileense autoriteiten leden in 2003 nog steeds aan geheugenverlies.
Het werd dan finaal een stel betonnen tegels met tekst voor de deur van Calle Santa Fe 727 waar volgens de buurman Miguel gemakkelijk had kunnen vluchten. Hij keerde echgter terug naar zijn gewonde vrouw waardoor hij in de tuin van de buren werd afgemaakt.
De kogelgaten in de muur en het trottoir herinneren er nog aan.
De film is een soms uitputtend verhaal over een moeizame toenadering van Carmen Castillo tot wie de beweging overleefd had, waarvan ze ooit zelf deel uitmaakte. Haar man, vader van haar kinderen en zelf arts, had zijn leven gelaten voor haar. In de finale momenten had hij ervoor gekozen naar zijn gewonde zwangere vrouw terug te keren ipv te ontsnappen in het belang van de partij, het volk en de revolutie. Haar dochters weigerden elke commentaar. Zij hadden hun jeugd doorgebracht in Cuba, ver van hun moeder.
Andere MIR kinderen in ballingschap werden bij elkaar gebracht in een internaat in Frankrijk wanneer de partijleiding besliste met zoveel mogelijk militanten terug naar Chili te gaan om de gewapende strijd te hervatten.
De confrontatie met de toenmalige militaire leider van de MIR was ontluisterend.
Op haar vraag of het allemaal die doden wel waard was geweest, antwoordde hij alleen dat de MIR fouten had gemaakt wegens nog erg jong (in 1965 opgericht) en hij draaide zijn riedeltje van marxistische prietpraat over de loop van de geschiedenis.
Voor en na waren de confrontaties met de ouders die hun drie zonen als MIR militanten hadden verloren, en met haar eigen ouders die ook een zoon aan de revolutionaire activiteiten van de MIR verloren, schrijnend.
De waardigheid waarmee deze mensen de keuze van hun kinderen droegen, was verpletterend voor het imago van de overlevenden onder de partijleiders.
Maar ze filmt ook haar eigen moeder wanneer deze aan haar een brief schrijft waarin ze vraagt na al die jaren, al die doden te laten rusten. Dat het niet menselijk meer is om al dat leed opnieuw fris op te rakelen, om al de pijn opnieuw te beleven, ook voor haar als weduwe van Miguel Enriquez.
Het thema van de film en sommige stukken eruit zijn zeer de moeite waard, ook nu nog.
Niet alleen in Chili. Carmen Castillo probeert een waardige afstand te bewaren van haar eigen emoties, haar eigen verleden en de dwaasheden uit haar leven, waarbij ze ook anderen betrokken heeft.
De MIR top en de stichters waren allemaal studenten uit begoede middens. Miguel Enriquez en verschillende van de partijleiders waren arts geworden. Vanuit hun sociaal engagement om een einde te maken aan zoveel ziekte, honger, pijn en sociale achteruitstelling en hun jeugdige hang naar 'wetenschappelijke' theorieën om maatschappelijke problemen op te lossen hadden ze een eigen redenering opgezet: het pseudo – wetenschappelijke karakter van marxistisch -leninistische gesloten denksystemen die een antwoord kunnen bieden op alle vragen en dus ook maakbaarheidsoplossingen bieden voor alle schrijnende sociale problemen.
De gevolgen waren verschrikkelijk. Alleen de sociale acties in sloppenwijken voor voedsel, scholen en gezondheidszorg leken een positief effect te blijven sorteren.
Voor de partijleden die er nooit in geslaagd waren om een leven op te bouwen buiten de partij, voor wie de MIR hun enige familie was en de revolutionaire theorie de enige zin van hun bestaan, stortte de wereld in als de MIR ontbonden werd. Een militante overleefde het door de steun van een psychiater '? voormalig partijlid.
Een landloze boer die lid geworden was van de MIR had een mooie verklaring voor de voorbije periode:'Wij hadden geen land, geen inkomen. Wij trokken naar de steden en werden marxistisch geschoold of raakten aan de drank.'
Revolutie of verslaving!
Was het allemaal zoveel doden waard?

Disengagement '? Amos Gitai 2007 met Juliette Binoche

Zelden zo'n lamentabele film gezien, zo'n eindeloos aaneenrijgen van slecht geacteerde scènes met ridicule mikmak van politiebevelen en rabbijnenbezweringen onder het blazen van de ramshoorn naar het einde toe.
Een oude joodse prof overlijdt in zijn stadspaleis in Avignon, zijn dochter '? Juliette Binoche '? regelt de uitvaart ( met nota bene de zwarte operadiva Barbara Hendrickx voor de kaddisj van de rouwenden ) .
Haar halfbroer komt uit Israel terug want hij is daar intussen politieman van de special forces.
De oude heeft testamentair bepaald dat Juliette Binoche naar haar dochter moet in de Gazah strook waar ze zelf als jong meisje vrijwilligers werk deed en zich liet bezwangeren. Haar kind werd ter plekke voor adoptie achtergelaten. De oude prof bleek al die jaren achter haar rug contact te hebben gehouden met zijn kleindochter. Ze was onderwijzeres in een nederzetting die door de troepen van haar halfoom ontruimd worden om de Gazah helemaal over te laten aan de Palestijnen.
Treurnis alom, naar inhoud, naar vorm en naar acteerprestaties.

Lost in Beijing van Li Yu 2007.

Je zou zowaar sympathie krijgen voor de Chinese censor die deze prent in China verbood. Naar verluidt omwille van enkele – wat heet – expliciete sexscènes. Wellicht probeerde de brave man de Chinese bioscoopbezoeker te behoeden voor een Chinese versie van 'Slisse en Cesar', de Vlaamse evergreen van Jos Gevers.
De humor en de plot van de film is van het niveau van voornoemde successerie. En dus is het hele verhaal nauwelijks meer dan opgeklopte lucht en flauwe kul als smaakmaker.
Een ruitenwasser ziet tijdens zijn waswerk hoe zijn vrouw genaaid wordt door haar baas, hij denkt hieruit een slaatje te kunnen slaan met afpersing voor verkrachting, vrouw blijkt zwanger, baas heeft geen kind, betaalt voor uitdragen van zwangerschap, vervalsen van de bloedgroepdocumenten, ruitenwasser toch liever weg met eigen zoontje, vrouw van massagesalonbaas ook weg met nieuwe auto, enzovoort enzoverder.
En dat alles in de stedelijke hoogbouwjungle van Beijing waar de ruitenwassersmaffia een eigen cultuur vormt van roven en stelen langs ieder openstaand raam of niet gesloten terrasdeur. Maar daarover geen woord. Sex in de massagesalons.
De wereld draait uitsluitend om de drie 'G's : geld, gat en god, zeker in Beijing.
En dat was het dan.
Zonder de attente zorg van de Chinese censuur was ons wellicht 'Lost in Beijing' bespaard gebleven wegens ten prooi aan de zoete onbenullige vergetelheid.

Archief

VSB poëzieprijs 2008 voor ‘ Bres’ van Leonard Nolens

13 april 2008

Leonard Nolens (1947) heeft met zijn meesterwerk ' Bres' de vsb poëzieprijs gewonnen.
In Bres heeft de dichter tien jaar lang gewerkt aan het afscheid van de twintigste eeuw, waarvan we de tweede helft voor onze rekening moeten nemen tegenover wie na ons komt. Het is niet fraai geweest en moeilijk aan hen te verklaren.
De Bres die Nolens heeft geslagen in ons geheugen helpt deze naoorlogse generatie de schaamte te dragen want niets is gebleken wat het leek, niets is geworden wat het zou en van de leugen die wij opgelepeld kregen van wie voor ons kwam hebben we geen beter, maar wellicht wel een mooier verhaal kunnen maken.
Althans Leonard Nolens heeft dat met ' Bres' voor ons gedaan.
In De Groene Amsterdammer van 05032008 zei hij het als volgt: '? 'Wij' heeft te maken met de meerderheid. Socrates zei: de opvattingen van de meerderheid zijn griezelverhalen, geschikt om kinderen bang te maken. Dát Wij, die meerderheid, daar wilde ik juist aan ontsnappen. Daarvoor moet de Wij in Bres steeds worden geherdefinieerd. Het persoonlijk voornaamwoord wordt in zoveel mogelijk contexten gebruikt. Want terwijl je het woord Wij gebruikt is er onmiddellijk een restrictie, er komt: ja, maar.'

Wij zijn die eeuw, die twintigste
Zonder getal, ik zei het al
Met de precisie van en losgeslagen tong.

Maak van ons geen foto.
Heb compassie met een vrouw
Die haar maten niet kent,
En draai geen film over verlamde mannen.

Maak van ons geen mens en geen verhaal.
Wij zijn de naakten die zich hullen
In brandende vlaggen,
In de namen van geschonden grenzen.

Onze kleermaker zit zonder stof.
Wij trekken ons uniform van vlees
Over andermans boten om onszelf te zien.
Wij nemen elkaar de maat
Met de mateloze centimeter van Gods afwezigheid.

Onze doorgeleerde mond is een vergissing
Of een gissing, en ons axioma luidt:
Wij weten niets. Wij weten niets.
Dat leren wij de kinderen op school.

Ut Bres, I. Vlees in uniform is volautomatisch, 16

Archief

Philippe Claudel, 'Il y a longtemps que je t'aime ', een film om niet te vergeten.

30 maart 2008

Philippe Claudel, 'Il y a longtemps que je t'aime ', een film om niet te vergeten.

Het is natuurlijk géén toeval dat een schrijver als Claudel een film maakt die in roulatie komt tijdens een hernieuwd debat over euthanasie in Frankrijk en België.
In Frankrijk kreeg Chantal Sébire van de rechtbank geen toestemming voor euthanasie wegens ondraaglijk en uitzichtloos lijden door een bottumor in het aangezicht.
Jamais je ne t'oublierai…
In België besliste Hugo Claus om de dood tegemoet te treden op het tijdstip dat hijzelf verkoos omdat hij de verwarrende verbrokkeling van zijn woorden als ondraaglijk en uitzichtloos herkende voor zichzelf en zijn geliefden.
Jamais je ne t'oublierai…
Philippe Claudel werkte ruim twee jaar aan zijn eerste langspeelfilm en als een groot schrijver weet hij de sluipende pijn in een samenleving te traceren en durft hij het aan de oorzaak van dat leed te onderzoeken.
In zijn boeken worstelen vooral mannen met hun positie in de maatschappij en hun plaats in zichzelf, waarbij terugtreden vaak de beste oplossing (b)lijkt: ’ J’abandonne ‘ – Zonder mij.
In zijn film proberen vrouwen hun positie in de maatschappij te handhaven en hun plaats in zichzelf te behouden, waarbij naar voren treden vaak de beste oplossing (b)lijkt: ’ J’y suis ‘.

Zoals in zijn literair werk bouwt hij in de film met ogenschijnlijk losse stapstenen een spanning waarop de toeschouwer kan steunen met de eigen stemme. Het beeldenspel van aangezichten, waarin we elkaar herkennen, wordt door de muziek in verschillende lagen uitgelicht. Hij kiest opzettelijk voor een verhaal en een beeldentaal die ruimte laat voor interpretatie, ook bij de finale onthulling.
De dreigende vragen rond vijftien jaar gevangenschap wegens moord door een jonge arts en moeder blijven wegen als een moreel dilemma tussen wie uitgesloten uit gevangenschap terugkeert en een maatschappij die niet weet hoe ze ermee om moet gaan.
'Il y a longtemps que je t'aime ' wordt in heel het Franse taalgebied onmiddellijk gevolgd door de tweede regel van het oude 'kinder'-liedje 'à? la claire fontaine' : 'Jamais je ne t'oublierai '.
Vrouwen vergeten niet, zij bewaren de verhalen van hen die niet meer zoeken naar een stem. Mannen moeten daarentegen leren vergeten en vergeven, zoals in 'Het verslag van Brodeck' door de burgemeester wordt opgemerkt.
Philippe Claudel onderzoekt in zijn literair en cinematografisch '? maar daarom niet minder literair '? werk het menselijk gedrag en zijn drijfveren. Zijn bevraging helpt beter begrijpen en biedt stapstenen voor het vermijden van nog meer pijn en lijden.
En daaraan dreigt de komende decennia hoge nood: het kan geen toeval zijn dat God weer terug is van weggeweest, als handzaam middel om de kudde kopschuw te drijven waar ze volgens zelfverklaarde herders hoort en volgens hun horige honden wezen moet. Fulminerende kardinalen en etalerende pausen, bezwerende imams en televisiedominees dreigen met hel en verdoemenis, met schuld en schaamte, gewetenloos egoà?sme en gebrek aan respect voor de ander, de stigmata van eigenbelang en het brandmerk van de weigering van de uitgestoken hand in het gedeelde lijden voor al wie zich dreigt te onttrekken aan de angst voor de dood. Alsof mensen die zelf hun lot en leven in eigen handen nemen en daarvoor in medemenselijkheid de volle verantwoordelijkheid opnemen, het vleesgeworden kwaad vertegenwoordigen.
Het kwade, jazeker, het kwade en bedreigende voor wie zich de macht heeft toegeëigend en het spel van en met die macht niet wil onderwerpen aan de kritiek van de kudde.
Want wie zich van die angst voor de dood heeft bevrijd, laat zich niet kopschuw maken, door hond noch herder.
In die zin is Philippe Claudel een behoedzame, solidaire en medelevende humanist, in woord en beeld.
In die zin is zijn film een ode aan de menselijkheid in een stad als Nancy die in haar huizen, straten, pleinen, parken en musea schatten van medemenselijkheid bewaart.
Niet alleen Karel de Stoutmoedige vond er de dood.

De muziek van Jean Louis Aubert, het spel van Elza Zylberstein als Léa Fontaine en van de Engelstalige Kristin Scott Thomas als Juliette Fontaine maken ‘Il y a longtemps que je t’aime’ onvergetelijk.

à? la claire fontaine
1.
à? la claire fontaine
M'en allant promener,
J'ai trouvé l'eau si belle
Que je m'y suis baigné.
Il y a longtemps que je t'aime,
Jamais je ne t'oublierai.
2.
Sous les feuilles d'un chêne,
Je me suis fait sécher.
Sur la plus haute branche,
Le rossignol chantait.
3.
Chante, rossignol, chante,
Toi qui a le cœur gai;
Tu as le cœur à? rire,
Moi je l'ai à? pleurer.
4.
J'ai perdu mon amie
Sans l'avoir mérité,
Pour un bouquet de roses
Que je lui refusai.
5.
Je voudrais que la rose
Fût encore à? planter
Et que ma douce amie
Fût encore à? m’aimer.

Philippe Claudel, Rivier van vergetelheid (Meuse l’oublie), uitg.De Bezige Bij 2006.

64. Slaap maakt ons naakt. Je kunt nooit dichter bij iemand komen dan wanneer hij slaapt: alsof je met de brutaliteit van een boerenkinkel zijn onwetende intimiteit, zijn onschuld betreedt. Of de leugen van zijn intimiteit.

Philippe Claudel, Grijze Zielen

152. De menigte zwelt aan, krijgt iets dreigends, sluit zich steeds dichter om de gevangenen heen, waarom weet niemand, misschien omdat menigtes altijd erg dom zijn. Er wordt met vuisten gezwaaid, er vliegen beledigingen en daarna stenen door de lucht. Wat is een menigte nou eigenlijk?
Als je één op één met mensen praat, zijn de mensen niets, een stelletje onschuldige heikneuters. Maar als ze met z’n allen zijn, dicht op elkaar pakt in een geur van lichamen, zweet en ademen, en elkaars gezichten zien, kunnen ze bij het minste woord in dynamiet veranderen, in een helse machine, een soepterrine gevuld met stoom die in je gezicht uit elkaar kan ploffen als je hem alleen maar aanraakt.

Archief

Hugo Claus, 1929 – 2008

20 maart 2008

Bewegen
I

Alsof door de wenteling van je lenden
een heldere nachtmerrie ontstaat
alsof de daimoon in je gewrichten
schokschoudert van het lachen

Dat bewegen van jou en mij
spelingen van het licht

De verwanten zijn ver weg
De liefdes, praat er niet over,
ik registreer alleen die dagelijkse
nonchalante dood van mij
een ridder
vol rare woorden

Uit ‘In geval van Nood’
opgenomen in ‘Hugo Claus – Nu nog, een keuze uit de gedichten’ – De Bezige Bij 2007, p. 345

De Morgen 20032008

‘Nu nog vergeet ik weer de goden en hun ministers,
zij is het die mij versplintert, veroordeelt en vergeet,
zij van alle seizoenen maar vooral van de winter
want zij wordt mooier, kouder naarmate ik verder sterf.’

‘Ik verkies een elegante, goedgemaakte leugen tegenover me te hebben die ik herken als leugen en waar ik mijn eigen hoffelijke en hoofse leugen tegenover kan zetten, in plaats van dat geëtter over de waarheid.’

‘Het enige serieuze is: de wellust.’

‘Poëzie is de kern van mijn werk. Een gedicht is een bliksem, proza is een stroom. Daartussen pendel ik.’

‘Schrijven is knutselen, niet de vloed van de ziel weergeven.’

+++++++++++++++++++++++++++++++++

Op kousenvoeten leek het wel,
Dat zijn dood zou komen
En wachten zou op zijn hoe en waar
Want hij durfde kiezen
Als een ridder van het woord
Die dat zelf gestand deed
Voor wie hem dierbaar was en
Bij wie hij blijven zal
In beelden en zinnen, kleuren
En klanken van een stem
Die de toppen van de ironie
Koesterde als een hoeder
Van de verhalen die niet
Meer zoeken naar een stem..

Archief

Lou Ye ‘Summer Palace’ en ‘Chinees Blauw’ van Micha X. Peled

9 maart 2008

'Summer Palace' – in het Frans 'Une jeunesse chinoise' – weegt op de kijker die soms tergend traagzaam de protagonisten kan volgen van het noordelijke Tumen naar de overvolle studentenkamertjes met de geur van lichaamsvocht en goedkope sigaretten, van de Beida – Universiteit in Beijing. De Lente van 1989 overwint de Hemelse Vrede in het hart, in een wolk van zaadpluisjes en gierende hormonen die hijgend verlangen naar de geur van wat als vrijheid wordt voorgespiegeld.
Geen jaar zal voor de generaties uit de tweede helft van de XXste eeuw meer betekenen dan 1989: meer dan 1953, meer dan 1956, meer dan 1968, meer dan 1984, meer dan 2000. Al zal het nog jaren duren eer we dat ook in ons hebben opgenomen: meer dan een nacht lang zitten janken voor de eindeloze reply op CNN van de student die met zijn plastik tasje een rij tanks probeert op te houden.
Een geloof dat ons jarenlang bitter had gedreven bleek een leugen van de macht. Een utopische zoektocht naar vrijheid, gelijkheid en broederschap bleek met het oog op de Hemelse Vrede niet haalbaar, erger nog: vooral niet wenselijk wegens als een beklemmende harmonie vanuit de Hemel telkens weer op de kudde neergelaten.
1989 was ook een verademing met veel onzekerheid over wat komen zou: in het voorjaar de Lente van Bejing , in de zomer het verbrokkelen van het Sovjet imperium, in het najaar de val van de muur in Berlijn en het einde van het Genie der Karpaten.

Voor de cineast Lou Ye is '1989' in zijn film 'Summer Palace' als de Lang-Leven-Heuvel waar de overbodigen en de overgeblevenen zich onsterfelijk weerspiegelen in het Kunming Meer aan de voet van de Heuvel, dat eeuwig de Tuinen van de Harmonie voeden zal.
Het leven van China's toekomst na 1989 is als de labyrintische chaos van het Zomerpaleis met honderden kamers, hoeken en kanten voor alle emoties van de menselijke metamorfose.

In een interview met Niels Ruëll in De Standaard (05122007) lichtte Lou Ye dit toe:

De gebeurtenissen op het Tiananmen-plein spelen slechts zijdelings een rol in ‘Summer palace’. Waarom zoomt u liever in op het seksleven van een jonge studente?

‘Door de heisa is het misverstand ontstaan dat Summer palace over 1989 gaat, maar de film strekt zich uit van 1987 tot 2001. Om 1989 te begrijpen, moet je ook kijken naar de jaren ervoor en erna.’
‘Ook als je een liefdesverhaal vertelt, is het goed te kijken naar voor en na. En als je eerlijk over de liefde wil praten, dan moet je openhartig zijn over seksualiteit. Seks is belangrijk en speelt ook een grote rol in mijn herinneringen aan 1989. Jongeren die voor het eerst de liefde ontdekken, vallen altijd ten prooi aan een lawine van emoties. In Summer palace komt daar ook nog eens de onzekerheid bij van veranderende tijden. Dat maakt het allemaal nog complexer en vermoeiender.’
‘Het hoofdpersonage leeft in voortdurende onzekerheid: is het nog aan? Ziet hij mij nog graag? Als het te goed gaat, wordt ze argwanend. Maar als het slecht gaat, voelt ze zich helemaal ellendig. Je mag van de liefde niets verlangen. De liefde brengt niet noodzakelijk geluk en leidt niet automatisch tot een lang huwelijk.’
‘Er is zoveel te vertellen. De razendsnelle groei van de economie veroorzaakt veel problemen. Het land staat onder extreme druk. Het voordeel daarvan is dat de overheid niet al te veel tijd heeft om zich zorgen te maken over kunstenaars. Schilders en muzikanten worden met rust gelaten. Filmmakers springen helaas iets meer in het oog.’

Door Beijing na de Lente te ontvluchten naar Berlijn werd Lou Ye niet meegesleept in de collectieve depressie die destijds vele studenten onder overviel:

'In de jaren negentig heeft mijn generatie economisch gezien het nodige bereikt. Maar geestelijk kwamen velen in een vacuüm terecht.
'Summer Palace' is in China verboden maar zal in beperkte kring wel illegaal worden verspreid. Veel mensen zullen tot tranen toe worden geroerd. Het zal hen pijnlijk herinneren aan hun passie en het gevoel dat hun hart heeft verloren. Nu hebben ze alleen mooie huizen en een snelle auto om hun leegte te compenseren.'

Lou Ye prijst zich gelukkig dat hij als filmer een uitlaatklep heeft voor zijn gevoelens en die van zijn generatiegenoten. Als die niet worden gesublimeerd, kunnen ze volgens de filmer ontaarden in woede en geweld: het grote gevaar voor China.

'Voor de jeugd van nu in China zal de film minder herkenbaar zijn. Ze is volslagen afgesneden van de geschiedenis. Zij hoeven niet te leven met de vernedering van de culturele revolutie en ze weten ook niets van de pijn van de studenten van 1989. Op een bepaalde manier is dat gevaarlijk maar het is tegelijkertijd ook een zege voor China. Die onwetendheid waarborgt veel openheid en levensmoed.'

'Summer Palace' is zeker niet filmisch maar wel historisch een Chinese versie van 'La Meglio Gioventà? ' van Franco Tullio Giordana.
De protagonisten worden uit elkaar gedreven. Zhou Wei vlucht vanuit Beijing naar Berlijn. Na de zelfmoord van Li Ti keert hij terug naar China. Yu Hong trekt naar Shenzen, Wuhan, Sjanghai om finaal terecht te komen in de monsterlijk groeiende stad Chongqing, met meer dan 40 miljoen inwoners het barstende waterhoofd van centraal China
De slotscène van 'Une jeunesse chinoise' speelt zich af op het eindeloze strand van Beidaihe waar de ‘overgebleven bloem’ uit het noorden, Yu Hong de eens zo intense beminde Zhou Wei ontmoet als de poëtische omschrijvingen van jaren geleden: 'Liefde is als een wonde. Eens genezen is het voorbij'
'Summer Palace ' werd in China verboden en Lou Ye kreeg (na 2 jaar cameraverbod voor ‘Suzhou river’ een filmverbod van 5 jaar) voor de originele beelden uit de studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede en vooral omwille van de vele seksscènes die ‘Summer Palace’ ongetwijfeld een cultstatus zal verlenen als voorlichtingsfilm in het land van de publieke preutsheid.
Triester is de cultstatus die 'Summer Palace' zal krijgen als film noir over de onmogelijkheid van vriendschap en liefde in tijden van vrijheid en verlossing.

Op het graf van Li Ti in Berlijn staat geschreven:

'Of vrijheid en liefde bestaan of niet, in de dood is iedereen gelijk. Ik hoop dat de dood je einde niet is. Je hield van het licht, dus je zult de duisternis niet vrezen.'

De uitbarsting van emotionele, seksuele en sociale vrijheid in 1989 lijkt een peilloze leegte over te laten die moeizaam gevuld wordt met neurotisch consumeren van de nieuw verworven rijkdom. De jeugd van toen doorstond het loden tijdperk en kan zijn kinderen vandaag de schoonheid, kracht en wijsheid niet voorhouden van een vrijheid die zich onbevangen durft te binden aan de ander. Wie liefde ervaart als een wonde, is dermate misbruikt en mishandeld dat het een hele generatie drijft tot automutilatie. Wie zich niet durft te binden en geen engagement meer durft aangaan, is gedwongen zijn hele leven te lijden in angst en neurose. Menselijke relaties worden verengd tot kille zakelijke contacten waardoor het pluis van de lente vergeefs zal wolken in het land van de overgebleven één-kind-gezinnen, waar één schoonheid uit het noorden een land kon ruà?neren:

'n Zeldzame schoonheid uit 't noorden.

is de mooiste vrouw ter wereld. Aan één oogopslag van haar gaat een stad ten onder, Eén aanraking ruà?neert het hele land. Liever dan de rede van het weten
Proeven wij de vernietigende passie
van een schoonheid als deze'?
Uit 'House of Flying Daggers' van Zhang Yimou

“Chinees Blauw” van Micha X. Peled op Lichtpunt – Canvas
Zondag 9 maart 2008 23 uur '? als DVD bij http://www.lichtpunt.be/intern/programma/voorwaarden_01.html

Het kostte de filmmaker Micha Peled enorm veel moeite om een fabriek te vinden waar ze in volledige vrijheid mochten filmen. Uiteindelijk hapte een directeur toe die het een eer vond om in een Amerikaanse film te mogen spelen. Zijn fabriek is ontegenzeggelijk een van de betere van het land, maar dan nog werken de arbeiders er minimaal elf en maximaal vierentwintig uur per dag. Ze mogen tijdens hun dienst twee keer naar de wc en wonen vlak naast de fabriek met twaalf personen op één kamer waar ze moeten betalen voor warm water. En nee, het loon wordt niet netjes iedere maand op dezelfde dag uitbetaald. Het is steeds maar weer afwachten wanneer het komt en hoeveel het is.

Dat geldt ook voor het jonge meisje Jasmine dat op zestienjarige leeftijd werk vindt in de spijkerbroekenfabriek. Ze wordt te werk gesteld als draadjesknipper, wat inhoudt dat ze voor vijf eurocent per uur de losse draadjes van broeken afknipt. Na zeven uur ’s avonds is de officiële werkdag afgelopen, maar Jasmine werkt geregeld langer door. Dat kan oplopen tot wel vijfendertig uur extra per week. Onbetaald, want overwerk wordt nooit vergoed. Door de krankzinnige werktijden slaapt Jasmine zelden meer dan vier uur per nacht. Als haar eerste, slopende maand is afgelopen, hoort ze dat ze geen loon krijgt, maar overstappen naar de concurrent doet ze niet, want niemand wil het risico lopen om ook daar de eerste maand niet betaald te krijgen. Klagen heeft geen zin, want vakbonden zijn verboden en voor elke vacante plek zijn er in China niet tien, maar duizenden gegadigden.

Door niet alleen de arbeiders te volgen, maar ook de trotse directeur Lam en zijn staf reikt Chinees Blauw verder dan een oppervlakkige verkenning van ellende. Het eenzijdig verhogen van de arbeidslonen is namelijk niet de allesomvattende oplossing van dit probleem. Verhelderend is een gefilmd gesprek tussen de directeur en een Engelse importeur over een grote bestelling spijkerbroeken. De importeur biedt niet meer dan €2,75 per broek. Vraagt Lam meer, dan gaat de importeur simpelweg naar een concurrerende fabriek waar de arbeiders in nog slechtere omstandigheden werken. Lam zakt dus met zijn prijs in de overtuiging dat hij die bewuste order alleen winstgevend kan houden door de lonen nog verder te verlagen.

Regie: Micha X. Peled.
Productie: Teddy Bear Film en ITVS., met de steun van de Corporation for Public Broadcasting, het Sundance Documentary Fund en NAATA., VS 2005.

© Lichtpunt 2008

Archief

Luuk Gruwez – Lagerwal. Gedichten. uitg. Arbeiderspers

2 maart 2008

Een nieuwe bundel gedichten van Luuk Gruwez: ‘Lagerwal’, ook over moeders en helden die we niet zijn, noch willen of mogen zijn.
Daartussen een hele fijne over de hoofdstad van Limburg en een slotakkoord zoals het in de Stoomstroopfabriek kan klinken.
Voor de prachtige rede van Luc Devoldere bij de voorstelling van ‘Lagerwal’ in Brugge verwijzen we graag naar De Contrabas: met een van zijn mooiste verzen ‘Sourdine’ (uit: Een huis om dakloos in te zijn, 1981):

En als er geen tederheid meer is,
laten wij de tederheid dan veinzen
met geblinddoekte handen en geloken ogen,
liggend aan elkander als een grens
.

Hasselt

Zijn groene boulevard die nog niet lang bestaat,
zijn blauwe boulevard die nog lang niet bestaat,
zijn vaak geprezen smaak en of die wel bestaat
behalve in zijn jonge klare of in Petotjes speculaas.

Stad waar obers mankementig leerden nijgen – het sexappeal van omeletten in hun blikken
en altijd weer die rouwrand om de vrouwen
die ze niet langer dan één koffie kunnen houden.

Stad met te veel toekomst, stevig
ingepakt in een petieterig verleden.
Nachtwinkels die vloeken met de chic
van brasseriën, coiffeurs en boetieks.

Geen plek heeft zoveel nood aan overal:
wij zijn, welja, modern hier in Hasselt,
modern maar modest en ons kent ons
en onze eurocenten die wij niet verliezen willen.

Maar zacht en wulps zijn Hasselts vrouwen
die zich moedwillig van lippen vergissen
iets opgetogens fezelend van tussen hun dijen.
Zij kijken hun wimpers los van hun ogen.


Niets

Niets eindigt zoals het hoort. Niet
het dankwoord en niet de lustmoord,
niet het rustoord en niet het slotakkoord.
Geen enkel rijmwoord. Niets zoals het hoort.

Archief

Lucian Freud Gemeentemuseum – Peter van Straaten Meermanno – Den Haag

25 februari 2008

Gemeentemuseum Den Haag Lucian Freud
nog tot 8 juni 2008

Een trektocht doorheen het prachtige Haagse Gemeentemuseum van Berlage is dezer dagen wat droef te moede.
Niet om het lege maar heldere vormenspel van César Domela (1900-1992) - jongste zoon van de Nederlandse socialistische politicus Ferdinand Domela Nieuwenhuis die de bezoeker begeleidt naar Mondriaans Victory Boogie Woogie (1942-1940)
Niet om het ontbreken van een fors deel van 'De Stijl'- collectie
Niet om het lijn- en vlakkenspel van Hanns Schimansky (1949)
Niet om de mooi georkestreerde rotzooi van Matthias Weischer (1973, Elte, Westfalen)
Niet om de erg matige inpandige horeca '? die in de belendende parkdelen van het Museumcomplex wat gecompenseerd wordt,
Wel een beetje om de matige en matte 'Picasso in Den Haag' '? 'Malen gegen die Zeit' in K20 te Dusseldorf was van een fundamenteel ander kaliber.

Maar vooral om de overzichtstentoonstelling van Lucian Freud, kleinzoon van'?.
Het is zijn werk aan te zien.
Stroeve schoonheid, schutterige schenkels, schrijnende schilderpsoriasis en modellen die onmiskenbaar de tekenen dragen van de langdurige, zwoele en zweterige ontmoeting met de meester die tijdens de eindeloze sessies liedjes placht te zingen en verhaaltjes vertelde waarbij iedere humor uit zijn werk lijkt weggestreken.
Lucian Freud verslindt zijn modellen en het is hen aan te zien, hoe ze aan die vraatzuchtige ogen met een afgewende blik proberen te ontkomen, hoe ze psoriasis krijgen van zijn verf. Dat olifantenvel moet hen hoeden voor het nietsontziende schildersoog. Een enkel argeloos kindje van de flink geteisterde 'familie Pearce' (1998) kijkt de toeschouwer aan. De anderen zijn hun onschuld verloren , gesteld dat ze die ooit zouden bezeten hebben.
Je kan je afvagen of een model voor Lucian Freud onschuld kan kennen.
Ook Her Majesty niet!
De gesprekken met enkele van zijn modellen op film en dvd geven een glimp te zien van wat er in Freuds loeiheet, volgeklierd en stinkend atelier allemaal gebeurde.
Zijn plant- en tuinschilderwerk is teder en geraffineerd gelaagd, het vroegere portretwerk is bevreemdend maar zijn modellen lijken minder te lijden.
Met de jaren doet hij meer in verf.
De psoriasis en het eczeem worden er steeds dikker op gelegd,
en de ziel van de toeschouwer krijgt er jeukende eelt van.

Intussen loopt in het magnifieke Museum Meermanno '? Westreenianum aan de Prinsessegracht 30 in de Residentie een boeiende tentoonstelling over 'Peters Meesters – Peter van Straaten en zijn inspiratiebronnen '? nog tot 4 mei 2008

Het werk van peter van Straaten wordt getoond naast dat van kunstenaars (tekenaars, illustratoren en cartoonisten) die hem geà?nspireerd hebben: boeiende plaatjesboeken van de 'Gibson girls', Jo Spier, Rembrandt, Gustave Doré. Sinds 1995 verschijnt Peter's zeurkalender met op ieder blad een verademing van herkenbaar leed.

Nog tot 27 april 2008 is er ook een Boekbandententoonstelling 'Koppermaandagproject 2008'. Deze keer hebben vijftig handboekbinders Elsschots Lijmen/Het been gebonden.
Koppermaandag betreft een oude traditie in de grafische wereld, en valt op de eerste maandag na de dag des Heren, volgend op Driekoningen, voor 2008 was dat 14 januari.

Dit jaar is gekozen voor Lijmen/Het Been van de Belgische schrijver Willem Elsschot (1882-1960); in dit boek zijn reproducties opgenomen van de illustraties (lino's) die de Belgische kunstenaar Henri van Straten (1892-1944) speciaal voor de boeken Lijmen (1923) en Het Been (1938) maakte.

Het Museum Meermanno heeft een leuke collectie kleinodiën uit de oudheid, als ansichtkaarten van verre vroege reizen. Maar de boeken die er staan zijn fenomenaal, zeker de muziekhandschriften en drukken.

Musea als deze gaan een grote toekomst tegemoet, want de digitale informatiedragers zullen het bedrukt papier verdringen tot dat laatste enkel nog als kunstige luxe objecten tentoongesteld wordt op salontafel of schouwmantel, zoals vroeger de mooiste harnassen gemaakt werden wanneer ze iedere militaire functie door de opkomende vuurwapens reeds lang verloren hadden.
Het duurt geen decennium meer of mooie dure boeken zijn enkel nog tekenen van cultuur, rijkdom en verfijning. De rest van wat nu nog bedrukt papier nodig heeft, zal uitsluitend nog digitaal geconsumeerd worden
.

Archief

Matthias Schulz: En toen was er kunst – vert. W.Hansen HP/De Tijd – Der Spiegel

17 februari 2008

HP/De Tijd 01022008 Cultuur : En toen was er kunst. Matthias Schulz – vert. W.Hansen – Der Spiegel

Een bijzonder boeiend artikel in HP/De Tijd van 01022008 naar aanleiding van de nieuwste intrepretatie van recente vondsten omheen de grotten van Vogelherd in de buurt van het Duitse Ulm.
Ook de anatomisch moderne mens, die ongeveer 200.000 jaar geleden in Afrika opdook, bleef heel lang een oncreatieve hannes. Pas toen hij Europa introk, ruim 40.000 jaar geleden, kuste de barbaar uit de steentijd plotseling de muze.

De theorie van de zich langzaam ontwikkelende kunst was een vergissing, zegt Jean Clottes, hoogste custos van de grot van Chauvet. Het menselijk voorstellingsvermogen heeft zich schoksgewijs ontwikkeld – en meteen op zeer hoog niveau.

Volgens Nietzsche’s kunstfilosofie is kunst een soort esthetische surrogaatreligie.

Bij alle postmoderne verwarring wordt vergeten dat zelfs de kunstenaars van de oude Grieken helemaal geen kunstenaars waren: ze deden aan godsdienst. Het Griekse theater was geen amusementsfabriek, maar behandelde in de tragedie het lijden en sterven van Dionysus. Ter ere van hem traden de toneelspelers aan.

Pas in de moderne tijd kennen we de 'cultus van het genie'. Eenzaam en los van alle bindingen, helemaal op zichzelf teruggeworpen, omgeven door een ingestorte hemel, 'transcendentaal dakloos', maar tegelijk met een scherpe niets ontziende blik '? zo trad de kunstenaar nu naar voren. Het Italië van de renaissance heeft dat idee van de eenzame, esthetische strijder ontwikkeld.

Een van de meest verspreide magische handelswijze om een vijand schade toe te brengen is een evenbeeld van hem te maken, noteerde de zielkundige Sigmund Freud al, die met een grote aandacht het vroege werk van de volkenkundigen volgde.

Daarom zocht hij met magische middelen naar wegen om invloed uit te oefenen en zich een troostende wereld volgens eigen regels te scheppen. De prehistorische kunst is een poging geweest 'de mensen van hun angsten te bevrijden en hun hoop en vertrouwen te geven', zegt de Britse etnoloog Edward Evans-Pritchard.

Alle kunst, zegt Nietzsche, welt op uit een verborgen wereld van leed.

Die opeenhoping en opstuwing van mensen is volgens de prehistoricus Floss voor de mens de belangrijkste aanleiding geweest om tot estheet te muteren. '?Hij zonderde zich van de natuur af en leefde volgens eigen regels'?.

'Het oppervlak van het lichaam werd een symbolische toneel waarop het drama van de socialisatie zich afspeelde', aldus Terence Turner, een antropoloog van de universiteit van Chicago

Er is veel voor te zeggen dat de in adrenaline gedoopte olifantenjacht diepe sporen heeft nagelaten in de fantasie en de verbeeldingskracht van de vroege mens. De jacht ging gepaard met een groot risico gewond te geraken, en er vielen veel dodelijke slachtoffers. De prehistorische jager zocht daarom naar oplossingen om de verschrikking draaglijker te maken – met behulp van de magie.

In de jaren 90 was het Joachim Hahn, prehistoricus in Tübingen, al opgevallen dat de kunstenaars van de ijstijd vooral 'agressieve en sterke dieren' afbeelden.

Psychoanalytische gezien droegen de eerste schepselen zich getraumatiseerd; ze bootsten na waarvoor ze het bangst waren.
De dichter Rainer Maria Rilke heeft het zo uitgedrukt:
‘Want het schone is niets dan het juist nog door te verdragen begin der verschrikking,
en wij bewonderen het zo, omdat het, onaangedaan, versmaadt ons te vernietigen.’
(Eligieën van Duino)

Maar toen, rond 28.000 jaar geleden, gingen de Michelangelo’s van de prehistorie zich wijden aan een nieuw onderwerp. De naaktheid en de lichtzinnige tentoonspreiding van de geslachtelijkheid kwamen in de mode. De tijd van de wonderlijke 'Venusbeelden' begon.

De mensen uit de ijstijd konden van alles gebruiken – alleen geen vruchtbaarheidsgodin.

Het is veeleer denkbaar dat de forse Venussculpturen in het middelpunt stonden van een streng geregeld en zelden plaatsvindende sekscultus. Bijna alle volkeren uit de oudheid kennen de gecontroleerde uitleving van de drift door een sacrale orgie. Het carnaval ter ere van Ishtar duurde dagenlang '? alle remmingen gingen los. De rest van het jaar moest het volk weer zedig zijn.

Zoiets kan ook in het stenen tijdperk hebben bestaan. Toen al waren als gevolg van een steeds gecompliceerder sociaal leven de boeien van Eros zo knellend dat ze kennelijk amper meer te verdragen waren. Daarom zette de homo sapiens zijn hartstochten en hormonale opwellingen om in kleine sekspoppen

Archief

37 th IFFR: Dagen zonder lief '? Cross Roads '? Shanghai trance '? He Fengming, a Chinese memoir

3 februari 2008

37 th International Filmfestival Rotterdam

Dagen zonder lief '? Cross Roads '? Shanghai trance '? He Fengming, a Chinese memoir

'Dagen zonder lief 'van Felix van Groeningen is een luchtige poging om heimwee van jonge mensen op te kloppen tot een verleden dat ieder personage construeert om zichzelf bij mekaar te houden in een leefomgeving die snel desintegreert. De terugkomst van Zwarte Kelly ( Wine Dierickx) die Sint Niklaas had ingeruild voor New York, zorgt voor onrust in de relaties van de vrienden van toen. Het verhaal van haar abortus en de zelfmoord van een van de vrienden biedt nieuwe perspectieven om de sleur te doorbreken. 'Dagen zonder lief' heeft van ver iets van 'Bonjour Tristesse' van Franà?oise Sagan. De film heeft soms wat van een promotieshot van Freddy Willockx voor zijn nieuwe Grote Markt, inclusief ondergrondse parking en prachtige leegstaande lofts. Zij het dat de kijkers van dit soort bewegende beelden te weinig in de slappe was zitten om doelgroep te spelen voor deze projectontwikkelaars.
De toeschouwers in Rotterdam leken zich te herkennen in de humor van de uitzichtloosheid die mooi wordt verwoord door Nick ( Koen De Graeve), de oudere jongere die blijft loeren naar kakelende kuikens: >'?Eigenlijk zijn we allemaal camionchauffeurs. We zijn altijd alleen onderweg.'?
De dialogen in 'Dagen zonder lief 'werden in Rotterdam gesmaakt en het applaus was intens.
De muziek van Jef Neve is prachtig en vervoerend.
Jef Neve is dan ook van Turnhout. 't Is tenslotte overal Turnhout, zelfs in Sint Niklaas!

Crossroads '? Wang Jing.

Wang Jing (1981) is voor haar film vanuit Beijing teruggekeerd naar haar geboortestad Jishan in de provincie Shanxi. Ze lijkt een grote affiniteit te hebben met jonge mensen op haar oude school waar ze de kalverliefdes, het pesten, het gekonkel van leraren en directie, de positie van de ouders die bepaald wordt door hun geld, eindeloos weet te verfilmen. Het geeft de toeschouwer de kans om naast de hoofdpersonen een idee te krijgen van het ware leven in het Rijk van Midden dat aan een reusachtige wederopstandig begonnen is. De brokkelige infrastructuur, de stank, het stof, het gebrekkige vervoer, het lawaai, de belabberde woonomstandigheden, overbevolkte klassen zijn het decor voor haar puberverhaaltjes. Wellicht ongewild geeft ze ook een indringend beeld van de jongerencultuur in een maatschappij waar alle normen en waarden van het communistische tijdperk ingeruild werden voor de enige alomtegenwoordige leuze: 'Verrijk uzelf, zo helpe u god almachtig!'
Fascinerend hoe scholieren oude geheime genootschappen heroprichten, hoe ze zich wentelen en keren in misdadige triades die met steaming, roof, geweld en dreigen met ouderlijke macht aan geld komen voor hun eindeloze behoefte aan sigaretten als statussymbool.
Dit soort bendes helpen de professionals die archeologische sites plunderen om zichzelf te verrijken. Ze leveren hand- en spandiensten aan corrupte aan- en ondernemers. Ze zijn het voetvolk in de strijd om de nieuwe macht en zoeken een houvast in de eigen bendecultuur waarvan ze de uiterlijke tekenen dragen en op hun lichaam tatoeëren als houvast in een snel verbrokkelende maatschappij waar een bebrilde intellectueel hoogstens nog als randfiguur zal worden gedoogd.

Shanghai Trance

David Verbeek maakte als jonge Nederlandse regisseur een Chinese film over Shanghai, de stad der wonderen. Er is geen stad in de wereld waar zekerheden in leven, werken en sterven zo snel veranderen. Jonge mensen herkennen vandaag de ratrace van de geschiedenis in hun eigen nog zo kortstondige leefervaring. Een gebrek aan continuà?teit, het ontbreken van een minimum aan zekerheid en veiligheid zet de één '? kind – gezinsconstructie zwaar onder druk. Alle aandacht weegt op het ene kind als vrucht van de verwachtingen van vier grootouders en twee ouders. Dat ene kind torst de verwachtingen van alle generaties và?à?r hem of haar. Shanghai was sinds de XIX de eeuw de schrik van de Chinese machthebbers. De laatste keizers beefden voor gerommel in deze havenstad, de voornaamste poort voor heel China. Mao Zedong en Deng Xiaoping waarschuwden de partijtop steeds een oogje te houden op Shanghai. Daar broeide alle dissidentie tegen het hoofdkwartier in Beijing, tot en met de Bende van Vier.
Recent nog werd zowat de hele partijtop afgevoerd.

De film zit drie jonge koppels op het lijf in hun leven en liefde, hun hebben en houden tot ze elkaar kruisen in de eeuwig grommende stad, waar nooit stilte te horen is.
Merkwaardig herkende de jonge Nederlandse filmmaker nog een ander aspect van Shanghai: de stad waar de vrouwen eeuwenlang de broek dragen, de matriarchale stedelijke cultuur.
Shanghainese vrouwen worden met enige terughoudendheid onwennig bekeken door Chinese mannen. Zij verdienden generaties lang doorgaans veel meer door extra inkomsten uit de prostitutie en aanverwante beroepen, waarbij de partner thuis voor de kinderen zorgde. Zo is de vader van de ambitieuze en elegante Zhang Yi enkel in haar thuiskomst geà?nteresseerd om geld voor zijn gokverslaving.

Shanghai leeft, werkt en sterft dag en nacht in een adembenemend ritme dat David Verbeek goed heeft weten te vatten. Jonge mensen trachten te surfen op de golven van de nieuwe economie om te vermijden dat ze in slavenjobs voor boeren en buitenlui verzeilen.
'Shanghai Trance'is een mooie illustratie bij het illusoire 'Ieder voor zich en de stad voor ons allen. '

He Fengming, a Chinese memoir

Meer dan drie uur onafgebroken staren naar een scherm waarop een oude dame met gesloten ogen eindeloos praat in een voor ons onbegrijpelijke taal is een hypnotiserende ervaring.
De spreekster is een oude journaliste die voor de statische camera van Wang Bing in één ruk door haar leven vertelt, enkel onderbroken door een toiletbezoek, een slokje thee, een telefoonoproep.
Haar schamel interieur wordt op je netvlies gebrand. Haar stem verleidt je als toeschouwer, omdat de armzalige Engelse ondertiteling veel ruimte laat voor eigen interpretatie.

Dit is een gruwelijke film die je moeilijk loslaat wegens de grote waardigheid, de bijna stoà?cijnse getuigenis van He Fengming die haar studies Engels opgaf om met haar man journalist te worden in het partijdagblad wanneer het Volksbevrijdingsleger in 1948 Lanzhou in de noordelijke provincie Gansu binnentrok. Ze waren jong en wilden meewerken aan de opbouw van een modern, socialistisch China. Ze werden lid van de partij en droegen haar boodschap uit.
Wanneer de Grote Voorzitter in 1956-1957 de liberaliseringsbeweging 'Laat honderd bloemen bloeien, laat honderd scholen wedijveren!' lanceerde, reageerde de man van He Fengming '? Jingchao – enthousiast met vier essays waarin hij de kritieken van voorzitter Mao tegen de bureaucratie in partij en staatsapparaat ondersteunde met lokale voorbeelden.
Bij bijltjesdag werd hij dus snel herkend als raddraaier van 'de rechtse krachten die de kop hadden opgestoken'.
Na veel volkstribunalen werd Jingchao met zijn vrouw naar de werkkampen verplaatst om de ware revolutionaire geest te herontdekken en ten volle tot zich te laten doordringen. Hun kinderen werden overgelaten aan de grootouders. Jarenlang werkten ze zich te pletter opdat de partij hen als rechtgeaarde communisten zou kunnen herkennen. In wanhoop en vertwijfeling zaten ze opgesloten in concentratiekampen waar vele partijgenoten als 'rechtse' krachten stierven van honger en ontbering tijdens de herscholingsactiviteiten.
Wanneer Fengming bericht krijgt dat haar man stervende is, probeert ze hem alsnog te bereiken. Maar ze komt te laat met voedsel en medicijnen: hij was reeds in een massagraf verdwenen. Haar verhaal heeft door de taaie, tedere en serene klank iets bovenmenselijks.
Eens gerehabiliteerd en opgeborgen als klerk in het krantenarchief '? de oude kameraden waren de schaamte reeds lang voorbij '? lanceerde voorzitter Mao in 1966 de Grote Proletarische Culturele Revolutie. He Fengming werd opnieuw uit de archiefkelders opgedoken als rechtse antiproletarische kracht die ook nog een grootgrondbezitter in haar stamboom zou gehad hebben. Socialistische meet- en maakbaarheidsideologieën hecht(t)en veel belang aan de genetische herkomst van de kudde die zij willen bewinnen in de heilsstaat.
Zij gaan immers prat op simpele mechanistische wetenschappelijke kwalificaties die ze zich gretig toedichten als aanhangers van het dialectisch en historisch materialisme.

Deze keer zou He Fengming zich moeten herscholen op het platteland in warmere zuidelijke provincies. Ook deze culturele revolutie overleefde ze.
Na vele jaren keerde ze als een oude vrouw terug naar Lanzhou om de herinnering aan haar man, hun lijden en dat van miljoenen anderen uit te schrijven: heel vele mensenlevens die vermalen werden door het wentelende wiel van de Chinese geschiedenis.

De episode waarin ze vertelt hoe ze met haar oudste zoon het graf van haar man zocht in het dwangarbeiderskamp in het koude noorden, gaat door merg en been. Haar intussen volwassen zoon riep voor het eerst in zijn leven de naam van zijn vader over de eindeloze verzameling grafstenen, waar ze zijn graf nergens konden terugvinden omdat de aanduidingen door het barre klimaat weggevreten waren. Nooit had hij als kind de naam van zijn vader kunnen, durven noch mogen uitspreken omwille van de mogelijke politieke gevolgen.

De waardigheid waarmee deze grote dame haar leven onder het socialisme vertelt, is aangrijpend. Ook in de slotscène waar ze telefonisch contact heeft met andere gerehabiliteerde dissidenten die het overleefd hebben: 'Old soldiers never die!'

Wang Bing heeft met deze film een monument opgericht als een kras op de ziel van de toeschouwers opdat de Chinese herinneringen van He Fengming blijven schrijnen, zeker ook in het Rijk van het Midden.

Archief

Nationale Gedichtendag 2008

31 januari 2008


Het geeft niet of de ouderdom komt, wat is ouderdom?
Je hebt je schouders onder de wereld gezet
en die weegt niet meer dan een kinderhand.
Oorlogen, honger, vergaderingen in gebouwen
bewijzen enkel dat het leven doorgaat
en dat nog lang niet iedereen zich heeft bevrijd.
Sommigen vinden de aanblik barbaars
En zouden (gevoelige zielen) liever sterven.
De tijd is gekomen dat sterven niet helpt.
De tijd is gekomen dat leven verplicht is.
Leven zonder meer, zonder mystificatie.

Carlos Drummond de Andrade (1902 '? 1987)
Geciteerd in Cees Nooteboom, 'Tumbas', graven van dichters en denkers.
Uitg. Atlas.

Archief

Zhang Yang, Shower: hoge nood aan manueel strijk- en knijpwerk in moderne samenlevingen.

19 januari 2008

In Rotterdam wordt door het Fonds Achterstandswijken Rotterdam – FAW - nascholing voor huisartsen aangeboden met een film die tot nadenken kan stemmen over de relatie arts – patiënt in wijken waar vaak meer dan de helft van de bewoners van allochtone herkomst zijn.

Wegens de van oudsher vrij grote Chinese populatie in Rotterdam werd de film van Zhang Yang ( 1965) Shower uit 1999 gepresenteerd, die bij Film International in 2000 de publieksprijs kreeg toebedeeld.
De grote toevloed van Chinezen in Rotterdam viel samen met de economische crisis waar de stakingen in het begin van de XX ste eeuw van zeelieden en havenarbeiders gebroken werd door het aanwerven van Chinese zeelui, die nadien gedumpt werden op Katendrecht en in vreselijke armoede probeerden te overleven door pinda's te verkopen
Gabriel van den Brink onderzocht voor zijn studie 'Culturele contrasten – Het verhaal van de migranten in Rotterdam' ook deze bevolkingsgroep naar herkomst en samenstelling, waarbij telkens de geslotenheid opviel, waardoor ook de integratie in het Rotterdamse stedelijke weefsel bijzonder pover scoorde.
Zhang Yang heeft met ‘Shower’ veel prijzen weggekaapt op alle mogelijke internationale festivals: “Het badhuis is een microkosmos waarbinnen je perfect het menselijk gedrag kunt observeren.” Het originele badhuis heeft echt bestaan in de wijk van Beijing waar Zhang Yang zelf opgroeide.
De film opent met ‘harmonische’ toekomstbeelden van Beijing aan de vooravond van het nieuwe millennium (dat van China!). In een drukke winkel- en kantorenstraat nadert de cineast zelf een ultramoderne doucheblok, waar hij zich na digitale identificatie in een cabine uitkleedt voor een douchebeurt met alles erop en eraan: mechanisch, automatisch, zonder één enkele menselijke interventie. Met dit ideale toekomstbeeld voor de nieuwe mens in het land van het Harmonische Socialisme maken menselijke relatie plaats voor efficiënte maakbaarheidsidealen die hand is hand gaan met modern geldgewin.
In het ware leven heeft een Chinese zakenman Zhang Yang benaderd om dit revolutionaire doucheconcept te commercialiseren: “Die douche staat symbool voor de klinische maatschappij waarin China dreigt te veranderen. Met het verdwijnen van de traditionele badhuizen gaan ook de sociale structuren teloor van de wijken waarin ze een spilfunctie vervulden. In Shower zie je oude mannen in het badhuis met elkaar keuvelen, ze spelen krekelgevechten, masseren elkaar, maken ruzie en sluiten weer vriendschap. Het is een soort microkosmos waarbinnen je het menselijk gedrag perfect kunt observeren. Iedereen is er gelijk, ontdaan van kleding en sociale status. De ideale plek om een ode aan het samenzijn te brengen.”
Openbare badhuizen en publieke wasplaatsen waren eeuwenlang ontmoetingsplaatsen waar gemeenschappen aan elkaar werden gesmeed.
Met de automatische wasmachine en de private badkamer van Expo 58 plooide de moderne mens op zichzelf terug om met zijn eigen televisie nog een klein raampje op de verre wereld te houden: alleen en vaak angstig, hoogstens vergezeld van het de leden van het kleine kerngezin.
De kracht van een samenleving, van een veilige gemeenschap werd gebroken.

Zhang Yang werd door de Chinese filmcensoren verplicht een scène te schrappen waar projectontwikkelaars het badhuis komen opmeten omdat de hele wijk plaats moet maken voor een nieuw winkelcentrum met torenhoge flatgebouwen: “In de scène erna stierf de oude Badmeester Liu. De filmcensoren waren bang dat het publiek een negatief verband zou leggen tussen die twee gebeurtenissen. Meester Liu die zelfmoord pleegt omdat hem zijn badhuis wordt afgepakt. Zo luidde ongeveer hun argument. Ontmoedigend? Zeker, maar ik blijf er niet te lang bij stilstaan. Ik wil zoveel mogelijk films maken, zodat ik steeds weer op zoek kan gaan naar de grenzen van wat wel en niet kan. De Chinese film heeft, om te kunnen groeien, publiek nodig. Bovendien weten we allemaal dat protesteren tegen de censuur geen zin heeft. Daarom probeer ik me zo goed mogelijk in de censoren te verplaatsen. En er steeds wat meer speelruimte bij te smokkelen.”
'Shower ' is een tedere film over menselijke relaties tegen de achtergrond van de dreigende individualisering en commercialisering van mensenlevens in de Chinese grootstedelijke cultuur.
De eenzaamheid van ouders en kinderen van de gedwongen éénkindgeneratie is bijtend, uitzichtloos en blijvend. Guanxi – het zakelijke relationele netwerk – noch frequent digitaal contact strijkt hieraan helende zalf. Wellicht zal de aloude Chinese massagecultuur een uitweg kunnen bieden voor wie met gesloten ogen zijn of haar huid, buik-, borst- en billenvet, spiermassa en pijnlijke zones laat strelen en strijken, kneden en knijpen als een vorm van 'auto'- mutilatie door genadige mensenhanden en krachtige vingers van de eigen of de andere kunne. Duizend keer beter en helender dan de mechanische illusie van een moderne machinale beurt.
Er is nog veel strijkwerk aan de winkel in het Harmonieuze China.
Er is nog meer knijpwerk van doen om de gaten te dichten in het Westeuropese grootstedelijke weefsel en het leven van zijn bewoners.

Archief

Leonardo '? expo Koekelberg versus Monaldi & Sorti, De twijfel van Salaì.

26 december 2007

Leonardo '? expo Koekelberg versus Monaldi & Sorti, De twijfel van Salaì.

Monaldi & Sorti, De twijfel van Salaì.
De onverbeterlijke leugenachtige en genotzuchtige dief, over de onderzoeken van Ser Lionardo de schilder, zijn leermeester en pleegvader. Gekruid met een pikante novelle van Boccaccio en een brief van Machiavelli die het geval briljant oplost.
Uitg. Cargo De Bezige Bij 2007

‘Talloze malen heb ik in de praktijk van het leven bevestigd gevonden dat antiquaren vaak meer van boeken weten dan deskundig geachte professoren, kunsthandelaren meer verstand hebben van kunst dan kunsthistorici, dat een groot deel van de wezenlijk nieuwe inzichten en ontdekkingen op alle gebieden te danken is aan buitenstaanders. Hoe praktisch, bruikbaar en heilzaam het academische bedrijf voor mensen met een doorsnee talent ook mag zijn, voor individueel productieve geesten lijkt mij overbodig, bij hen kan het zelfs een remmende invloed hebben.' Stefaan Zweig, De wereld van gisteren.

'Neem een leugen, een legende en een aannemelijk feit, en je hebt een traditie' Karl L.

Liefhebbers van gemeenplaatsen, flauwe kul en dure onbenulligheden onder patronage van zijne majesteit Albert II, voorzitter Pà?ttering van het Europees Parlement en Commissievoorzitter Barroso kunnen nog tot 15 maart 2008 terecht in de Basiliek van Koekelberg voor de expo Leonardo Da Vinci, the European Genius – www.expo-davinci.eu.

Reeds ettelijke zomers worden argeloze toeristen in Italiaanse kultuursteden gelokt om voor veel geld de 'originele kopieën' van de beroemde uitvindingen van Leonardo te bestuderen. Steevast ben je dan opgelicht door een stel mechano-friemelaars met houtje-touwtjes- constructies die kant nog wal raken maar vooral de illusie proberen te verkopen dat de ‘uitvinder’ hiervan originele ideeën lang voor de aangewezen tijd kon ontwikkelen. Vaak helpen 3D- modulaties op beeldscherm om de glans van genialiteit te versterken.
Pas veel later zou men het nut van een helikopter, een geniebrug, een tank, een machinegeweer kunnen begrijpen. Zo geniaal was die uitvinder dat hij dingen uitvond waaraan niemand wat had.
Het heeft iets van de Europese commissie die ook graag dingen uitvindt waaraan niemand wat heeft, behoudens de kassa van de tentoonstelling of verwante bedrijfsbelangen.
De roep van genialiteit die 'Leonardo' '? de voornaam volstaat als blijk van de eigen kennis in het armzalig milieu van navelstarende Brusselse bourgeoisie '? dient te dekken en te verkopen, is waarlijk hilarisch.

Vooral voor wie van Monaldi & Sorti 'De twijfel van Salaì ' heeft genoten:

351. De modernste inzichten van het wetenschappelijk onderzoek rekenen af met de figuur van Leonardo als de ‘visionaire’ geleerde, die in zijn projecten vage voorgevoelens aangaande toekomstige machines giet. Het genie uit Vinci was vaak op zoek naar Griekse handschriften waaraan hij grote waarde toekende. (...)
Onder de geleerden komt steeds duidelijker naar voren dat Leonardo niet de toekomst voorspelde, zoals hem vaak is toegedicht, maar het verleden registreerde en probeerde te doen herleven: zoals is aangetoond door de wiskundige Lucio Russo ( La rivoluzione dimenticata. Il pensiero scientifico greco e la scienza moderna, Milaan 1996), putte Leonardo evenals andere wetenschappers en ingenieurs uit de renaissance volop uit het rijke technologische erfgoed van het oude Griekenland, dat in het Romeinse en middeleeuwse tijdperk vergeten of overschaduwd was, maar terugreikt tot in oeroude tijden.

352. Leonardo pakte kortom het Griekse en hellenistische gedachtegoed weer op en ontwierp machines waarvan hij niet altijd het doel begreep, om welke reden ze niet konden werken, en niet omdat hij zijn tijd vooruit was. Om ze te bouwen was kennis nodig geweest die inmiddels verloren was gegaan.
‘De renaissancistische intellectuelen’, schrijft Lucio Russo verder, ‘waren niet in staat de hellenistische wetenschappelijke theorieën te begrijpen, maar als intelligente, nieuwsgierige kinderen die voor het eerst in een bibliotheek komen, werden ze aangelokt door de afzonderlijke resultaten en met name door die welke in handschriften verlucht waren met tekeningen: bijvoorbeeld in willekeurige volgorde: de anatomische ontledingen, het perspectief, de tandraderen, de pneumatische machines, het smelten van de grote werken in brons, de oorlogsmachines, de hydraulica, de automaten, de ‘psychologische’ portretkunst, de bouw van muziekinstrumenten (Russo, p. 112.)

Maar 'De twijfel van Salaì' heeft meer in petto dan een ontmaskering van de mythe rond Leonardo.

Monaldi & Sort hebben er met het zevendelig magnum opus 'Imprimatur '? Secretum '? Veritas' ( Mysterium- Unicum -'? volgen nog in het Nederlands) hun handelsmerk van gemaakt om aan te tonen dat niets is wat het lijkt: 'Neem een leugen, een legende en een aannemelijk feit, en je hebt een traditie'

En aan die wetenschappelijke, historische en politieke traditie sleutelen zij met brio en kunde, tot afgrijzen van de zelfbenoemde erflaters uit de academische hofhouding.
Hun ontdekkingstocht naar de lastercampagne rond Alexander VI, de roemruchte Borgiapaus, hebben ze verwerkt in een brievenboek van de aangenomen zoon en hulpje van Leonardo, Salaì.

10. De jonge en weinig onderlegde, maar gewiekste Salaì is een volmaakte vertegenwoordiger van onze 'popolino scarpe grosse cervello fino' ( de kleine man op grove schoenen, maar met een fijn verstand), die buiten de grenzen van ons Schiereiland zo moeilijk tegen te komen is en misschien in hoofdzakelijk niet katholieke landen ook niet te begrijpen valt: een babbelzieke en toch eeuwig sceptische individualist, zonder vetes en hiërarchieën in zijn hoofd, een onbevooroordeelde waarnemer en daarom scherp van geest.

Door de ogen en de volkse intelligentie van Salaì demonstreren Monaldi & Sorti het Rome van die tijd, de zwendelaars in macht en waarheid, de menselijke kanten van 'Ser Lionardo' en zijn speciale en geniale voorkeuren, de manier waarop de wereld gedreven wordt door de zoektocht naar de drie 'G'-s : Gat, Geld en God '? zij het dat die in Rome in tijd, plaats en ruimte samenvielen.
De rol van de Borgia paus bij een ultieme poging om de Roomse Kerk in rustiger water te krijgen wanneer de golven van de reformatie aan kracht wonnen, de betekenis van de Elzasser humanisten en hun geschiedvervalsing met ‘De Germanen’ van Tacitus als ideologisch manifest voor de historische rol van het zuivere en krachtige, onbezoedelde Duitse volk'?het passeert allemaal langs het nietsontziende oog van Salaì. En passant maken de auteurs onderbouwd komaf met het zootje Da Vinci Code – aanhangers en fezelaars in demarge van de postmoderne mythevorming.

342. Als de leenman zijn hofnar in het openbaar aan het woord laat en hem toejuicht als een redenaar, dan zijn alle redenaars gedwongen een ander beroep te kiezen.
De enige manier om tegen de overheersende pulp in te gaan was dus door dezelfde wapens te gebruiken, maar dan omgekeerd: de hofnar aan het woord laten, maar met de argumenten van een redenaar. Als elke domoor die maar even zijn mond opendoet wordt toegejuicht, dan heeft de simpele salaris ook het recht om tussen kwajongensstreken en kromde zinnen door iets serieus te vertellen. Aan de andere kant is die omkering van rollen typerend voor onze tijd: heeft de serie romans met het grootste wereldsucces van de laatste tijd, geschreven door een bekende Engelse schrijfster voor de hersens van twaalfjarigen, geen miljoenen volwassenen lezers veroverd?

Lees verder »

Archief

Lieven Tavernier, wind & rook

26 december 2007

Lieven Tavernier, wind & rook

DE VIERDE CD VAN LIEVEN TAVERNIER IS ER
Wind & rook (de maison bleue sessies) werd de eerste drie dagen van augustus 2007 live opgenomen zonder overdubs in de woonkamer van producer Nils De Caster: What you hear is what you get.

Lieven Tavernier & '?De zondaars'?

Muzikanten
Lieven Tavernier : zang & gitaar
Nils De Caster: dobro, gitaar & mandoline
Yves Meersschaert : piano & accordeon
Bruno Deneckere : gitaar, banjo & mondharmonica
Mario Vermandel: Vaste bassist bij Tavernier & groep. Helaas & diep betreurd, kon Mario niet opnemen wegens tendinitis. Uit totale eerbied voor onze geliefde vriend werd besloten de c.d. dan op te nemen zonder bassist.

Gasten
Sarah D’hondt: zang
Frank Vantroyen: bastuba

Lieven Tavernier is één van de literaire schaduwen uit het noorden.
Ze schuilen onuitwisbaar in het wateroppervlak van onze taal
omdat na ieder woelig worstelen die schaduwen weerkeren
opdat de luisteraar erin zou kunnen verzinken.
Lieven Tavernier maakt met zijn woorden
van het Nederlands een taal vol mededogen.

Uit het noorden

De wind uit het noorden
Voorspelt niet vele goed
Het is de kou die niet meer weggaat
Uit mijn ziel en mijn bloed
En de nachten van augustus
Ze zijn voorbij voorgoed
En ik zal ze niet missen
En dat is goed

Er is de liefste die wegging
Die je nooit meer hebt ontmoet
En je weet dat je liegt als je zegt
Dat het jou niets doet
Want waarom dromen
Dat ze jou nog zoekt
En als je niet wordt gevonden
Ook dat is goed

En tijd is niemands vijand
En tijd is niemands vriend
En tijd kijkt niet om
Of hij jou nog vindt

Er is de dood die staat te wachten
Hij wacht op elke hoek
Hij kent de namen van mijn vrienden
Ze staan in zijn boek
En hij zegt aan mijn liefste
Dat hij mij halen moet
En ik weet dat ze niet luistert
En dat is goed.

Wind en rook

Regen in de morgen
De zon blijft verborgen
De wind waait al mijn dromen
Op een hoop
Het is halfweg oktober
De zomer is over
Ik wacht op de winter en ben rusteloos
Als wind en rook

Er valt licht door de ramen
Van de ziekenhuiskamer
Ik kijk naar mijn vader
Mijn vader gaat dood
En ik weet als ik wegga
Dat ik zonder hem wegga
Dat zijn leven verdwijnt
Als wind en rook.

In mijn donkere dagen

Klokken luiden in de nacht
Donkere doffe slagen
En ik ben zo ver van huis
In de donkere dagen
Regenmantel, hou me warm
In sneeuw en regenvlagen
Laat me nu het licht maar zien
In mijn donkere dagen

En ik loop de straten door
In de stilte van de avond
En ik zie de mensen die
Zitten in hun kamer
Televisielicht dat schijnt
Voor doven en voor dwazen
Misschien is dat wel het licht
In hun donkere dagen

Oude mensen zeggen mij
Jij hebt niet te klagen,
Jij hebt nooit de kou gekend
Van de oorlogsjaren
Nee jij kent niet het verdriet
Van zovele graven
Weet dat het zo erg niet is
Al jouw donkere dagen

Voor de schipper ver van huis
Ver weg van de haven
Voor de vrouw die slapen wil
En niet meer zal slapen
Voor de vreemdeling die wacht
Tot iemand hem komt halen
Hoop ik dat het licht zal zijn
In hun donkere dagen.

Jaren geleden en jaren lang schreef hij met 'Over Water' 1986
een ode aan Gent en haar verborgen water.
In 1991 haalden zijn onvergetelijke parels
van de Nederlandse poëzie (1974-1975) met Jan de Wildes 'HéHé'
de radio waardoor ze het Vlaamse collectieve onbewuste binnendrongen.

De fanfare van honger en dorst

We liepen in Gent rond,
we waren met zessen,
we kwamen van nergens
gingen nergens naar toe,
vanaf de terrassen,
in de koffiehuizen
bekeken we de mensen
en hun drukke gedoe.

We liepen met ons hoofd in de wolken
en werden dan wakker van honger en dorst
en iedereen riep: kijk daar loopt de fanfare,
de fanfare van honger en dorst.

We hadden geen geld om eten te kopen,
maar we wisten voor alles het beste adres,
mosselen bij Leentje
en frieten bij Helga
en Annie bewaarde voor ons wel een fles.

En iedere nacht, nog net voor het slapen
de laatste vijf frank in Eddies joeboks.
'?A hard rain's gonna fall'?,
we zongen 't allemaal samen,
de fanfare van honger en dorst.

En kwam er een vrouw
die een van ons meenam,
dan namen we afscheid en zegden vaarwel,
de fanfare trok verder
met minder leden,
de toon in mineur,
we begrepen dat wel.

Maar er was nooit een vrouw
die mooier kon zingen
dan onze fanfare van honger en dorst
en het duurde nooit lang
of we waren weer samen
met de fanfare van honger en dorst.

Wie van ons had ooit durven denken
dat iedereen van ons voorgoed weg zou gaan,
we hebben toen zelf de fanfare ontbonden,
we hebben als iedereen de prijs zwaar betaald.
De prijs van de vrijheid: in ruil voor wat centen,
een baan bij de bank, een auto, een kind,
maar ergens in de stad zingt
een nieuwe fanfare,
een nieuwe fanfare van honger en dorst
een nieuwe fanfare van honger en dorst.

Eerste sneeuw

Ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit,
ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit,
ik kon het niet geloven, maar voor de vensterruit,
viel zacht naar beneden, de eerste sneeuw.

Mijn mama kwam naar boven, ‘t Is tijd om op te staan,
mijm mama kwam naar boven, kom trek je kleren aan,
mama, lieve mama, kijk eens naar beneden,
ga je met mij mee, in de eerste sneeuw.

Kijk eens naar omhoog en kijk
de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k wou dat dit kon blijven duren
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw.

Waar is mijn wollen muts nu, waar is mijn dikke sjaal,
waar is mijn wollen muts nu, waar is mijn dikke sjaal,
en ergens in de kelder ligt toch nog die slee,
papa moet me duwen door de eerste sneeuw.

Kijk eens naar omhoog en kijk
de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k wou dat dit kon blijven duren
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw.

Nu twintig jaren later, heb ik geen zin om op te staan,
nu twintig jaren later, kijk ik weer uit het raam,
mijn mama zal niet komen, mijn mama is lang dood,
ze ligt al lang beneden, in de eerste sneeuw.

Kijk eens omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken.
‘k Wou dat dit kon blijven duren,
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw,
in de eerste sneeuw

De verdwenen karavaan

Ik sliep in 't diepe duister,
in 't midden van de nacht,
stond iemand in mijn kamer
en zei, je wordt verwacht,
de karavaan staat klaar,
kom op en kleed je gauw
we staan op jou te wachten,
ja, d'r is nog plaats voor jou.

En toen ik uit mijn huis ging
zag ik een groepje staan
herkende hun gezichten
en wist nog ieders naam,
het waren oude vrienden
die ik nooit meer had ontmoet
en ook mijn jeugdvriendinnen
stonden wachtend op de stoep.

Iemand gaf een teken
en wij vertrokken toen,
de vrieslucht sneed bijtend
door mijn jas van licht katoen,
geen mens was in de straten,
er klonk nergens geluid
witte vlokken vielen,
veegden onze sporen uit

En weldra lag de stad
al heel ver achter ons
we liepen zwijgend verder
langs stilstaande wagons
en verder langs de velden
trok de karavaan
de wijzers op de toren
bleven onveranderd staan.

Een kind dat niet kon slapen
heeft ons die nacht gezien
en hoe op onze schouders
de sneeuw zacht nederviel
en hoe mijn jeugdvriendinnen
als zusters dicht bijeen
mijn liefdesbrieven lazen,
lieten vallen in de sneeuw.

Ik keek naar hun gezichten,
bekeek ze van dichtbij,
ze leken zacht en rustig
glimlachten tegen mij,
geen droefheid, geen vermoeidheid
de kou deerde hen niet,
ze liepen zonder aarzelen
naar een onbekend gebied.

En plotseling werd ik angstig
als wist ik niet waarom,
en niet toen ik wou vragen
of ik bij hen blijven kon,
lieten ze me achter
verdwenen een na een,
er werd geen woord gesproken
maar iemand knikte zacht van neen.

Mijn liefste kwam mij wekken,
ze zei, je sliep zo diep
ik wou mijn droom vertellen
ik vond de woorden niet
ik vouwde mijn handen
voor mijn gelaat
en weende zacht en bitter
om de verdwenen karavaan.

Naar aanleiding van de ‘vernieuwing’ van Radio 1 schreef Lieven Tavernier op 6 december 2007 een lezersbrief in De Morgen, die de essentie van een gecommercialiseerd cultuurleven ontbloot.

Nog even een reactie op ‘Radio 1-heidsworst’ (DM 3/12). Daarin deelt muziekcoà?rdinator Radio 1 Evert Venema mee dat er overdag geen muziek meer zal worden gedraaid van Vanuytsel of mij, “alleen nog in de late uurtjes”. We lijken warempel een ietwat hardere pornofilm, alleen geschikt voor ‘de late uurtjes’. Onze songs passen niet in de programmering overdag, “als we daarin een logische lijn willen aanhouden”, dixit Venema.
Ik kan me voorstellen dat Venema’s Berufsverbot niet alleen Vanuytsel en mij betreft, maar nog andere muzikanten. Omdat muzikanten niet altijd weten hoe ze ‘de logische lijn’ moeten aanhouden, stel ik graag het volgende voor. Venema stuurt ons een formulier toe waarin in eenvoudige bewoordingen uitgelegd wordt welke songs we (nog) mogen schrijven, welk tempo het correcte Radio 1-tempo is, welke sessiemuzikanten goede Radio 1-muzikanten zijn, of Radio 1 zelf de mix doet, en of we van elke song twee versies moeten aanmaken: een versie voor overdag en een versie voor ‘de late uurtjes’.
Zou zo een formulier niet dé oplossing zijn voor elke onzekere muzikant, en vooral hoe dankbaar controleerbaar voor regelneef Venema?
Lieven Tavernier, componist

Archief

British Vision tussen precisie en waanzin, MSK Gent

23 december 2007

‘British Vision’ tussen precisie en waanzin nog tot 13 januari 2008.

'British Vision' in het mooi gerenoveerde Museum voor Schone Kunsten te Gent zorgt nog tot 13 januari 2008 voor een boeiende show van twee eeuwen Britse kunst. Een paar honderd interessante tot prachtige werken met als hoogtepunten William Hogarth, Thomas Gainsborough, William Blake, John Constable, Joseph Mallord, William Turner, Dante Gabriel Rossetti, Edward Burne-Jones, Stanley Spencer, Graham Sutherland, Francis Bacon en Lucian Freud.
Van Henri Moore wordt een 'Row of Sleepers' uit 1941 geflankeerd door een foto van een geà?mproviseerde schuilkelder in een metrostation van Bill Brandt uit 1940: de oorsprong van Moores menselijke vormen in een uitzichtloze situatie.
De wisselwerking tussen de prille fotografie en de schilderkunst staat ondermeer bij de prerafaelieten en de landschapsschilders vaak verrassend in beeld.

Deze 'observatie en verbeelding in de Britse kunst 1750-1950' biedt een inkijk in het leven en lijden tijdens het Britse Rijk: om te lachen en te huilen, terug te deinzen en nabij te treden om de details te herkennen. Je vraagt je af hoe glijdend de grens kan zijn tussen krankzinnigheid en kunst. De snelle industrialisering – want die speelde zich af in de twee eeuwen ‘British Vision’ – was de drijvende kracht in de massale vervreemding die de Utopische Socialisten (Robert Owen) en later Marx en Engels herkenden.
Boeren en buitenlui werden bij de tienduizenden naar de stedelijke slums gedreven als werkvee in de helse orgieën van kolen en staal, lawaai, verstikkende smog en ijzige ellende.
Hun leven was ellendig. De familiale verhoudingen en de sociale economie in dorpsverband op het platteland werden hongergewijs vernietigd. In de industriesteden bepaalde de markt van lust en last de prijs van een mensenleven. Pas na 1820 kregen de puriteinse moraalridders meer vat op het stedelijke leven. Landschapschilders zorgden voor de romantische ode aan het eenvoudige, zuivere en gezonde leven tussen berg en dal. Gore spotprenten verdwenen naar de achterafkamertjes en de schone schijn maakte opgeld in het Victoriaans tijdperk.

Theodore Dalrymple – Engels psychiater en auteur – heeft ruim werk gewijd aan het fenomeen van de Britse beschaving en wat ervan over is...
Hij fileert met vlijmscherpe pen de ‘Bloomsbury’ Group’ en Virginia Woolf. Het portret door Henry Lamb van Lytton Strachey is een indringend voorbeeld van zelfkritiek in een vergelijkbare betekenis.

Het protestantse puritanisme – waar de directe en persoonlijke relatie met de heersende god centraal staat – is er nooit in geslaagd de gelukzalig bevrijding te beloven zoals het rijke Roomse leven dat met veel zwier voorhield. Een puriteinse scholing en opvoeding was voor velen een vreselijk geestelijk lijden vol verwrongen gevoelens, angsten en pijn om falend verlangen en verboden lusten. De fysieke en mentale automutilatie uit zich in schrikwekkende beelden van lijden en pijn, van verstilde gruwelen als leugens over het leven voor en na de dood.

Zo heeft iemand als Tony Blair tussen precisie en waanzin nu eindelijk rust kunnen vinden.
Eindelijk heeft hij de verlossing van de biecht leren kennen. In zijn anglikaanse geloof droeg hij alleen de verantwoordelijkheid voor zijn zonden, zijn leugens, zijn bedrog. Hij moest daar in de spiegel van zichzelf het eigen oordeel lezen over zijn misdaden tegen de geschiedenis en de menselijkheid. Voorwaar dit kan ondragelijk zijn.
Hoe bevrijdend, verlossend en veilig is dan niet de absolutie die hij uit de gezegende handen van de Roomse Paus Ratzinger – Benedictus XVI - mocht onvangen. Zijn nieuwe moeder, de Ene, Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk, vergeeft hem welwillend al zijn zonden zodat hij een nieuw leven kan beginnen. Wat niet het geval zal zijn voor vele slachtoffers van zijn politiek beleid als butler van de Amerikaanse president.
Er waart alweer een spook door Europa: na de bekering van Tony Blair, geeft ook de Franse president Nicolas Paul Stéphane Sárkà?zy de Nagy-Bocsa acte de présence bij de Heilige Stoel, zijn geloofsverklaringen in de ene hand, zijn liefdeslijden aan de andere.
De gelovige schapen horen weer onder de goede herder te blaten.
Bij ‘British vision’ is dit fenomeen ook in beeld gebracht.

De catalogus van ‘British Vison’ met een inleiding van Robert Hooze is zeer de moeite waard omdat de lijnen tussen de verschillende generaties duidelijk worden getekend.
Timothy Hyman analyseert de Britse kunst tussen precisie en waanzin.
De citaten die gepresenteerd worden aan de bezoekers zijn verhelderend:

-'De absolute, genadeloze waarheid '? Wij noemen het een samenleving'?het is een wederzijdse vijandschap. 'Thomas Carlyle, in Past and Present, 1843.
-'Er zijn staten waarin alle visionairen als gekken worden beschouwd.'William Blake , Laocoà?n, 1826-1827
Troosteloze sprookjes: 'Wij zij doordrongen van het puritanisme en we zullen er nooit aan ontkomen, en ik haat het en het maakt ons tot het meest behoedzame schijnheilige ras op aarde.'Edward BurneJones, 1893
-'Als anderen het kunnen zien zoals ik het gezien heb, dan mag het een visioen genoemd worden eeder dan een droom.'William Morris, News from Nowhere, 1892
-'Engeland staat nog steeds buiten Europa. Europa's stemloze trillingen bereiken haar niet. Europa is ver weg en Engeland maakt geen deel uit van haar lijf en leden.'John Maynard Keynes, The Economic Consequences of the Peace, 1919.

En James Ensor bekreunt zich in een belendende zaal dat hij Engelser is dan de Britten, niet alleen door zijn afkomst, maar meer nog door zijn schilderwerk. Het zou zijn marktwaarde over het water ten goede kunnen komen…

Keynes had het in 1919 al goed gezien. ‘British Vision’ is een mooie illustratie van die vaststelling. Rare jongens, die Britten, rare meisjes'?

Dat maakt deze tentoonstelling zo intrigerend:
zo nabij en toch heel anders dan de continentale kunst.

Archief

Ziek tussen lichaam en geest – Museum Dr. Guislain Gent

21 december 2007

‘Ziek tussen lichaam en geest’ in het Museum Dr. Guislain te Gent, nog tot 27 april 2008

“Ziek. Tussen lichaam en geest”

is een samenwerking tussen STAM - Gent Cultuurstad, het Museum Dr. Guislain en het Bijloke Muziekcentrum Gent naar aanleiding van 700 jaar ziekenzorg in de Bijloke, 200 jaar Broeders van liefde en 150 jaar Guislain-instituut..

De tentoonstelling 'Ziek’ in het Dr. Guislainmuseum doet een '? beperkte '? poging om een antwoord te suggereren op de vraag waarom iemand ziek is. Maatschappelijke, culturele en antropologische trends worden aangeraakt. Soms hilarisch, soms ridicuul, soms rommelig, soms onduidelijk, soms beklemmend, soms verbazend en finaal met een merkwaardige doorkijk naar de hedendaagse iconografische kunsten: figuratief en abstract, symbolisch en wetenschappelijk. Want met de tentoonstelling kreeg het museum een opknapbeurt voor haar vaste collectie waardoor de medisch wetenschappelijke iconografie van rà?ntgen tot MRI beter tot zijn recht komt. Daar wordt helder dat niets is wat het lijkt, zeker niet in de geneeskunde met wetenschappelijke pretenties.
Wellicht ongewild, maar het museum Dr. Guislain licht een tip van de sluier op waarin zich de helende werking pleegt te hullen van sjamanen, heilpraktikers, handelaren in elixir, handopleggers, genees-, heel en verloskundigen. Zeker waar het de rol van de iconografie betreft in de zich regulier noemende geneeskunde.
Het helend effect dreigt immers te falen wanneer het mechanisme van de angst onthuld wordt.
Wie de nodige angst in de hoofden van zijn potentiële clientèle kan planten, weet zich verzekerd van een vlotte stroom offers in natura of klinkende munt.
Een gezond en eeuwig leven, een ultieme verlenging van het lijden van een dierbare is best een flinke stuiver waard, niet? En dan helpt de macht van het beeld, de cultuur van het icoon als begrijpelijk symbool van pijn en lijden. Dat hoort gevisualiseerd in een beeldcultuur, dat hoort voorgebeden in een orale traditie van mantra's en bezwerende woorden.
Die helende mantra's zijn in vijftig jaar hun kracht verloren bij westerlingen sinds film en televisie het indringend kijken tot onovertroffen zelfhypnose heeft verheven.
De cultuur past zich aan, de beleving van ziekte en pijn evenzeer.
'Ziek tussen lichaam en geest' lijkt eerder een illustratie voor 'Ziek van lichaam en geest'.

Ivan Illich formuleerde het in zijn Medical Nemesis in 1976 – Grenzen aan de geneeskunde: het medisch bedrijf – een bedreiging voor de gezondheid? glashelder:
In de technische evolutie volgen twee types ontwikkelingen elkaar op: de eerste biedt soelaas en hulp voor velen en vergroten zelfredzaamheid en welzijn, de tweede leidt tot grote afhankelijkheid van specialisten die dure kunsten bedrijven waarbij hun clientèle vooral van de onmisbaarheid overtuigd moet blijven. Geleidelijk aan ' democratiseert ' de toegang tot dit soort specialiteiten wat de commerciële waarde ervan opdrijft.
Gezondheid op de vrije markt maakt van de geneeskunst een kostelijke illusie.
Wie de moed heeft, zich aan deze commerciële wetmatigheid te onttrekken en op een stoà?cijnse manier de dood in de ogen durft te zien, dan wel in een sociale omgeving steun en geborgenheid kan vinden voor zichzelf en zijn nabestaanden, verwerft met het gezond verstand een grote vrijheid.
De beperking van de mateloze dans van de toverdokters en veelbelovers levert een waardevolle zelfredzaamheid en gemoedsrust.

In het Gentse Dr. Guislainmuseum proberen de inrichtende machten in verschillende kabinetten een sfeertje te creëren met de klassieke gruwelbeelden en de gesel van de venerische ziekten die bij voorkeur schrikbarende stigmata in het aangezicht opleveren. Door seksualiteit te demoniseren zou de menselijke driftenergie in feesten van angst en pijn gekanaliseerd worden. Wie zich aan lustvol genot overgaf, zou zich verstoten weten door de gemeenschap. Ja zelfs de eigen familie en geliefden zouden zich beschaamd afwenden van de mateloze bedrijvers van ontucht.
Er waart een merkwaardige geest doorheen dit museum: de menselijke tronie in onbegrijpelijke pijn en akelige grimassen die medelijden moet wekken en tegelijk dreigen als de gesel die het vlees zal tuchtigen.
De broederlijke en liefdevolle zorg voor de minsten onder de Zijnen was een onderdeel van een dubbele moraal: verstedelijking ging gepaard met ontheemding. Verscheurde familiale samenlevingsverbanden konden geesteszieken niet langer handhaven.
Stedelijke samenlevingen bergen ook meer mensen die hun denken niet langer op een rij houden. Stadslucht bevrijdt, maar alleen voor diegenen die het aandurven de gezellige warmte van de schaapskooi te verlaten. Voor anderen is de gedwongen ontheemding een drama dat ze nooit meer te boven komen. Voor hen werden instellingen geschapen waar de Broeders van Liefde hun hemel verdienden. Kerkers werden tuchthuizen, gevangenissen werden tehuizen met een strikte collectieve continuà?teit die het leven weer overzichtelijk maakte voor kolderieke schapen die in zichzelf verdwaalden.
Bezoekende familieleden vervulden hun christelijke plicht en droegen het omen rond om wie uit de band dreigde te springen in de hand te houden met lugubere verhalen over het leed achter de muren en de moderne behandelingen als feesten van angst en pijn.

Ik heb in Guislain al heel wat betere tentoonstellingen gezien dan 'Ziek tussen lichaam en geest': inhoudelijk te licht bevonden, technisch vaak te zwak belicht of te laag geplaatste relieken die dan nog eens veel te summier worden toegelicht, zelfs rolstoelgebruikers hebben er nauwelijks wat aan.
Het begeleidende boek zou dit moeten compenseren, maar blijft naar mijn aanvoelen te oppervlakkig en fragmentarisch. De tekeningen van Félicien Rops zijn schitterend in een passende belichting. Daarvoor kan je in Namen terecht in het Musée Provincial Félicien Rops.

De esthetisering van het medische arsenaal is echter van een ondraaglijke schoonheid: art-deco dokterskasten in glas waarin iedere arts van enig niveau zijn martelwerktuigen aan de patiënt pleegt te tonen, worden nu gepresenteerd in een prachtige symfonie van chroom en glas: steriliseerdozen en labmateriaal met verduurde gummislangen. Een eens zo duur en waardevol instrumentarium vol levensreddende glans en pijnverlichtende klank verstilt hier tot schoonheid met eeuwigheidswaarde.

Maar er leeft alweer een mirakel te Gent.
De affiche van de tentoonstelling ‘Ziek tussen lichaam en geest’ belooft in blauw en rood een boeiende schizofrene inkijk, die je echter nergens kan terugvinden.
In het Museum voor Schone Kunsten kan je daarentegen wel terecht voor 'British Vision' waar 'Mrs. Mounter at the breakfast table '(1916-1917) van Harold Gilman veel goedmaakt: een stilleven waar zijn hospita iedere ochtend schuilt achter het theeservies voor de kwellingen die gedurende de eindeloze dag haar deel zullen zijn.
Bij ‘British Vision’ vind je ook een ruim aanbod van psychopathologische wendingen van de menselijke geest, tot soms prachtige kunst verheven.

Archief

Ruiyuan C: zwartwit en kleur van de vergankelijkheid – Hakka Tulou woningen

6 december 2007

Ruiyuan C: zwartwit en kleur van de vergankelijkheid – Hakka Tulou woningen, of hoe de ‘joden’van Azië overleefden.

In Sjanghai heb ik vorig jaar zijn foto's voor het eerst gezien in het kunstencentrum Moganshan Lu 50. Mijn oog viel op zijn merkwaardige composities in zwartwit van Hakka Tulou woningen met één discreet kleuraccent.
Hakka zijn Han Chinezen die gedurende bijna 2000 jaar in vier grote golven al dan niet gedwongen door de centrale heerser naar het zuidoosten van het rijk emigreerden en van daaruit in verschillende eeuwen over heel de wereld. Vandaar hun epitheton Chinese ‘joden’.
Zij bouwden hun huizen als ronde of vierkante vestingen met een enkele toegangspoort, zonder ramen op de onderste verdiepingen waar vee en voorraden werden bewaard.
Op de hoogste verdiepingen leefden de ‘dorpelingen’.
De binnenplaats werd een tempel voor de voorouders die midden hun nakomelingen aanwezig bleven, tegen een vijandige buitenwereld die de Hakka hun economisch en politiek succes benijdden.
De invloed van dit belaagd opgroeien in een vijandige omgeving – doch beschut binnen de eigen muren – met de eigen netwerken over heel China en later over de hele wereld moet in die vele eeuwen zeer groot zijn geweest.

De foto's van Ruiyan C zijn schitterend door zijn spel met zwartwit en kleur om de vergankelijkheid van de onvergankelijke en eeuwige waarheid vast te leggen, voor wie na ons komen zal.

Ruiyuan C '? Vision Videa

Freelance photographer ,the Chinese Photographers members , the Shanghai Photographers members and the Fujian Photographers members. Youth Photographic Society of Fujian, executive director of Putian City Youth Photographic Society vice president.

In Fujian Youth Photographic Society Tenth Member Showcase ,the work “Homeland” was the Gold, “Water Melody” and”Shops” were Bronze,”Area between” and “Splendid Sunshine” were outstanding awards,In National Amateur Photographers Photography Contest,The work “Raincoats or Umbrellas” won awards for excellence.The work “Beautiful Impression” won the gold prize and also published in the Journal of the National Popular Photography.Prior to this, many of his works have been published in this magazine.

“Wuyishanshui” was second prize in the photography contest “Entering Wuyishan” by CCTV.

met dank aan Arlette voor de foto’s – aan Rik & Iris voor het behouden transport.

Archief

Dagkalender van de poëzie 2008

19 november 2007

Dagkalender van de poëzie 2008
Menno Wigman en Alfred Schaffer

Ons werd vorig jaar de 2007 versie bezorgd door wie ons allen dierbaar is…
Het kreeg een vaste stek waar we – ieder voor zich – de nodige tijd vinden,
om te mijmeren bij boeiende verzen die er om ons heen vlinderen.

Ik kijk uit naar de nieuwe versie voor 2008 met het motto 'Oorlog en vrede',
samengesteld door Menno Wigman en Alfred Schaffer, uitgegeven bij Meulenhoff

Het voorproefje is van Lucebert:

ik heb in het gras mijn wapens gelegd
en mijn wapens gaan geuren als gras
ik heb in het gras mijn lichaam gelegd
mijn lichaam is geurig als hout bitter en zoet
dit liggen dit nietige luchtige liggen
als een gele foto liggend in water
glimmend gekruld op de golven
of bij het bos stoffig van lichaam en schaduw

Heel toepasselijk uit de selectie van 2007 was voor ons:

Waar wij wonen

Straks zal hier een ander zitten.
Je kunt hem al een beetje zien.
De meubels kunnen iets verschillen.
Het principe is gelijk.

Mensen slepen met hun spullen
op zoek naar muren en een dak.
Soms kun je al die lijven voelen
die samenscholen in een huis.

Een voorbewoner komt voorbij,
gehaast en in zichzelf gekeerd.
Hij is er een van het oude dorp,
op weg naar kroeg of kerk.

Je ziet ze hier nog veel.
De ouderlingen en poldergeesten.
Tijd schijnt door hun jassen heen.
Hier wonen is een eeuwig werk.

Casper de Jong (1961) Inzending poëziewedstrijd.


Afscheid

Slaap met het donker, vrouw
slaap met den nacht

ons diepst omarmen
heeft den droom omgebracht

donker en zonder erbarmen
zijn bloed en geslacht

slaap met het donker, vrouw
slaap met den nacht.

Hendrik Marsman (1899 '? 1940)
Verzamelde gedichten, Querido, 1945

Archief

Leonard Nolens, Bres '? Gedichten – Querido 2007

17 november 2007

Leonard Nolens, Bres '? Gedichten.
Em. Querido’s Uitgeverij 2007

Bres, de nieuwe Nolens-bundel hoort thuis in de reeks te koesteren kleinodiën van de Nederlandse poëzie.
Hij maakt ruimte voor ons lied en de melodie waarop wij als derwisjen verder kunnen dansen.
Repetitief en ritmisch ruimt hij de roepers van na mei vijfenveertig en mei achtenzestig door hen te confronteren met de woorden van de zwijgers.
Wij hebben elkaar gevonden in een Bres door de vernielingen van de voorbije zestig jaren.
Dat is behoorlijk confronterend voor de lezers, de roepers en de zwijgers, de strijders en de schrijvers.

'Bres' brengt Nolens'vroegere Bressen samen tot één groot gat in ons geheugen, waar de dichter met tedere herhaling zalft en strijkt tegen het schrijnen van de herinnering.
Zo ontmoeten de intussen zwijgende strijders de schrijvende zwijgers van weleer.
Het is een prachtig boek.

V, 10

Het is een prachtig boek.
Het bloedt uit een wond onomwonden,
Het sprong als een traan uit de ooghoek
Van blinden, van ver, van een ster.

Het is een prachtig boek
In de luwte gelegen, het schuwde
Zijn zegen te geven aan mij.
Het gruwde te spreken van ons.

Het is een prachtig boek
Dat ik pen, dat ik ben, dat ik nooit
Zal kennen. Geen doek dat hier valt.
Geen mens die dat boek ooit kan schrijven.

III, 17

Wij waren weinigen.
Wij waren sommigen.
Wij waren enkelen.
Wij waren anderen.

Wij speelden geen rol in een rel
Van Europees formaat.
Wij kwamen niet op straat.
Wij kwamen niet op.

Wij sloegen een tent op van boeken en doeken.
Wij blokten in bibliotheken een moderniteit.
Wij klokten in bladmuziek het verbluffend effect
Van stilte '? ze klinkt hier nog na.

Wij kapten uit studie en steen onze beelden.
Ze staan hier in rijen nog steeds overeind.
Ze gaan zich hier lezen hardop.
Ze vonden pas later hun partners in crime.

Wij waren geen dichterlijk thema van Mao.
Wij dachten, wij maken ons eigen gedicht.
Wij dachten, wij maken geschiedenis hier
In het geniep.

V, 5

Het is een prachtig boek
In de buik van een vrouw ongelezen
Gebleven, het schreeuwt daar om leven
Om ons in het lood te herslaan.

Het is een prachtig boek
Dat zijn zalf heeft gesmeerd in die snee
Van mijn beiderlei sekse, die snijdende
Stem in mijn ballen, mijn kut.

Het is een prachtig boek
Dat ons tuchtigt en troost met zijn rijzweep
Van vlinders, ons inzicht versnelt
In die godloze hoogte van leegte.

Archief

'Dit is onze geschiedenis! '? een 50-jarig Europees avontuur' in Tour&Taxis Brussel tot 23 maart 2008

4 november 2007

'Dit is onze geschiedenis! '? een 50-jarig Europees avontuur'
begint met het aangrijpend en pijnlijk horrorverhaal over het ontstaan van de Europese Unie.
Geen ellende wordt door de samenstellers uit de weg gegaan.
Wie deze wandeling door de kelders en krochten van de oude 'Thurn und Taxis' loodsen volbracht heeft, weet weer eventjes waar wij vandaan komen en wie we vandaag kunnen en mogen zijn, en morgen onze kinderen hopelijk ook nog een beetje.
Handig voor de beuzelaars en populisten die onder het mom van 's volks wil en kortzichtig eigenbelang grondwetsvoorstellen lieten wegstemmen of als aankomende partijleidster van dienst boekjes bedeelde tegen de EU omdat een of andere spindokter uitgevogeld had dat Europa na de invoering van de Euro niet zo goed meer lag bij Jan met de piercing en Mie met de reetveter.
'Dit is onze geschiedenis' is waarlijk een ontroerende 'expo' over Europa, bont en blauw geslagen voor het eerst door de machtsverhoudingen in het Oosten niet meer in staat om de overwonnenen te blijven vernederen. Van de nood werd dus een deugd gemaakt en de heropbouw van Duitsland werd een onderdeel van de motor voor de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal.
De vertegenwoordigers van de politieke en kapitaalsbelangen die dit verhaal uitgedokterd hadden, komen terecht ruim aan bod, zij het in een duistere omgeving van allerlei vroeg – industrieel alaam.
De opening is beklemmend met twaalf meter vredesverdragen in lood uit 1985 van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig, naast een peloton marcherende '? lege – soldatenschoenen van de Canadese Dominique Blain uit 1993.
Demnig is de man van de Stolpersteine die met zijn 'stenen des aanstoots' de slachtoffers van de nazi-terreur herdenkt.
De eerste steen werd gelegd in 1997 in Berlin-Kreuzberg. Op de stenen staat in messing de naam, geboortedatum, deportatiedatum en overlijdensdatum geschreven. De stenen worden verwerkt in het trottoir voor de huizen van mensen die door de nazi's werden vermoord.
Ondanks veel verzet van huiseigenaren die waardevermindering vrezen als de namen van de vorige bewoners of eigenaren in de stoeptegels verzegeld worden, zijn er in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije intussen goed 13 000 '?stenen'? geplaatst.

De wisselwerking met getuigenissen van 27 mensen uit de lidstaten over de betekenis van Europa voor hen, is boeiend en soms zeer verrassend, al werken niet alle filmpjes adequaat.
Wat voor een zo dure ‘expo’ over Europa niet kan.
Die toegansprijs lijkt mij een euvel: 10 €, 8 € voor studenten en 6 € voor groepen is veel geld om de mensen in rijen door de kelders van het prachtig gerestaureerde Tour&Taxis te leiden, laat staan dat de karige schoolreisbudgetten hiervoor zullen gebruikt worden.
Knap is het deel waar de dictaturen in Oost en West na 1945 worden gepresenteerd.
Voor commissievoorzitter Barroso is zelfs een fijn detail niet over het hoofd gezien: in het raam van de strijd tegen de Portugese dictatuur hangt een pamflet van zijn oude politieke partij, de maoà?stische MRPP die zich van 1974 tot 1976 als de enige ware kenners van de maoà?stische heilsleer vooral lieten opmerken in de strijd tegen fout links, de renegaten, de revisionisten, de reformisten en al wat naar democratie neigde.

De kamers over de tijdsgeest in West Europa, de doorkijk op de wereldpolitiek en de kasten over Oost Europa zijn de moeite.
Zelfs het fameuze portret van Stalin bij diens dood in 1953 door Picasso prijkt op een exemplaar van ’ Les Lettres franà?aises’ van 12 maart 1953 boven een tekst waar Frédéric Joliot-Curie – schoonzoon van en Nobelprijs fysica 1935 een pleidooi houdt voor de wetenschappelijke kwaliteiten van het marxisme.
Het dagboek van Gyulia Csics die nog maar 12 jaar was in 1956 tijdens de Hongaarse opstand tegen de Russische overheersing, had hij 40 jaar geheim gehouden.
Lenin ligt in brons hulpeloos te wezen nu hij van zijn voetstuk is gevallen. De eerste grote vrouwenstaking bij FN te Herstal in 1966 voor gelijk loon bij gelijk werk, komt ook aan bod. Rita, een van de leidende vrouwen van toen ziet de huidige tijden somber in voor wie met werken zijn brood moet verdienen.

Het 'Museum van Europa' heeft de ambitie Europeanen en bezoekers van elders in de wereld de wortels van hun gemeenschappelijke beschaving te laten ontdekken.
Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome '? oorspronkelijk in het Frans, Duits, Italiaans en Nederlands (!) wordt met deze tentoonstelling de basis gelegd voor het toekomstige permanente parcours van het Museum van Europa.
Ingebed in de Stad Brussel, zetel van de Europese Instellingen, zal zij de rol van 'Europees cultuur-historisch ontmoetingsplatform' vervullen waarmee ze een leemte in de stad opvult. Dit permanente parcours aangevuld met tijdelijke tentoonstellingen laat iedereen de geschiedenis van Europa beleven als uniek en tegelijkertijd zeer divers.
Dit project staat niet alleen. Het Museum richtte een netwerk op van Europese musea die vandaag een reguliere werking kent.
Alle middelen van de hedendaagse museologie worden ingezet: decors, film, multimedia en interactieve elementen spinnen een parcours uit met een bijzondere aandacht voor authentieke objecten. Een 80-tal musea uit alle Europese lidstaten brengen 500 unieke stukken samen.

De catalogus kan je downloaden van internet.
De site zelf is zeer de moeite met een enkel taalfoutje in het Nederlands: 'Het is onze adresse!'
De weblog heeft wat te vertellen, maar kent nauwelijks reacties.
Voor na de herfstvakantie?

Archief

Mauritshuis Den Haag: Hollanders in Beeld '? Portretten uit de Gouden Eeuw

2 november 2007

Mauritshuis Den Haag: Hollanders in Beeld '? Portretten uit de Gouden Eeuw '? nog tot 13 januari 2008

De lankmoedige blik en de zwierige kleuren kende ik al heel lang van een foto, maar ik stond perplex voor Rembrandts portret van Jan Six uit 1654.
Het is tijdelijk in het Haagse Mauritshuis in bruikleen voor 'Hollanders in Beeld', gesponsord door de Koninklijke Shell.
Dit is zonder twijfel het mooiste geschilderde portret dat ik ooit gezien heb. Jan Six was een telg uit een schatrijk Amsterdams handelsgeslacht met Vlaamse wortels van voor de val van Antwerpen. Het fenomenale schilderij van de hand van zijn vriend Rembrandt is nog steeds in het bezit van de familie in Amsterdam, nu onder beheer van het Rijk en Jan Six X en XI. De eerste Jan Six was een jurist die liever kunst en literatuur proefde en burgemeester werd van Amsterdam. Hij was een heer van stand aan wie de Nederlandse vertaling van Baldassare Castigliones 'Libro del Cortegiano' in 1662 werd opgedragen: 'De Volmaeckte Hovelinck'. De 'sprezzatura' die Castiglione promoot als 'cool' voor een heer van stand, werd erin vertaald als 'lossigheydt'.
En die gecultiveerde, geoefende, aangeleerde 'lossigheydt' weet Rembrandt als lankmoedigheid te schilderen. Innemend, getekend '? ook al is hij dan slechts 36 jaar oud '? zwierig en empathisch.
Geheel in tegenstelling tot de cultus van het zelfbeeld zonder inhoud, van de bravoure zonder reflexie, van de tools zonder parate kennis, wat Frans Hals op zijn portretten vaak virtuoos weet te raken: ‘de kleren maken de man’. Zijn opdrachtgevers zien vaak het verschil niet meer tussen hun theater voor de spiegel en de inhoud van het spel in de wereld.

Aan de manier waarop Jan Six bij Rembrandt zijn handschoenen aantrekt, kan je het zachte gemzenleer warm en koesterend rond je vingers voelen sluiten, net voor je een vuist maakt om de werkzaamheden aan te vatten. Het is immers passend en recht de handen te schoeien om erger te voorkomen al lijkt het dan op aanstalten om paarden te berijden.
Dit portret heeft voor mij iets van ‘Les Mains Sales’ uit 1948 van Jean Paul Sartre en de bekentenissen van Hoederer over het deelnemen aan de strijd om de macht :
’ Parfaitement. Aujourd'hui, c'est le meilleur moyen. Comme tu tiens à? ta pureté, mon petit gars ! Comme tu as peur de te salir les mains. Eh bien, reste pur ! A qui cela servira-t-il et pourquoi viens-tu parmi nous ? La pureté, c'est une idée de fakir et de moine. Vous autres, les intellectuels, les anarchistes bourgeois, vous en tirez prétexte pour ne rien faire. Ne rien faire, rester immobile, serrer les coudes contre le corps, porter des gants. Moi j'ai les mains sales. Jusqu'aux coudes. je les ai plongées dans la merde et dans le sang. Et puis après ? Est-ce que tu t'imagines qu'on peut gouverner innocemment?’
Jan Six was een man die wist waarover het ging in de wereld, welke offers er dienden gebracht en waarom. Hij deed het met ‘lossige’ lankmoedigheid. Daarom ook is zijn aangezicht reeds zwaar getekend door zijn vuile handen die hij wederom moet schoeien om erger te voorkomen. Daarom ook draagt hij het rood van zijn decor met gouden randen.
Voorwaar, hij draagt ze met grote waardigheid.

Rembrandt trekt hier in de handen en het aangezicht lijnen voor de latere expressionisten, tussen het impressionistische knopenspel op de rode Franse mantel en de grijze kazak voor het grove handwerk.

Maar de manier waarop zijn Jan Six je aankijkt vanonder zijn zwartgerande hoed, op het punt oogcontact te maken is onvergetelijk en overweldigend.
Six schreef zelf een Latijns vers over zijn portret: 'AonIDas tenerIs qVI sVM VeneratVs ab annIs TaLIs ego IanVs SIXIVs ora tVLI. Op myn schildery'
'Zulk gelaat had ik, Jan Six, die de Aonische godinnen (muzen) vereerd heb sinds mijn kinderjaren' .

'Al siet men de lui – men kent se niet', zei Brederode.
Zijn nabestaanden dienden een fors gedeelte van zijn schilderijencollectie te verkopen om de schulden te delgen.
Kunsten en zaken gingen ook toen moeilijk gearmd door dezelfde deur.

Van Rembrandt hangen nog een paar Hollanders in beeld om stil van te worden.
Naast Jan Six tronen de heer en mevrouw Trip – de Geer, stamouders van de schatrijke Tripdynastie. Jacob is in 1661 al dood en kijkt de toeschouwer aan als een stamvader. Naast hem heerst Margaretha de Geer als een vorstin van het geld.

Want om geld draait het hier overal, heel veel geld: de handels-, olie-, wapen- en ict-magnaten uit de Gouden Eeuw lieten zich schilderen als koningen en prinsen, vaak in donkere, zwarte oudmodische kleding die fortuinen had gekost en de illusie van bescheidenheid hoog moest houden in de Vreze des Heren.
Rembrandt wist als geen ander de sluier van die illusie te lichten.
Hij had geen elektrisch licht in huis, geen spots en toch kende hij de verhullende en onthullende kracht van golvende deeltjes. Hij kon die energie conterfeiten en zo de littekens van het leven draaglijk weergeven. In het Mauritshuis zie je goed hoezeer hij anders was dan zijn ambtsbroeders die de tekenen en aanrakingen van het leven op hun portretten virtuoos maquilleerden.

Het spel dat Rembrandt moet tekenen voor zijn opdrachtgevers kan hij levensecht verhullen:
In het dubbelportret van Jan Rijcksen en Griet Jans uit 1633 brengt zij hem snel een briefje en doet hij alsof hij niet gestoord wil worden bij zijn werk van scheepsontwerper.
Maar zijn gelaat is getekend door leverlijden en hoge bloeddruk, door drank, zout vlees en veel stress. Ook zijn vrouw neigt naar bloedopdrang.

Bij 'De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp' uit 1632 '? Jan Six trouwde diens dochter '? dragen de heren chirurgijnen en doktoren ook de stigmata van overmaat aan zout en vet en drank, tekenen van een blakende gezondheid, in tegenstelling tot het lijk van de verbleekte ‘recidivist’ Adriaen Adriaensz.

Ferdinand Bol conterfeitte Admiraal Michiel de Ruyter in 1667 als had hij last van bloedend speen.

Frans Hals '? Haarlemmer uit Antwerpen '? is een tijdgenoot van Rembrandt en weet het leven van zijn betalende poseurs joyeus te schetsen met een portret vol bravoure van Willem Coymans uit 1645

Hij schildert Willem van Heythuysen als een heerser met het zwaard in 1625. Negen jaar later zien we diezelfde Willem, getekend door het leven nog steeds ongehuwd en vol van zichzelf, wippend op een stoel met het zweepje in de hand, klaar voor een of ander standje.
Hals is meesterlijk in zijn schilderwerk van patsers en praters, van rijke Hollanders voor hun spiegelend beeld.
‘Het zijn de immigranten die stijl en elegantie aan die Hollandse boerenkoppen hebben gegeven in de Gouden Eeuw, dat zie je duidelijk aan deze schilderijen.’ wist Jan Wolkers nog kort voor zijn overlijden bewonderend te melden aan NRC Handelsblad wanneer hij de catalogus doorbladerde.
' Veel protestanten uit Frankrijk en Vlaanderen, vluchtten voor de katholieke vervolging naar de Hollandse steden, en zij brachten er zwier en bloei', aldus NRC.

Maar deze vluchtelingen uit het zuiden na de val van Antwerpen in 1585 hadden naast zwier en bloei vooral heel veel geld en know how bij zich. Zij kwamen als asielzoekers, als bannelingen, goed in de slappe was, met wijde zakenrelaties en de vaste wil ‘den Coninck van Hispaengien’ die hun vrijheid van denken en handelen betwistte en hen belaagde met tortuur, galg en rad over de hele aardkloot te vernederen.
Niet voor niets klinkt bij Brederode het idioom van de hoeren uit Amsterdam als Brabants.
Niet omwille van hun herkomst, maar wel omwille van de taal van hun klanten.
't Kan verkeren, zei Bredero. En 'Al siet men de lui – men kent se niet.'

'Hollanders in Beeld' in het Mauritshuis
is een absolute aanrader. Reserveren en een afsluiter langs de vaste collectie is een must.
Van Rubens hangen er ook een paar prachtportretten.
Het mooiste Zicht op Delft en het Meisje met de Parel van Johannes Vermeer kan je niet vergeten.

Archief

Stephan Vanfleteren ‘Belgicum’

27 oktober 2007

Wij zijn allemaal mensen,
Lelijke mensen dat zijn wij.
En wie van zichzelf denken
Hoe mooi ze wel niet zijn
Worden door Stephan Vanfleteren
Genadeloos op hun plaats gezet,
Op zijn portfolio en in 'Belgicum'
Waar hij de schoonheid genadeloos
Belicht tussen al dat zwart en wit
En de lelijkheid weet te strelen
Tot nog eenzelfde matte glans rest,
Waarop we onze fantasie vrijelijk
Kunnen botvieren zodat we zijn
Beelden herkennen als oervormen
Van het leven dat we in onze hoofden
Lijden en waarvan we de ander graag
Lankmoedig zien getuigen over het verval.

Wie 'Belgicum' als een unicum herkent,
Weet van zichzelf dat wij veel kunnen verdragen,
Dat we veel kunnen dragen zoals bijvoorbeeld
Water naar de zee en zand naar het strand.

Dat maakt de atavistische beelden van Vanfleteren
Zo herkenbaar voor 'ene van ons, ene van hier'
Zoals een socialistisch politicus van de Koekenstad
ooit als slogan voerde in de Seefhoek van 't Stad.

Voor bezoekers van verre moet 'Belgicum '
een bizarre caleidoscoop verbeelden
van een land waar ze niets van begrijpen,
omdat de regels van het spel hen vreemd blijven.

Bij Vanfleteren kijken de mensen niet in de spiegel,
Zij kijken door de lens als door een raam naar buiten
Waar het leven anders is, waar het gras groener is.
Ze zijn er zich van bewust, maar ze kunnen veel verdragen.

Foto's van Vanfleteren hebben iets van relieken
Aan het einde van de beeweg naar nergens
Waar het leven goed was en de dood zoet.

In zijn portfolio werden sommigen
Als Hongaren genaamd, en heeft iedereen
De blik op oneindig want allemaal weten ze
Dat de beloofde verhalen soms prachtig klinken
En desondanks steevast blijken te stinken.

'?Meer dan vijftien jaar heb ik doorheen het territorium 'Belgicum' geslenterd, verdwaald en gejaagd met ontroering en vaderlandsliefde. Eerst als actualiteitsfotograaf voor de dagkrant, later meer op mijn eigen tempo. Doorheen het vlakke land, over de taalgrenzen, door vervallen industriebekkens langs oneindige lintbebouwingen en zelfs af en toe over de landsgrens in Frans-Vlaanderen. Een tocht door een land met littekens op zoek naar een onvindbare identiteit maar met de melancholische ziel van een 177 jaar oude natie. Vanwaar die manier van kijken? Dat achterna hollen op het perron van de verglijdende tijd en ruimte? Waarom kan ik niet voluit genieten van een nieuw opgetrokken mooi gebouw zonder die ene altijd wederkerende gedachte te moeten trotseren dat het ten koste van iets anders was, iets dat er eerder was, iets met een oudere ontstaansdatum? Of het nu een braakliggende grond is, een huis of wat dan ook. Is het angst voor het afscheid? Angst voor het nieuwe? Angst voor verandering?

Misschien is het een overgebleven 'traumaatje' van een jongen die de kust heeft zien ombouwen tot een betonnen draak. Ik word triest van dat neurotisch gedoe, van snel vooruitgaan en drastische verandering. Onze economie gelijkt op een Canadese populier die maar blijft groeien tot hij te hoog komt en door zijn gewicht bij de eerste grote storm afknakt. Jammer dat onze wereld niet meer een oude eik is, of een treurwilg. Ik herinner me als scholier in een streng college het moment dat de geschiedenisleraar vooraan in de klas de woorden uitsprak: 'wie kan er nu iets tegen vooruitgang hebben?' Ik wilde nog mijn hand opsteken om wat tegen te sputteren maar ik durfde niet. Nu wel.'? Stephan Vanfleteren ( Kortrijk 1969)

Tot 6 januari 2008 in het Antwerps Fotomuseum.

Archief

Jef Blancke, ‘Mensen’ – Stadsbibliotheek Lier

25 oktober 2007

‘Mensen ‘ van Jef Blancke, schrijver en schilder, zijn nog tot 31 oktober te zien in de Stadsbibliotheek van Lier, waar je eerste de droeve ring moet ronden om langs de Balderij – Berlarij te penetreren in de stad waar zovele herinneringen aan de gevels klinken.
Het is een mooie straat geworden, die Berlaarsestraat zoals ze nu genoemd wordt.
De gevel van de school die je eens ontving, van waaruit je in de lessen Latijn uren en jaren hebt genoten van de barokke Jezuëtengevel aan de overkant.
Als banneling uit het Sint Jozef college te Turnhout aanvankelijk opgesloten in de Rijks Normaal School te Lier, een wereld van verschil, om van de ongelooflijke bibliotheek nog maar te zwijgen en de doorleesde nachten met een zaklamp op Charon of Opsomer, herenhuizen waar generaties van geà?nterneerde jongensdromen werden verzameld.

Lier was aan het einde van de jaren zestig een versleten schoonheid, vergeten macht in een provinciaals nest, vergane glorie.

Vandaag heeft het toch weer een glanzend centrum waar leven van mensen mooi kan klinken, zoals in de Stadsbibliotheek wanneer de zon schijnt en Jef Blancke zijn 'Mensen' presenteert tussen de lezers van de wereldpers.

Aan de overkant ligt nog steeds het Hof van Denemarken waar van 1524 tot 1530 de slachter van Stockholm, Christiaan II als rode koning zijn ballingschap onder de hoede van schoonbroer Karel V doorstond.

De 'Mensen ' van Jef Blancke hebben hun ballingschap in deze wereld verinnerlijkt.
Net zoals hun schepper.

Eerst schreef hij geconcentreerd in beelden op papier, de inwendige mens die hem op het lijf geschilderd leek, soms gruwelen in kleur met een grimmige glimp van menselijkheid, geplooide schaamte.
Sinds hij op doek acrylfiguren toedekt met krijtpastel hebben zijn bannelingen zich gefatsoeneerd.
Hun leed lijkt lijdzamer geborgen.
De luttele gebaren van monsterlijke tederheid zijn verstild en daardoor nog indrukwekkender.
Jefs werk is voor mij cerebraler geworden en daardoor menselijker, gesluierd.
Hij nadert behoedzaam en in zwijgen gehuld het portret,
de uitdrukking van het menselijke zijn
waarin we ons herkennen in de blik van de ander.

Archief

Het meesterlijke atelier – europalia.europa Bozar Brussel

14 oktober 2007

Het meesterlijke atelier – Paleis voor Schone Kunsten Brussel tot 20 januari 2008.

Van kamer door kamer tot kamer word je als bezoeker gedreven langs tekenen en aanrakingen van een wereld waarin we onszelf herkennen, in alle veranderingen die wie ons voorging ooit heeft doorstaan als Europeaan.
De overvloed beneemt je soms de adem. Het doet pijn zelfs met een audiogids en veel geblader in de Bezoekergids.
Maar het is zeer de moeite de beeweg doorheen het huis van Europa met de vele kamers te gaan. Verbaasd bij schitterende ornamenten, verrassende kleinodiën, massieve boekwerken, forse tekeningen, retabelstrips, beeldhouwwerken die vaak naamloos aandacht weten te trekken.
Het verhaal van 'Het meesterlijke atelier '? europalia.europa ' in Bozar te Brussel is dat van ontmoeten in vreedzame coëxistentie als smeltkroes voor de Europese cultuur.
Een leugen van de Atlantische Oceaan tot de Oeral. Want de vele duizenden grote kunstenaars en tienduizenden kleine ambachtslui gingen slechts zelden uit eigen beweging, uitsluitend gedreven door nieuwsgierigheid elders in de leer of aan de slag.
Menigmaal volgden ze de roep van het geld of vluchtten ze voor de hitte van het krijgsgeweld.
Net zoals de boekdrukkunst niet uit het niets als een deus ex machina ontstond ( de Biblia Pauperum was in 1464 al een met houtsneden gedrukte voorloper van de wiegedrukken in de geest van de latere Vlaamsche filmkens), zo ontstond de Europese kunst niet vanzelf maar in pijn en smarten, als propagandatechnieken voor kerk of koning, reclameboodschappen, visuele en tekstuele communicatie.
Daarover vinden we echter geen woord bij europalia.europa. Wel een interessante verhandeling over de betekenis van het boek, de schetsen en de etsen als informatie- en cultuurdragers, een paneuropees web, zij het iets trager dan het digitale worldwideweb van vandaag, maar alleszins minder vluchtig.

Er zijn fenomenale stukken te zien in 'Het meesterlijke atelier'.
Hugo van Oignies '? waarvan de zilverschat bewaard wordt in een onooglijk museum van het Naamse klooster van 'Les soeurs de Notre Dame' is present met een reliekkruis en een flabellum als voorbeeld van Maaslandse smeedkunst uit 1230.
Van Nikolaas van Leiden staat er een meesterlijk buste van een op zijn elleboog steunende man uit 1465. De pleurant van het graf van Karel de Stout door Claus Sluter uit 1404 is fascinerend in zijn plooienspel.
De kamer van Maria en het hoofse ideaal tonen een ingetogen marmeren Franse 'Maria met kind' uit 1400 en een 'Mooie Madonna' uit Praag dezelfde periode.
Van El Greco wordt ‘Het engelenconcert’ getoond uit 1608-1614, dat verwijst naar wat reeds was en veel eeuwen later nog komen zou.

Van de Antwerpse schilder Bartolomeus Spranger hangen er enkele boeiende werken die hij maakte voor de keizers Maximiliaan en Rudolf in Wenen en Praag.
Hij schilderde voor zijn broodheren de 'Metamorphosen' van Ovidius over hoe alleen mensen veranderen door passie en emotie.
In 'Hercules, Deianeria en Nessus' uit 1585 redt Hercules zijn vrouw Deianeira uit de poten van de centaur Nessus waarbij hij haar rechter tepel beroert tussen duim en wijsvinger terwijl zijn linkerarm haar kruis volop ondersteunt. Zij kijkt hem gelukzalig aan terwijl Nessus ten gronde ligt. Zijn bloed doordrenkt de mantel die zij Hercules schenken zal wanneer ze twijfelt aan zijn oprechte trouw. Het brandende bloed van de centaur zal Hercules de dood indrijven, maar dat weet zij noch hij op het moment dat Spranger hen schilderde.

Misschien is het thema van Ovidius' Metamorphosen, XV, 177 – 185

'europalia.europa' het meeste na:
('?) er is niets in deze hele wereld
dat blijft. Alles verglijdt, elk ding krijgt vorm en gaat voorbij.
Ja, ook de tijd verstrijkt in een gestage beweging
als een rivier, die net zomin haar stroom kan stuiten als
een vluchtig uur kan stilstaan; zoals water water voortstuwt
en in de rug geduwd wordt, maar ook zelf naar voren duwt,
zo holt de tijd vooruit en zit zichzelf ook achterna en
vernieuwt zich steeds; wat vroeger was, is nu voorbij
en nu gebeurt wat nog niet was; ieder moment verandert.
'

Tot slot krijg je de kans om één kunstenaar uit iedere EU lidstaat aan het woord te horen over een kunstwerk dat zijn of haar voorkeur wegdraagt. Een waardevolle touchscreen oefening waar Anne Teresa De Keersmaeker spreekt over de Slapende Muze van Constantin Brancusi. Een Roemeense kunstenaar herkent in de Eindeloze Kolom van dezelfde beeldhouwer een onvoltooide stapel doodskisten. Twee artiesten haalden Piero della Francesco aan met de fresco's uit Arezzo en de fameuze Christus' Verrijzenis in het gemeentehuis van Borgo Sansepolcro als voorbeeld van de nieuwe mens die opstaat als een individu in de nieuwe wereld.

Nog tot 20 januari 2008 is het goed dwalen in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel door de kamers van ‘Het meesterlijke atelier’. Dagelijks van 10 tot 18 uur (op donderdag tot 21 uur).
www.europalia.be

Archief

Vreemde dingen, surrealisme en design – Body politicx – Abattoir Fermé, Tinseltown

4 oktober 2007


Vreemde dingen, surrealisme en design
tot 13 januari 2008, Boijmans van Beuningen, Museumpark, Rotterdam. www.boijmans.nl.
Dirk Van Saene en Walter Van Beirendonck

De entree is fenomenaal: carwashconiferen borstelen je naar de troon van illusoire wellust. Maar dan wordt het kiezen, in het aanschijn van knipogende May West achter het lonkende comfort van haar lippen: links of rechts.
Houd rechts aan, draai en keer en verleer de machinerie van het poppentheater in stramme bewegende beelden langsheen vage reconstructies, didactische filmpjes en verbazende schouwtonelen waarin het oorspronkelijke kunstwerk niet eens meer opvalt.
Je dwaalt door een landschap van Dali , Miro, de Chirico, Ernst, Magritte, Delvaux en je verliest het noorden en het beeld.
Je merkt hoe anderen evenzeer dwalen, hoe we allemaal dwalen en de schaterlach missen van zelfverklaarde surrealisten. Met het oog op de commercie – vandaag heet dat design '? teerde hun succes op de conventies van de gevestigde burgerij. Vandaag rest er nauwelijks nog wat van die conventies, laat staan dat beeld- en gedachtekronkels van driekwart eeuw geleden toeschouwers nog kunnen provoceren, shockeren of doen wankelen.
Sommige werken verliezen hun kracht en diepgang in een dergelijke overweldigende en soms indringend intieme opstelling, een didactisch speelse compositie van de Antwerpse ontwerpers Dirk Van Saene en Walter Van Beirendonck.
Enkele settings zijn adembenemend Maar de kwaliteit hiervan is eerder het gevolg van de moeizame doorkijk die ze bieden in een wereld achter de zichtbare wereld van burgerlijke conventies en de provocatieve kunsten en ambachten.
En die zijn – ook bij Boijmans Van Beuningen '? zeldzaam: ' La reproduction interdite' uit 1937 van René Magritte toont de rug van zijn mecenas Edward James (1907 '? 1984), excentrieke zoon van schatrijke Amerikaanse spoorwegenmagnaten met Schotse en Engelse wortels. Zijn rug wordt gereproduceerd. Zijn aangezicht wordt niet gespiegeld, de roman van Edgar Allan Poe op de schoorsteen wel.

Van Man Ray staan er ook een paar die beklijven – L’Enigme d’Isidore Ducasse, 1920/1971
De titel van dit werk verwijst naar de bekende uitspraak van Isidore Ducasse in de ‘Chants de Maldoror’: “Schoon als de toevallige ontmoeting van een naaimachine en een paraplu op een snijtafel.
Het werk bestond oorspronkelijk alleen als foto. Pas in 1971 werd het als object uitgevoerd.
Cadeau/Audace, 1921/74 De titel van dit werk refereert aan een geà?mproviseerd geschenk dat Man Ray aan de componist Erik Satie gaf, toen hij de opening van dadaà?stische tentoonstelling, georganiseerd door Breton, Eluard en Aragon, bijwoonde.
Man Ray kocht samen met de componist een strijkijzer, spijkers en een tube lijm. Het resultaat werd onmiddellijk aan de tentoonstelling toegevoegd.
Man Ray: “Je kan hiermee een jurk in repen scheuren. Ik heb dit een keer gedaan, en heb een beeldschoon achttienjarig meisje gevraagd of ze dit wou dragen terwijl ze danst. Je zag haar lichaam door de jurk heen als ze bewoog. Het was net een brons beeld in beweging. Het was echt beeldschoon.”

De doorkijk in een wereld achter de zichtbare wereld verloopt moeizaam, vraagt zoeken en zuchten, scheuren en treuren, soms zelfs een strijkijzer van spijkers en lijm, en vooral het verlangen om te weten wat zich afspeelt achter het theater van de schone schijn.
Het helpt overigens ook om schoonheid te ontdekken in wat aan gruwel op de bühne beklijft.

Body politicx '? waarom heeft pornografie zo'n slechte reputatie?

Wat minder beklijft is Body politicx '? waarom heeft pornografie zo'n slechte reputatie? tot 16 december 2007 in Witte de With aan de gelijknamige zeeheldenstraat te Rotterdam.
Veel matrozen, weinig helden. Veel scheepsmeisjes en weinig vlootvoogden. Veel verhaal, weinig visionairs. Veel beeld en weinig inhoud.

' In de Middeleeuwen was seksualiteit in Europa een onbekend begrip. Seksuele gemeenschap en masturbatie werden als vanzelfsprekend beschouwd en niet met schaamte gestigmatiseerd. Ongeacht iemands geslacht werd het bevredigen van verlangens gezien als een manier om gezond te blijven. Pas in de zestiende eeuw, met de opkomst van de industrialisatie, de arbeidsdeling en, vandaar, een sterkere nadruk op sociale controle en zelfbeheersing, werd een gebrek aan seksuele discipline taboe verklaard en de seksualiteit naar het privé-domein verbannen. Het concept van de ‘moderne pornografie’ kwam op met de verbreiding van de boekdrukkunst in de achttiende eeuw. Aanvankelijk werd pornografie door vrijdenkers als instrument gebruikt om het religieuze en politieke gezag te bekritiseren, en niet primair als middel voor lustbevrediging. Pas met het voortschrijden van de industrialisatie en de uitvinding van de fotografie werd pornografie een afzonderlijke categorie.'

Al had ik in de stad van de verdinging van menselijke warmte en vocht meer verwacht van ‘lichaamspolitiek’. De verkoop van neurotische patronen – bij voorkeur als dat van honden '? heeft de fantasieën beperkt tot automutilerend herhalen. Met moeite herken je het repetitieve karakter van die neurotische patronen in het beton van de heipalen die monotoon in de doorzopen zandbak van de stedelijke ondergrond worden geslagen. Altijd weer, op en neer, heen en weer.

' Postpornografisch denken en handelen betekent dat de pornoficatie van de samenleving niet van een denkbeeldige buitenkant aangevallen moet worden, maar beschouwd moet worden als een arena voor een politiek – lichamelijke strijd. In tegenstelling tot de opvatting van pornografie als een tegen vrouwen gericht geweld om de 'traditionele' verhouding tussen de seksen te onderstrepen probeert deze stromingen via emancipatoire beelden en eigen vormconcepten tegengas te bieden aan de commerciële seksindustrie. Daardoor dient tevens een einde gemaakt te worden aan het onzalige bondgenootschap met die conservatieve en religieuze krachten die door het verdringen van seks juist onheilzame, donkere machten hebben gecreëerd die bezit hebben genomen van onze lichamen en lusten. Het postpornografische activisme bekrachtigt de vervreemding en de fetisj, de technische en de 'gemaakte' aspecten van seksualiteit ' aldus Thomas Edlinger in de slotbeschouwing van de handleiding: ' (Na) de pornografische omwenteling'

De pornoficatie van de samenleving loopt parallel met de vermarkting van diezelfde samenleving, waar alles te koop is voor wie wil en kan betalen. Wanneer openbare nutsvoorzieningen, de publieke ruimte, de gezondheidszorg, het onderwijs, het gevangeniswezen en het geweldsmonopolie worden geprivatiseerd, is het niet verwonderlijk dat ook menselijke gevoelens, verlangens en hun bevrediging op grote schaal als verhandelbare waar op de markt van welzijn en geluk wordt aangeboden, al dan niet op het wereldwijde web.

In sommige kringen is het al enkele jaren bon ton om de geliefde te verleiden tot het onuitwisbaar dragen van een ‘mooie’ tribal tattoo boven haar bilspleet, met jouw naam erin geëtst. Liefde kent immers geen grenzen.
De kunst van het tatoeëren is dan ook grenzeloos in het verdoezelen van horige namen die eens werden gedragen om te behagen, ook boven de ooit strakke bilpartijen.
Nieuw en nog treuriger is het fenomeen dat de slachtoffers van de loverboys hun eigen roepnaam boven hun bilnaad laten etsen: 'Opdat ze tenminste mìjn naam zouden roepen als ze klaarkomen!'

‘Toelaten van extreme porno met een beroep op emancipatie en vrijheid gaat voorbij aan de gewelddadige en duister aspecten van seks. ('?)
Seks is subliem. Subliem noemen we krachten die ons door hun onbegrensde, overweldigende of mateloze karakter kunnen vernietigen. Ze fascineren ons en trekken ons aan, maar ze boezemen ook, en niet zonder reden, angst in. ('?)
Beschaving is niet in de laatste plaats gelegen in de poging dergelijke sublieme krachten te domesticeren. De geschiedenis leert hoe moeilijk dat is. Het zou een illusie zijn te menen dat we die krachten ooit volledig zullen beheersen. Maar te denken dat het nalaten van het stellen van grenzen bijdraagt aan de menselijke vrijheid en emancipatie is zo mogelijk een nog grotere illusie.'
Jos de Mul Volkskrant 05102007

Netto blijft het een trieste en repetitieve bezigheid voor acute behoeftebevrediging bij gebrek aan fantasie, cultuur en uitgesteld genot. Je zou in ' Body politicx' spontaan nog gaan geloven aan een omgekeerd bewijs voor de sublimatietheorieën van wijlen Kanunnik Nuttin, destijds psychologieprof aan de KU Leuven.

‘Tinseltown' van Abattoir Fermé

De theatervoorstelling ' Tinseltown' van Abattoir Fermé ( De Warande te Turnhout) heeft iets van beide Rotterdamse tentoonstellingen: ' Zijn wij hier om te sterven, of om geboren te worden ?' (‘t Is tenslotte overal Turnhout, niet?)

Het antwoord is duidelijk: wij zijn hier in glitterstad voor allebei!
In Tinseltown moet de film 'L' autopsie phénoménale de Dieu' worden gerealiseerd en daartoe zijn alle middelen goed. Alleen zijn niet alle middelen even succesvol.
In de slotscène laat de aan lager wal geraakte filmregisseur Wilfried Patteet-Borremans '? een schitterende Chiel Van Berkel – in hetzelfde repetitieve ritme een van zijn engeloffers telkens weer ophijsen door een kraan, op en neer, op en neer, op-nieuw, op-nieuw : '?Mijn film gaat over onuitspreekbare, gruwelijke dingen. Ik zal u de horror tonen van de menselijke geest. Horror is universeel. We zijn allemaal bang van dezelfde dingen”.
Het heeft iets van de volgelingen van de Iraanse president Ahmadinejad die met enorme kranen hun slachtoffers met een strop om de nek van de grond trekken, langzaam maar onherroepelijk, mechanisch maar invoelbaar, zodat het wurgen zolang mogelijk duurt en de toeschouwer zo intensief mogelijk wordt geà?nstrueerd. Telkens weer, op en neer. Het regime van Ahmadinejad leeft ook van de zelf gefabriceerde, onuitspreekbare. gruwelijke dingen. Teheran als Tinseltown. Een nieuwe applicatie voor mobiele hijskranen.

“Vooruitgang bestaat niet. Dat wat wij vooruitgang noemen ligt in elke aardkloot besloten en gaat er samen mee teloor. Altijd en overal hetzelfde treurspel, hetzelfde decor, op hetzelfde smalle toneel, een luidruchtige mensheid bevlogen van zijn eigen grootsheid, die gelooft het universum in zichzelf te omvatten en in zijn gevangenis leeft als in een onmetelijkheid, om algauw tegelijkertijd met de wereldbol die hij langdurig op zijn schouders heeft gedragen, de last van zijn eigen trots, in te storten. Dezelfde eentonigheid, dezelfde onbeweeglijkheid van de buitenaardse hemellichamen. Het universum herhaalt zich eindeloos en maakt pas op de plaats. De eeuwigheid voert onverstoorbaar tot in het oneindige dezelfde voorstellingen op”. (L’éternité par les astres 1871. )
In dit citaat analyseert Louis Auguste Blanqui op het einde van zijn leven na tientallen jaren gevangeniservaring de maatschappij daarbuiten als een nog grotere gevangenis, een gesloten slachthuis vol verveling.
De globalisering die vandaag om zich heen grijpt, is als de grote Leviathan van Thomas Hobbes, de staat van relaties, die de hele aarde omspant met een world wide web van menselijk denken en handelen naar drijfveren die eigen zijn aan ons mens zijn, maar daarom niet minder bloedig, roofzuchtig of gemeen.
Worden wij niet vaardig door de varkensdrijvers naar de slachtbank geleid met een plank voor onze kop om de illusie te creëren dat er geen uitweg meer is in een wereld waar iedereen als vee ten dienste staat van het geglobaliseerde kapitaal dat heen en weer flitst naar stallen met nog grotere winstmarges.
Om zijn doel te bereiken gebruikt de intussen geglobaliseerde Leviathan alle middelen: corruptie en spektakel, geen interactief theater meer, maar voetbalarena’s en talloze tv zenders waar gladiatoren brood en spelen presenteren als een eindeloos durend orgasme, hét antwoord op de verveling als cultuurverschijnsel.
Midden dat moerassige veen van verveling drijven menselijke relaties op naijverig recht van de sterkste, creatief ondernemerschap, verdinging van jezelf en de ander als een laag humus met bloeiende bloemen als aandoenlijke emoties die beroep doen op medemenselijkheid.
Mensen kunnen zich in elkaar herkennen. Warme gevoelens voor en van een ander kunnen de illusie wekken waaraan iemand zijn overleven dankt. Maar wie niet waagt, zal het nooit halen. Wie blijft zoeken en openstaat voor een ontmoeting met een ander, loopt kans te overleven met een zinvol gevoel bij zijn of haar leven met die anderen.

Abattoir Fermé opteert met Tinseltown – na Indie – voor een niet aflatende stroom van lijdend lijf, lid en leden, de geur van angstige lichaamsvochten, geconcentreerd op de scène. De toeschouwer krijgt het wellustig en indringend opgelepeld.
Beklijft een bombardement van beeld en geluid? Blijft een orgie van extreem menselijk gedrag in het hoofd van de toeschouwer malen? Of kan het ook in ‘simpele en goede stukken’? Of zijn die te gemakkelijk, voor de acteurs en de toeschouwers?

Stefan Hertmans 'Het zwijgen der tragedie':

73. Medea: het zwijgen van de moraal
'Wanneer de redelijkheid berust op de logica van geweld, is haar enige keus de soort van waanzin
waarmee ze kan reageren.'
André Brink, De andere kant van de stilte
180. Een van mijn studenten, in een scriptie waarin negativiteit wordt besproken: 'Verlangen naar de stilte is het geweld van een lawaaierige wereld laten zien'.
191. 'Dat is juist de tragedie, dat zelfs de stappen voorwaarts van de mensheid het offer eisen van ontelbare Antigones, die heden ten dage nog steeds broers, zonen en vaders begraven, metgezellen die uit het leven werden gerukt door het geweld van mannen' (Claudio Magris).
271-272. De Vlaamse filosoof Marc de Kesel reageerde hierop door op te merken dat de zogenaamd 'bevrijdende' lach van het publiek in feite zou neerkomen op verdringing van de traumatische kracht van de gebeurtenis. De poging om in de tragedie de ironie te laten zien '? de dramatische techniek bij uitstek van onze tijd '? lokt niet noodzakelijk de kritische impuls uit
die men ervan verwacht. De in de lach schietende toeschouwer is, zo merkt De Kesel op, veeleer iemand die door de lach opnieuw zijn 'subject herstelt', zichzelf weer in de greep probeert
te krijgen en zo de kans verijdelt om werkelijk te kijken in de angstwekkende kloof waarmee de tragedie hem opzadelt: het inzicht dat geen enkele wet ons kan beschermen tegen de
eindeloosheid van het verlangen om voor de anderen werkelijk te bestaan.
277. Tragedies zijn onmogelijk geworden omdat wij niet sacraal, maar ironisch redeneren: we
kunnen relativeren, we beschouwen een tragisch voorval als een ontwikkeling waaraan mensen zelf schuldig zijn, niet als een hogere fataliteit. We redeneren horizontaal en causalistisch, niet verticaal en sacraal. We geloven heilig in de relativering van waarheid '? dat is onze anti-sacrale sacraliteit.

Archief

Musée Provincial Félicien Rops Namur

23 september 2007

Musée Provincial Félicien Rops Namur

Het Félicien Ropsmuseum heeft in 2007 de Museumpublieksprijs gekregen.
Aan de Rue Fumal 12 '? met een onbereikbare website '? staat een prachtige patriciërswoning, vlakbij het geboortehuis van de kunstenaar. Niet ver van de sobere kathedraal waar boven het koor van monseigneur André-Mutien Léonard de lippen zullen geloofd worden of lippendienst geboden wordt. Léonard verklaarde recent nog in de Belgische pers Sigmund Freud aan zijn zijde te hebben in de strijd tegen de perverse homoseksaliteit en alle zondige gedachten en handelingen. Want voor hem kan de mens nog steeds zondigen in gedachten die bijaldien verre van vrij blijken te zijn.

Namen heeft echt iets surrealistisch, onwezenlijk warm geborgen tussen de vochtige lippen van Samber en Maas, na zovele belegeringen en slachtpartijen, na zovele versterkingen, afbraak en wederopbouw dat Napoleon de citadel de termietenheuvel van Europa noemde.

Het provinciale museum biedt een fascinerend overzicht van het werk van Félicien Rops (1833-1898), zijn reizen (Namen, Brussel, Parijs, New York en Chicago), zijn ontmoetingen en zijn creaties: gravures, tekeningen en schilderijen.
De rondleiding die we mochten beleven met de Nederlandstalige stadsgids Guido Colpaert was vertederend, adembenemend en confronterend.
Rops die overigens vele duizenden prachtige brieven schreef, formuleerde zijn traagzame werklust in 1863 als volgt: 'Ik denk dat echte kunstenaars en echte schrijvers vooral werken om de instemming te verkrijgen van enkele mensen met wie ze op dezelfde golflengte zitten.'Hij kende ongetwijfeld het devies : ‘Niets is wat het lijkt!’

Het beklemmende ' L'Enterrement en Wallonie' antwoordt Gustave Courbets 'Begrafenis in Ornans' (1849) waar het hele dorp uitgelopen lijkt om ritueel afscheid te nemen.
Rops begreep toen al dat achter de schijn van het realisme en naturalisme een andere werkelijkheid speelde in het hoofd en het leven van de mensen.
'Ik was in Namen en had niets omhanden. ('?) Onderweg kwam ik een begrafenisstoet tegen . Ik heb altijd een zwak gehad voor begrafenissen. Het was een trieste begrafenis, en dat is eerder zeldzaam. Achter de kist ('?) liep een blond jongetje, van dat fletse blond dat ontstaat door gebrek aan lucht en door '?tienmaal alle vervoegingen overschrijven'? als straf voor een glimlach. De arme drommel moest aan het hoofd van de rouwstoet lopen. Zijn neusje was rood van het wenen, de tranen bengelen aan zijn wimpers. Naast hem schreed waardig en beschermend een meneer, de'?lieve oom'?of een wettelijke voogd. ('?) Voorts nog een dikke, jichtige pastoor met armen die tot op de gespen van zijn schoenen bungelden, twee naargeestig groteske priesters die psalmen zongen, rood aangelopen door een slechte spijsvertering, een koster met watjes in zijn oren, twee leden '? een man en een vrouw '? van een of andere congregatie, een misdienaar, een hond, dat was alles. ('?) Tijdens de laatste gebeden besprenkelde de misdienaar de hond met wijwater en dronken de dragers een gelegenheidsborrel. Het tafereel beviel me wel, ik heb het meteen getekend op een grote lithografische steen, en dat is het. '

Ook al beweerde hij zich ver te houden van politiek en maatschappijkritiek maakte hij een schrijnende 'Medaille voor Waterloo', wat hem op een duel kwam te staan.
België werd in die tijd door intellectuelen en kunstenaars ervaren als een bruggenhoofd tegen de reactie in Frankrijk waar op de bergen lijken van Napoleon een nieuwe Napoleon III het Empire nog eens dunnetjes wou overdoen.
Rops werd op 1 juli 1861 in Namen lid van 'La Bonne Amitié No. 2 G.:O.:B.:'

Hij kende en genoot van de witgekalkte graven, de schijnheiligen en hun perverse geest.
Hij pleitte voor bevrijding van genot, voor het onthullen van het spel, voor het discreet bewaren van de geheimste gedachten.

” Voici à? peu près ce que je voulais faire dire au bon Antoine par Satan (...)
Je veux te montrer que tu es fou mon bon Antoine, en adorant tes abstractions !
Que tes yeux ne cherchent plus dans les profondeurs bleues
le visage de ton Christ, ni celui des Vierges incorporelles !
Tes Dieux ont suivi ceux de l’Olympe (...)
Mais Jupiter et Jésus n’ont pas emporté l’éternelle Sagesse,
Vénus et Marie l’éternelle Beauté !
Mais si les Dieux sont partis, la Femme te reste
et avec l’amour de la Femme l’amour fécondant de la Vie “

Over zijn fameuze 'Pornokrates' 1878 schreef hij een vriend: 'Ik heb een nogal bizarre schilderij naar Taelemans gestuurd, met de vage bedoeling dat hij het aan een nog vagere amateur zou verkopen. Ik heb het enkel en alleen gemaakt omdat ik een rijzig wijf met een antieke allure wilde konterfeiten. '

Over zijn fameuze satanische prenten schreef hij Satan zaait het onkruid:
'Een schrikwekkende grote SATAN in boerenkiel stapt, als de zaaier uit de bijbel, met reuzenschreden over dichtbevolkt gebied. Op dit moment , onder een vaal maanlicht, steekt hij parijs over. Zijn rechtervoet rust op de torens van de Notre-Dame. Zijn wapperende schort is gevuld met VROUWEN. Die noodlottige kiemen van de misdaden en de wanhoop der mensheid gooit hij met een krachtig gebaarde ruimte in. In zijn ogen schittert, onder een breedgerande Bretonse hoed, een ziekelijk genot.'

Over De Kruisiging: ‘De duivel vernietigt de vrouw; niet zij is de duivel of haar trawant. Dankzij het aanvankelijke misverstand kan de decadente esthetiek dus makkelijk twee slachtoffers ten tonele voeren. ’
Toch gooit volgens Rops de vrouw zich hier in een spontane aandrift in de klauwen van Satan , om een laatste orgastische genot te beleven. Rops kende zelfs de wurgseks, lustverhogende asfyxie!

Rops was groots in het kijken naar de ander en zichzelf, nog groter in het spiegelen van het geheim dat wij koesteren en menen te kunnen bewaren. Hij was misschien wel het grootst in het weergeven van menselijk denken. Daardoor bevrijdde hij ook zichzelf en cultuurgenoten van de drukkende gevoelens van schuld, boete en kastijding die hen werden ingeprent door een verstikkende interpretatie van vals fatsoen en religieuze machtsdogma’s.

'?In Mallarmés appartement bevond zich een Venetiaanse spiegel, een soort talisman. Daarin voelde hij zich wegzinken gedurende het proces dat hem 'de Duisternis in had gesleept, wanhopig en eindeloos'. De spiegel weerkaatste inmiddels niet langer diegene die erin keek en zijn spiegelbeeld bestudeerde.'?(p.82) '?Achter de wankele coulissen van wat zich ' werkelijkheid ' laat noemen, komen de stemmen in opstand. Als niemand naar ze luistert, maken ze zich meester van de kleren van de eerste de beste die langskomt en bestormen ze het toneel, met alle desastreuze gevolgen vandien. Wat geen gehoor vindt, is per definitie gewelddadig.'?(p.131) '? Als kennis niet wordt ontdekt maar verzonnen (Nietzsche), houdt dat in dat de verbeelding daar een belangrijke rol bij speelt. Nietzsche durft zelfs te beweren dat het intellect juist in het verbeelden zijn voornaamste vermogens ontplooit.('?) Met één klap kende Nietzsche de kunst een hoofdrol toe bij het doorgeven van kennis. Kennis en verbeelding waren niet langer tegenstanders maar bondgenoten.'?(p.133) Roberto Calasso, De literatuur en de goden.

Het Musée Provincial Félicien Rops koestert ook een prachtige tuin. Rops was een gedreven liefhebber van bloemen en planten waarvan hij zich bewust was dat hij ze plantte voor al wie na hem zou komen. ‘Le carré d’ardoise’van Anne Jones bewaart in de voortuin kanonskogels uit gesneden leien die de daken van de stad bedekten en die zo vaak aan diggelen werden geschoten in deze aloude garnizoensstad.

De Waalse hoofdstad Namen '? met het parlement als een volmaakte rechthoek en het 'Elysette' van de minister-president '? heeft met het provinciaal museum Félicien Rops een intellectuele topper die beklijft.
Menige schouw wordt er nog gesierd door een grote Venetiaanse spiegel die ietwat uit de haak niet degene die kijkt weerspiegelt, maar bij een open raam het sterrenbeeld van de Grote Beer laat zien: Septentrion, het Noorden.

Archief

Radio 1 De Ochtend: ‘de paplepel als maatbeker’. Op naar een echte NieuwsRadio: NIRA!

9 september 2007

Naar aanleiding van de vernieuwing van Radio 1 ben ik de eerste week van september redelijk wezenloos op mijn honger gebleven, wegens dagelijks ochtendluisteraar en dus verweesd op zoek naar nieuws uit de wereld, de stad en het land.
Dat er vernieuwd wordt, dat er van alles moet veranderd, lijkt een idee-fixe waaruit steeds meer zelfbenoemde creatievelingen financieel een fors slaatje weten te slaan.
De managers, de directeuren en de raden van bestuur of commissarissen weten blijkbaar van geen hout meer pijlen te maken en laten maar wat graag de verfrissende vernieuwing over aan jonge mensen die zelfverklaard bruisen van creativiteit en vooral hun netwerk goed onderhouden om de daaraan gekoppelde onkostennota's te cashen.
Van verweesdheid kwam wrevel. Radio 1 lokt 'bug'-ontwijkend gedrag uit. De meeste medische '? en waarschijnlijk ook vergelijkbare andere – informaticaprogramma's vertonen nogal wat technische 'bugs' die je als intense gebruiker vaardig moet leren ontwijken. Zo ook met Radio 1 waar 'De Ochtend' in de onzalige eerste week het karakter had aangenomen van een verzameling 'bugs': door jingles opgejaagde woordenkramerij, domme vragen van kakelende of kirrende presentatrice Imbo.
Beck brengt wellicht meer rust in de tent…
En dat allemaal om een nieuw en jong publiek te kunnen boeien ?
De intellectuele en sociale emancipatie, toch bij uitstek een hoofdopdracht van de VRT die voornamelijk met gemeenschapsgeld van de belastingbetaler wordt onderhouden, blijkt verworden tot een schrijnende denivellering. De norm wordt getoetst aan mensen die nog steeds geloven dat het leven in deze wereld om hun eigenste zelf en hun onmiddellijke behoeftenbevrediging draait, dan wel zou moeten draaien. Nog steeds lopen er creatieve managers rond die zich graag verliezen in de cultuur van het vleien: het naar de mond praten van de grootste gemene deler van de potentiële luisteraars.
JA!, wij zeggen, wij spelen, wij zenden uit wat u denkt!
Populisme als hoogste cultuuruiting.

En dan kwam er vrede over mij, de vrede van koning Knut waarover John Maxwell Coetzee in zijn 'Dagboek van een slecht jaar' schrijft:

128. Over Engelse uitdrukkingen.
De nieuwe overeenstemmingsregel die opgeld doet, lijkt te zijn dat het getal van het werkwoord niet door het onderwerp wordt bepaald maar door het getal van het zelfstandig naamwoord dat er het dichtst aan voorafgaat. Misschien zijn we op weg naar een grammatica (een zich eigen gemaakte grammatica) waarin het begrip grammaticaal onderwerp niet aanwezig is.
('?)
Als ik naar mijn oudere tijdgenoten kijk, zie ik maar al te velen die verteerd worden door knorrigheid, maar al te velen die hun hulpeloze verbijstering over de gang van zaken het hoofdthema van hun laatste jaren laten worden. Zo zullen wij niet worden, beloven we, wij allemaal: wij zullen de les van de oude koning Knut in acht nemen, we zullen genadiglijk wijken voor het tij van de tijden. Maar heus, het valt niet altijd mee.

Misschien zie ik het fout, misschien merk ik het prachtige manoeuvre niet waarmee geprobeerd wordt om naast ‘Klara’ eindelijk ‘Nira’ op te zetten, een kwaliteitszender voor nieuws en achtergrondinformatie. Een ochtendlijke NieuwsRadio die niet alleen de naam van het Nederlandse Radio 1-programma 'De Ochtenden' heeft overgenomen, maar die ook de rest van die programmering wil volgen: stand.nl; Dingen die gebeuren; kritische indringende en boeiende interviews met gasten over binnen- en buitenlandse thema's.

Je mag als VRT natuurlijk niet té lang wachten om zo'n Nira op te zetten, want anders ben je je luisteraars kwijt aan wie wel veel aandacht besteedt aan nieuws, pers, binnen- en buitenland.
Hier ligt met de vernieuwde Radio 1 een gapend gat in de markt, nog steeds zonder putdeksel!
In De Standaard heeft Marcel Van Nieuwenborgh met zijn column 'Alles welbeschouwd' reeds een paar keer behoedzaam en bezorgd 'De ochtenden van Radio 1' gefileerd:

Epo bij de Radio:
Het jinglepakket dat ze in de studio hebben afgezet, is zo’n beetje het equivalent van flipperkastgeluiden. Ze moeten bij de luisteraar het gevoel van raakheid, trefzekerheid en triomf onderstrepen van alles wat op de zender ten gehore wordt gebracht. De Amerikaanse, met de Pulitzerprijs bekroonde columnist George Will was ad rem toen hij het had over een geà?nfantiliseerde samenleving. Ook bij Radio 1 wordt nu de paplepel als maatbeker gehanteerd. Een schepje voor de contentmanager, een hapje voor de aanbodmanager… Elsschot had die titels niet kunnen bedenken, maar op de VRT bestaan ze echt.

George Will noemt de dubieuze vernieuwingen in de media ‘niet meer dan een verfijndere presentatie van de domheid’. En de ethiek laat zich in deze verkleuterde samenleving volgens de Amerikaanse Newsweek-columnist terugbrengen tot een bejubelen van de eigen keuze. Dat is ook het geval van Radio 1. Binnenkamers blijft men wild enthousiast over de restyling. De voorbereidingen van de vernieuwing hebben langer geduurd dan de vorming van een regering in dit land zou kunnen duren. Ten slotte nam men zijn toevlucht tot wat met een lichtvoetige benaming werd aangeduid als ‘stijlfascisme’. Men zou er de nieuwe verfrissende, snedige stijl desnoods in rammen. Uit voorzorg werd op de zender iedereen boven de vijftig die er bovendien ook nog van verdacht werd te kunnen spellen, naar Klara verbannen. Op Radio 1 zou men voortaan ‘flirten met de actualiteit’, aanraken en uitdagen, proeven en smaken.

Het is gewoon crimineel dat een steengoede nieuwsdienst zoals die van de VRT zich in dat soort formats moet laten dwingen, waarin journalisten nauwelijks ademruimte krijgen om iets uit te leggen, laat staan te nuanceren. Ik geloof niet dat je op zo’n zender nog veel ongemakkelijke waarheden kunt laten horen, laat staan een redenering volledig weergeven.

Men moet niet te beroerd zijn om het roer nog om te gooien. Oudere lezers herinneren zich nog die ochtend in de krantenwinkel toen de kopers van een vertrouwd tv-weekblad zich een hoedje schrokken van de nieuwe, heldere, progressieve restyling die hun blad had ondergaan. Dat magazine heeft, onder protest van zijn klanten, de gedaanteverandering compleet ongedaan gemaakt. Met excuses. Maar misschien zijn de bazen van Radio 1 ondertussen wel Oost-Indisch doof geworden.

Golven bij de Radio:

Lees verder »

Archief

Charles Ducal, Poëtica

1 september 2007

Poëtica

Er is geen poëzie in een te helder leven.
Op het behang is altijd een plek
die wacht op het vocht. Een vuile bek
zoekt in de laden naar onzegbaarheden.

Alles wat toonbaar is moet overschreven,
ieder gedicht gewassen in inkt
die blind van de moerassen zingt,
waarvan men ziende niets kan weten.

Er is geen poëzie in een te helder leven,
in zuivere spiegels is geen gat
waardoor men in de afgrond stapt
en in het woord valt, woest en ledig.

Charles Ducal, In inkt gewassen '? uitg. Atlas 2006

'Charles Ducal brengt alles en iedereen terug naar hun natuurlijke staat, om vervolgens de naakte feiten en de ongekleurde waarheid te verpoëtiseren. En binnen die taal is de verbeelding het hoogste goed. Kostbaarder dan de logica, want dankzij de verbeelding is het relativeringsvermogen voor een dichter geloofwaardiger.
Maar een gedicht is ondanks dit vervormingsproces slechts een benadering van wat de dichter gezegd wil hebben. Tussen het denken en doen gaapt er een kloof die het zuivere gedicht verwondt. Het bereitk het blad papier geschonden, en zal nooit meer beter worden, al verzorgt hij de wonden met de accuratesse van een chirurg.
Elke versregel '? al dan niet gesplitst '? heeft een basisgedachte, gevolgd door een corrigerende, al wisselen zij soms van plaats. ('?) Welbeschouwd is dit gedicht een beginselverklaring. '

Guido Lauwaert, Poëstille, in De Geus, september 2007,

Archief

Een zucht voor Jos Geysels en Karel De Gucht: ‘De Vloek van Oedipus’ over het belang van de Griekse tragedie.

28 augustus 2007

Michiel Leezenberg, De vloek van Oedipus – Taal, democratie en geweld in de Griekse tragedie. Uitg. Van Gennep Amsterdam

Eerder dan een Ikea-catalogus bevat 'De vloek van Oedipus' lezenswaardige ideeën voor Belgische politici al dan niet in conclaaf verenigd. Spijtig genoeg is het boek bij mijn weten nog niet in het Frans vertaald.
Sommige staatslieden – minister van staat of uittredend – herkennen in de Belgische formatie een surrealistisch theaterstuk waarin ze zelf komen en gaan en doen alsof ze niet bestaan.
Voor hen en voor geà?nteresseerde burgers van dit land en ver daarbuiten heeft Michiel Leezenberg met 'De vloek van Oedipus' een inspirerende analyse gepubliceerd van de 'democratie' in Athene en de rol van de tragedies daarbij in de Dionysuscultus.
Tijdens dit jaarlijks theaterfestival werden op de scène de machtsverhoudingen en de machtsvragen van de stad, haar bestuurders en burgers aan de tand gevoeld.

Michiel Leezenberg die hoogleraar filosofie is aan de Universiteit van Amsterdam, onderzoekt daarbij uitgebreid Sofocles' stuk 'Oedipus in Colonus', straks misschien te bewerken tot ‘Adelbert in Toscane’.
Hugo Claus heeft met zijn meesterlijke bewerkingen van klassieke tragedies in Vlaanderen de basis gelegd voor dit theater van de macht, en dit niet alleen met zijn aangrijpende versie van ‘In Kolonos’ waarmee in het seizoen 1995-1996 in een regie van Franz Marijnen de oude KVS werd afgesloten. In volle Dutroux-tijdperk ondervroeg deze tragedie de Belgische rechtsmacht tot in het Hof van Cassatie.

Leezenberg helpt een pak gemeenplaatsen en liberaal-democratische illusies uit de wereld. Hij wijst op de onvermijdelijke noodzaak van het conflict, de 'stasis', binnen en buiten de stad, de staat, de culturele gemeenschap, de familie en het gezin.

'Een politieke lezing van tragedies zoekt niet naar de toespeling op de antieke, of naar parallellen met de hedendaagse politiek. Zij vraagt veeleer naar de aard en de grenzen van het politieke. Het Griekse theater van de vijfde eeuw bood geen afleiding van de politiek, maar richtte juist de aandacht op de centrale politieke vragen van zijn tijd: vragen over macht, recht, wet en besluitvorming. Het bood geen drama over politieke thema’s, maar was zelf een door en door politieke kunstvorm. Tragedie, die hoogst verbale kunstvorm, gaat vaak over de macht en de gevaren van het woord', aldus Leezenberg. (195)

Bijgevolg kan het niet anders dan dat Belgische theatercreaties steeds vaker tot de top van de Europese bühnes moeten doorstoten. Er bestaat nauwelijks nog een land in de EU waar de voorwaarden voor schitterende tragedies beter liggen dan in het land dat bezwijkt onder zijn surrealistisch devies 'L'Union fait la force – Eendracht maakt macht'.

'Tragedies tonen niet de narratieve kracht van het bestaande, maar de uitdaging van het ongehoorde.
Liberale politieke theorie presenteert de rechtsstaat, of de 'rule of law', als een neutraal kader waarin conflicten vreedzaam kunnen worden opgelost. Als er één ding is dat deze tragedies ons vandaag te zeggen hebben, dan is het dat die neutraliteit een illusie is. Elke rechtsorde berust op een wankele balans van tegenstrijdige en zelfs vijandige krachten. Stasis of intern conflict wordt tijdelijk vermeden, maar kan elk moment weer losbarsten: de wraakgodinnen lijken vooralsnog getemd, maar kunnen elk moment hun vernietigende krachten weer ontketenen.' (197)

Leezenberg weet taaltheoretische begrippen te verduidelijken die de macht van het woord onthullen: zelfs woorden van een theaterspel kunnen de kracht van waarheid uitdragen: ' Politiek is '? evenals theater '? een bij uitstek verbale en zelfs performatieve bezigheid.' (145)


Uit Dupslog 2005 – ‘Turks Fruit’ – verhalen over Istanboel en Klein Azië.

'Democratie kan niet zonder leugen, zonder veinzen, zonder toneelspel.
Tot het wezen van zo'n democratische cultuurvorm moet het besef van de theatrocratie behoren.
Inbreuken op de privacy van de burger, intelligente camera's ondermijnen onder het mom van beveiliging tegen terreurdreiging de kern van iedere democratie, de kunst van het veinzen.
De democratie wordt gefnuikt door het populisme: theater wordt ingeruild voor Arena, Circus, Stadion.

Grote theatrale halfronden, bedoeld voor hele stedelijke en stadsstatelijke populaties werden dus voor het eerst in de geschiedenis ontwikkeld binnen de Hellenistische cultuur.
Wie bijeenkomsten durft organiseren met zo'n grote massa mensen, moet er in zijn of haar denken zelf van uitgaan dat het bijeenbrengen van deze zeer grote volksmassa's op een kleine oppervlakte -waar ze elkaar zeer nabij zijn – tot de essentie van deze cultuur behoort.
Wie enkel massa's wil verzamelen om zichzelf te presenteren als vertegenwoordiger van de macht, als de mens geworden godheid, durft dat in deze context nooit aan.
Dan dient de verhouding te worden omgekeerd: de heerser, hoog verheven boven de massa, die aan zijn ongenaakbare voeten in het stof uiteengewaaierd ligt.
Op die manier werden de Babylonische '? zygurat '? Egyptische '? piramide – Azteekse, Maya en Inca – volkeren in Midden en Zuid Amerika tot een paar duizend jaar later onder de duim gehouden door heersers die hun gezag en legitimatie rechtsreeks vanuit de hemel of van de zon ontvingen via de tempelhoogten waar ze boven het gepeupel, de massa uittorenden.
Op de theatrale manier van de halfronden een confrontatie aangaan midden een massa 'gelijken' moet ingebed worden in een democratisch concept waarbij de massa burgers weet dat er geen vaststaande waarheid, geen eenkennige en onveranderlijke zekerheid was, is noch zal ontstaan, behoudens het algemene, onderling erkende, boven alles tronende psychopolitieke begrip van gemeenschapszin, concordia, al dan niet ten aanschouwen van de lokale godheid.'

Michiel Leezenberg, “De vloek van Oedipus. Taal, democratie en geweld in de Griekse tragedie”:

82. Burgerschap was minder een kwestie van wetten dan van eer. Eergevoel is geen overblijfsel uit een meer primitieve samenleving, naar een permanente risicofactor in elk menselijk handelen. Eric Dodds heeft ooit een onderscheid gemaakt tussen 'schaamteculturen', waarin een publieke vorm van eer of reputatie het handelen van mensen drijft, en 'schuldculturen', waarin een meer verinnerlijkt gevoel van verantwoordelijkheid heerst. Wie in een schaamtecultuur een faux pas begaat, vreest vooral de schande die hij met zijn daad brengt over zijn naasten en zichzelf; wie zondigt in een schuldcultuur, wordt niet geteisterd door de meningen van anderen, maar door het geweten dat binnenin huist. Deze tegenstelling is handig en inzichtelijk. Zij miskent alleen een beetje dat eigenlijk alle culturen zowel schuld als schaamte kennen. Ook in een hedendaagse schuldcultuur zoals de Nederlandse spelen schaamte, eer en reputatie nog een rol, zeker als het gaat om publieke – en al helemaal om politieke – daden en personen.

131. Veel hedendaagse taal theoretici gaan ervan uit dat taalgebruik in diepste wezen een op samenwerking en wederzijds begrip gerichte bezigheid is. Vanzelfsprekend gedragen sprekers zich niet altijd harmonieus: zij liegen, ze zeuren, ze overdrijven af ze verdoezelen. Maar dat doen ze onder de aanname dat ze zich eigenlijk wél coà?peratief zouden moeten opstellen en dat we ze ervoor verantwoordelijk kunnen stellen als ze dat niet doen. Deze visie behandelt conflictueus of anderszins niet coà?peratief taalgebruik als uitzondering. Ook fictioneel of anderszins niet letterlijk of niet gemeend taalgebruik wordt gezien als afgeleid van letterlijke, serieuze en coà?peratieve taal: wie zonder goede reden het verdrag schendt, is strafbaar. Niet-letterlijke taal is slechts in schijn een schending: de spreker maakt zo duidelijk dat hij iets anders wil overdragen dan wat hij zegt.

138. Is theater dan fictioneler dan andere literaire genres? Je kunt ook een andere conclusie trekken: in zekere zin worden woorden waar doordat ze op de bühne worden uitgesproken. Van belang is daarbij niet wie spreekt af wat hij bedoelt, maar wat er publiekelijk gedaan wordt. Met andere woorden: je kunt de uitingen in toneel bij uitstek performatief noemen, voorzover ze waar worden – of anderszins effect hebben – door te worden uitgesproken. De opvoering van tragedie en komedie weerspiegelt dan niet alleen de invloed van de samenleving op de literatuur; ook omgekeerd werd het Atheense collectief gevormd en bevestigd in het Dionysusritueel. Of de gedane uitspraken feitelijk waar of onwaar zijn, doet daarbij niet terzake. Je bekijkt dan veel algemener waardoor het uitspreken van woorden teweeggebracht kan worden.

145. Politiek is, evenals theater, een bij uitstek verbale en zelfs performatieve bezigheid. Nergens is dit duidelijker en nergens zijn de politieke kanten van theater en de theatrale kanten van de politiek zichtbaarder dan in klassiek Athene.

181. Tragiek of komedie, de inzet is dezelfde. Politiek heeft religieuze doeleinden en religie wordt tot inzet van een politiek conflict.

195. Het wonder van klassieke Athene ligt – meer nog dan in culturele monumenten als het Parthenon, het klassieke drama of het denkwerk van de grote filosofen – in het overleven van democratie en tijd van aanhoudende oorlog en temidden van de steeds herhaalde roep om sterke mannen, of om een terugkeer naar de wegen van weleer. Nooit hebben de Atheners voor langere tijd geloof gehecht aan de smoes dat democratische vrijheden, omwille van de veiligheid van staat of volk, of omwille van de oorlog, moesten worden opgegeven. Democratie wortelt niet in een specifieke moraliteit en ook niet in een specifieke vorm van recht, van wetten of zelfs van constituties, maar eerder in het angstvallig bewaken van scheiding en evenwicht van machten – en van stemmen.
Een politieke lezing van tragedies zoekt niet naar de toespeling op de antieke, of naar parallellen met de hedendaagse politiek. Zij vraagt veeleer naar de aard en de grenzen van het politieke. Het Griekse theater van de vijfde eeuw bood geen afleiding van de politiek, maar richtte juist de aandacht op de centrale politieke vragen van zijn tijd: vragen over macht, recht, wet en besluitvorming. Het bood geen drama over politieke thema’s, maar was zelf een door en door politieke kunstvorm. Tragedie, die hoogst verbale kunstvorm, gaat vaak over de macht en de gevaren van het woord. De 'Oresteia' en 'Antigone' zijn tragedies over de verhouding tussen macht en recht; 'Oedipus Tyrannus' gaat over koninklijke macht en waardigheid; in 'Oedipus in Colonus' staat de macht centraal die woorden in het algemeen hebben. Dit spel snijdt ook de verhouding tussen woord en heerschappij aan, en de vraag in hoeverre we meester zijn over onze eigen woorden.
Sofocles' tragedies delen het uitgangspunt dat zonder polis een beschaafd, goed en gelukkig leven überhaupt niet mogelijk is, maar ze leggen de spanningen en tegenstrijdigheden in het politieke leven bloot. Ze tonen ons dat culture wars van alle tijden en zelfs onontkoombaar zijn. Ze zijn geen klaagzangen over bedreigingen van de beschaving van de Grieken, of van de democratie van de Atheners, door barbarij van binnenuit dat buitenaf. Ze doen niet aan propaganda voor of polemieken tegen de Atheense heersers en pleiten evenmin voor of tegen enig vastliggend stelsel van normen en waarden. Als ze één ding duidelijk maken is het wel dat het zoeken naar gedeelde normen en waarden als fundament van democratie een illusie is. Stasis, ofwel het conflict in een of andere gedaante, is overal: tussen staten, binnen steden, tussen vrienden en met name binnen de familie '? tussen echtelieden, tussen broers en zussen, tussen ouders en kinderen, en zelfs in de individuele ziel.
Deze spelen maken daarmee duidelijk hoe wankel en zelfs willekeurig elke orde van de wet, de staat en de familie is en hoezeer door uitdaging en conflict getekend. Daarmee belichamen ze het tegendeel, zoniet de ontkenning, van Plato ’s 'Politeia' met haar koning-filosoof: democratie is nooit afgerond en wordt altijd bedreigd. Onophoudelijk ontstaan nieuwe wetten, wetsvormen en uitdagingen daarvan, nieuwe sferen of zelfs machten en vooral ook nieuwe stemmen die we maar beter niet als schandalig kunnen afwijzen. Het wezen van rechtvaardigheid, van de politiek, van de familie en het volk staat permanent ter discussie, het zijn de schandalige stemmen van de tragedie die er nieuwe grenzen, mogelijkheden en gevaren van verkennen. Door mensen aan het woord te laten die helemaal niet mogen spreken, overschrijdt de tragedie de grenzen van wat überhaupt gezegd kan worden; niet in de Wittgensteiniaanse zin van wat zegbaar en dus denkbaar is, maar in de politieke zin van wat toelaatbaar is. Tragedies tonen niet de narratieve kracht van het bestaande, maar de uitdaging van het ongehoorde.
Liberale politieke theorie presenteert de rechtsstaat, of de 'rule of law', als een neutraal kader waarin conflicten vreedzaam kunnen worden opgelost. Als er één ding is dat deze tragedies ons vandaag te zeggen hebben, dan is het dat die neutraliteit een illusie is. Elke rechtsorde berust op een wankele balans van tegenstrijdige en zelfs vijandige krachten. Stasis of intern conflict wordt tijdelijk vermeden, maar kan elk moment weer losbarsten: de wraakgodinnen lijken vooralsnog getemd, maar kunnen elk moment hun vernietigende krachten weer ontketenen.

Lees verder »

« Volgende berichten