knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

39ste Poetry International Festival te Rotterdam: T.S. Eliot, The Waste Land '? Vertaling Paul Claes, Het Barre Land '? uitg. De Bezige Bij 2007

12 juni 2008

T.S. Eliot, The Waste Land '? Vertaling Paul Claes, Het Barre Land '? uitg. De Bezige Bij 2007

Paul Claes levert met 'Het barre land' een schitterende vertaling op, met een intrigerende verklaring en een lankmoedige vermaning. Hij weeft een fascinerend spel in zijn toelichtingen rond een van de belangrijkste gedichten van de XXste eeuw, waar persoonlijk leed herkenbaar wordt in maatschappelijk lijden, en vice versa.
Thomas Stearns Eliot schreef van 1917 tot 1922 aan 'The Waste Land'.
Paul Claes levert geen zes maar zeven sleutels aan voor het mytische vers dat na de eerste wereldoorlog de toon zette voor de grootste crisis van de Europese cultuur.
In het wonderjaar 1922 verschenen nog twee toppers van het modernisme: Ulysses van James Joyce en de Duineser Eligien van Rainer Maria Rilke.
T.S.Eliot werkte zelf als klerk op de afdeling buitenlands betaalverkeer van de Lloyds Bank in de 'onwezenlijke Londense city', hét toenmalige geld- en handelscentrum terwijl de kanonnen op het vasteland donderden en de jeugd van Europa gesmoord werd in het loopgraveninferno van bloed en slijk, het gruwelijke offer aan de mammon.
De verzen over zijn persoonlijke onmacht lenen zich in ‘Het Barre Land’ tot indrukwekkende metaforen voor allen die hun geloof en de laatste illusies achterlieten in Flanders Fields, zoals ooit Dante Alighieri en Vergilius voor de hellepoort stonden in La Divina Commedia, Inferno, Canto 3, 1-9:

Per me si va ne la città? dolente,
Per me si va ne l'etterno dolore,
Per me si va tra la perduta gente. ('?)
'('?) Lasciate ogne speranza, voi ch'intrate.'
'Door mij komt men in de stad van lijden
Door mij komt men in de eeuwige pijn
Door mij komt men bij de verloren mensheid
'('?) Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt,'

Het Barre Land

I.Het begraven van de doden

April is de grimmigste maand, hij wekt
Seringen uit het dode land, vermengt
Herinnering en verlangen, port
Lome wortels op met lenteregen.
De winter hield ons warm, hulde
De aarde in vergetele sneeuw, voedde
Een restje leven met verdorde knollen.

T.S. Eliot apprecieerde dichtwerk ooit als volgt: 'Onrijpe dichters imiteren, rijpe dichters stelen; slechte dichters verminken wat ze overnemen en goede dichters maken het tot iets beters of althans iets anders.'

Op het 39ste Poetry International Festival te Rotterdam lichtte Paul Claes zijn zevende sleutel in een schitterende evocatie rond ‘Het barre land’.

Rond 2008 wonen er voor het eerst in de geschiedenis wereldwijd meer mensen in verstedelijkte gebieden dan op het platteland. Rond 2030 zal dat meer dan zestig procent zijn. De verhouding tussen stad en platteland zal door deze onomkeerbare ontwikkeling fundamenteel veranderen en daardoor implicaties hebben voor mens en samenleving hebben. Poetry International zal aandacht besteden aan poëzie uit stad en land en wat deze kentering voor de poëzie kan betekenen.

Poetry Special – The Waste Land
dinsdag 10 juni 2008

I will show you fear in a handful of dust
Uit: The Waste Land van T.S. Eliot

Tijdens dit programma zal de gehele tekst van The Waste Land integraal te horen zijn. James Fenton, dichter en voormalig Professor of Poetry aan Oxford University, belicht de literair-historische context van The Waste Land. Vertaler Paul Claes verleent eveneens zijn medewerking.

'Complimenti, you bitch. I am wracked by the seven jealousies,' schreef Ezra Pound aan T.S. Eliot nadat hij het manuscript van The Waste Land had gelezen. Het meer dan 430 regels tellende gedicht verscheen in 1922 en maakte Eliot van onbekende Bloomsbury salondichter plotsklaps wereldberoemd. Eliot gaf in The Waste Land gestalte aan de geestelijke leegte van de Westerse beschaving na de Eerste Wereldoorlog en maakte van Londen een hels landschap dat direct voortvloeit uit Dante's La Divina Commedia. In zeer hedendaagse taal laat Eliot aan de hand van verschillende stemmen uit alle lagen van de maatschappij zijn afkeer blijken van het moderne stadsleven. Sommige hedendaagse critici suggereren dat Eliot persoonlijk veel te verbergen had, maar in zijn essays pleitte Eliot ervoor om afstand te bewaren tussen het leven van de dichter en het gedicht als kunstwerk.

Laat dat nu juist precies zijn wat dichter en vertaler Paul Claes niet heeft gedaan. Aan zijn recente vertaling Het barre land voegde Paul Claes een uitgebreid nawoord toe, waarin hij ingaat op de biografische achtergrond van het gedicht en de seksuele lading ervan.

Met medewerking van Paul Claes (dichter en vertaler), William Cliff (België), David Eeles (acteur), James Fenton (Groot-Britannië), Andrea Gibellini (Italië) en Henk van der Waal (Nederland).

Archief

VSB poëzieprijs 2008 voor ‘ Bres’ van Leonard Nolens

13 april 2008

Leonard Nolens (1947) heeft met zijn meesterwerk ' Bres' de vsb poëzieprijs gewonnen.
In Bres heeft de dichter tien jaar lang gewerkt aan het afscheid van de twintigste eeuw, waarvan we de tweede helft voor onze rekening moeten nemen tegenover wie na ons komt. Het is niet fraai geweest en moeilijk aan hen te verklaren.
De Bres die Nolens heeft geslagen in ons geheugen helpt deze naoorlogse generatie de schaamte te dragen want niets is gebleken wat het leek, niets is geworden wat het zou en van de leugen die wij opgelepeld kregen van wie voor ons kwam hebben we geen beter, maar wellicht wel een mooier verhaal kunnen maken.
Althans Leonard Nolens heeft dat met ' Bres' voor ons gedaan.
In De Groene Amsterdammer van 05032008 zei hij het als volgt: '? 'Wij' heeft te maken met de meerderheid. Socrates zei: de opvattingen van de meerderheid zijn griezelverhalen, geschikt om kinderen bang te maken. Dát Wij, die meerderheid, daar wilde ik juist aan ontsnappen. Daarvoor moet de Wij in Bres steeds worden geherdefinieerd. Het persoonlijk voornaamwoord wordt in zoveel mogelijk contexten gebruikt. Want terwijl je het woord Wij gebruikt is er onmiddellijk een restrictie, er komt: ja, maar.'

Wij zijn die eeuw, die twintigste
Zonder getal, ik zei het al
Met de precisie van en losgeslagen tong.

Maak van ons geen foto.
Heb compassie met een vrouw
Die haar maten niet kent,
En draai geen film over verlamde mannen.

Maak van ons geen mens en geen verhaal.
Wij zijn de naakten die zich hullen
In brandende vlaggen,
In de namen van geschonden grenzen.

Onze kleermaker zit zonder stof.
Wij trekken ons uniform van vlees
Over andermans boten om onszelf te zien.
Wij nemen elkaar de maat
Met de mateloze centimeter van Gods afwezigheid.

Onze doorgeleerde mond is een vergissing
Of een gissing, en ons axioma luidt:
Wij weten niets. Wij weten niets.
Dat leren wij de kinderen op school.

Ut Bres, I. Vlees in uniform is volautomatisch, 16

Archief

Philippe Claudel, 'Il y a longtemps que je t'aime ', een film om niet te vergeten.

30 maart 2008

Philippe Claudel, 'Il y a longtemps que je t'aime ', een film om niet te vergeten.

Het is natuurlijk géén toeval dat een schrijver als Claudel een film maakt die in roulatie komt tijdens een hernieuwd debat over euthanasie in Frankrijk en België.
In Frankrijk kreeg Chantal Sébire van de rechtbank geen toestemming voor euthanasie wegens ondraaglijk en uitzichtloos lijden door een bottumor in het aangezicht.
Jamais je ne t'oublierai…
In België besliste Hugo Claus om de dood tegemoet te treden op het tijdstip dat hijzelf verkoos omdat hij de verwarrende verbrokkeling van zijn woorden als ondraaglijk en uitzichtloos herkende voor zichzelf en zijn geliefden.
Jamais je ne t'oublierai…
Philippe Claudel werkte ruim twee jaar aan zijn eerste langspeelfilm en als een groot schrijver weet hij de sluipende pijn in een samenleving te traceren en durft hij het aan de oorzaak van dat leed te onderzoeken.
In zijn boeken worstelen vooral mannen met hun positie in de maatschappij en hun plaats in zichzelf, waarbij terugtreden vaak de beste oplossing (b)lijkt: ’ J’abandonne ‘ – Zonder mij.
In zijn film proberen vrouwen hun positie in de maatschappij te handhaven en hun plaats in zichzelf te behouden, waarbij naar voren treden vaak de beste oplossing (b)lijkt: ’ J’y suis ‘.

Zoals in zijn literair werk bouwt hij in de film met ogenschijnlijk losse stapstenen een spanning waarop de toeschouwer kan steunen met de eigen stemme. Het beeldenspel van aangezichten, waarin we elkaar herkennen, wordt door de muziek in verschillende lagen uitgelicht. Hij kiest opzettelijk voor een verhaal en een beeldentaal die ruimte laat voor interpretatie, ook bij de finale onthulling.
De dreigende vragen rond vijftien jaar gevangenschap wegens moord door een jonge arts en moeder blijven wegen als een moreel dilemma tussen wie uitgesloten uit gevangenschap terugkeert en een maatschappij die niet weet hoe ze ermee om moet gaan.
'Il y a longtemps que je t'aime ' wordt in heel het Franse taalgebied onmiddellijk gevolgd door de tweede regel van het oude 'kinder'-liedje 'à? la claire fontaine' : 'Jamais je ne t'oublierai '.
Vrouwen vergeten niet, zij bewaren de verhalen van hen die niet meer zoeken naar een stem. Mannen moeten daarentegen leren vergeten en vergeven, zoals in 'Het verslag van Brodeck' door de burgemeester wordt opgemerkt.
Philippe Claudel onderzoekt in zijn literair en cinematografisch '? maar daarom niet minder literair '? werk het menselijk gedrag en zijn drijfveren. Zijn bevraging helpt beter begrijpen en biedt stapstenen voor het vermijden van nog meer pijn en lijden.
En daaraan dreigt de komende decennia hoge nood: het kan geen toeval zijn dat God weer terug is van weggeweest, als handzaam middel om de kudde kopschuw te drijven waar ze volgens zelfverklaarde herders hoort en volgens hun horige honden wezen moet. Fulminerende kardinalen en etalerende pausen, bezwerende imams en televisiedominees dreigen met hel en verdoemenis, met schuld en schaamte, gewetenloos egoà?sme en gebrek aan respect voor de ander, de stigmata van eigenbelang en het brandmerk van de weigering van de uitgestoken hand in het gedeelde lijden voor al wie zich dreigt te onttrekken aan de angst voor de dood. Alsof mensen die zelf hun lot en leven in eigen handen nemen en daarvoor in medemenselijkheid de volle verantwoordelijkheid opnemen, het vleesgeworden kwaad vertegenwoordigen.
Het kwade, jazeker, het kwade en bedreigende voor wie zich de macht heeft toegeëigend en het spel van en met die macht niet wil onderwerpen aan de kritiek van de kudde.
Want wie zich van die angst voor de dood heeft bevrijd, laat zich niet kopschuw maken, door hond noch herder.
In die zin is Philippe Claudel een behoedzame, solidaire en medelevende humanist, in woord en beeld.
In die zin is zijn film een ode aan de menselijkheid in een stad als Nancy die in haar huizen, straten, pleinen, parken en musea schatten van medemenselijkheid bewaart.
Niet alleen Karel de Stoutmoedige vond er de dood.

De muziek van Jean Louis Aubert, het spel van Elza Zylberstein als Léa Fontaine en van de Engelstalige Kristin Scott Thomas als Juliette Fontaine maken ‘Il y a longtemps que je t’aime’ onvergetelijk.

à? la claire fontaine
1.
à? la claire fontaine
M'en allant promener,
J'ai trouvé l'eau si belle
Que je m'y suis baigné.
Il y a longtemps que je t'aime,
Jamais je ne t'oublierai.
2.
Sous les feuilles d'un chêne,
Je me suis fait sécher.
Sur la plus haute branche,
Le rossignol chantait.
3.
Chante, rossignol, chante,
Toi qui a le cœur gai;
Tu as le cœur à? rire,
Moi je l'ai à? pleurer.
4.
J'ai perdu mon amie
Sans l'avoir mérité,
Pour un bouquet de roses
Que je lui refusai.
5.
Je voudrais que la rose
Fût encore à? planter
Et que ma douce amie
Fût encore à? m’aimer.

Philippe Claudel, Rivier van vergetelheid (Meuse l’oublie), uitg.De Bezige Bij 2006.

64. Slaap maakt ons naakt. Je kunt nooit dichter bij iemand komen dan wanneer hij slaapt: alsof je met de brutaliteit van een boerenkinkel zijn onwetende intimiteit, zijn onschuld betreedt. Of de leugen van zijn intimiteit.

Philippe Claudel, Grijze Zielen

152. De menigte zwelt aan, krijgt iets dreigends, sluit zich steeds dichter om de gevangenen heen, waarom weet niemand, misschien omdat menigtes altijd erg dom zijn. Er wordt met vuisten gezwaaid, er vliegen beledigingen en daarna stenen door de lucht. Wat is een menigte nou eigenlijk?
Als je één op één met mensen praat, zijn de mensen niets, een stelletje onschuldige heikneuters. Maar als ze met z’n allen zijn, dicht op elkaar pakt in een geur van lichamen, zweet en ademen, en elkaars gezichten zien, kunnen ze bij het minste woord in dynamiet veranderen, in een helse machine, een soepterrine gevuld met stoom die in je gezicht uit elkaar kan ploffen als je hem alleen maar aanraakt.

Archief

Hugo Claus, 1929 – 2008

20 maart 2008

Bewegen
I

Alsof door de wenteling van je lenden
een heldere nachtmerrie ontstaat
alsof de daimoon in je gewrichten
schokschoudert van het lachen

Dat bewegen van jou en mij
spelingen van het licht

De verwanten zijn ver weg
De liefdes, praat er niet over,
ik registreer alleen die dagelijkse
nonchalante dood van mij
een ridder
vol rare woorden

Uit ‘In geval van Nood’
opgenomen in ‘Hugo Claus – Nu nog, een keuze uit de gedichten’ – De Bezige Bij 2007, p. 345

De Morgen 20032008

‘Nu nog vergeet ik weer de goden en hun ministers,
zij is het die mij versplintert, veroordeelt en vergeet,
zij van alle seizoenen maar vooral van de winter
want zij wordt mooier, kouder naarmate ik verder sterf.’

‘Ik verkies een elegante, goedgemaakte leugen tegenover me te hebben die ik herken als leugen en waar ik mijn eigen hoffelijke en hoofse leugen tegenover kan zetten, in plaats van dat geëtter over de waarheid.’

‘Het enige serieuze is: de wellust.’

‘Poëzie is de kern van mijn werk. Een gedicht is een bliksem, proza is een stroom. Daartussen pendel ik.’

‘Schrijven is knutselen, niet de vloed van de ziel weergeven.’

+++++++++++++++++++++++++++++++++

Op kousenvoeten leek het wel,
Dat zijn dood zou komen
En wachten zou op zijn hoe en waar
Want hij durfde kiezen
Als een ridder van het woord
Die dat zelf gestand deed
Voor wie hem dierbaar was en
Bij wie hij blijven zal
In beelden en zinnen, kleuren
En klanken van een stem
Die de toppen van de ironie
Koesterde als een hoeder
Van de verhalen die niet
Meer zoeken naar een stem..

Archief

Voor medici en wetenschappers: ‘Vaak blijkt de wijsheid van vandaag de vergissing van morgen.’

3 maart 2008

‘Vaak blijkt de wijsheid van vandaag de vergissing van morgen.’
Frits L. Meijler, em. hoogleraar hart- en vaatziekten
in Arts&auto 4/2008 p. 19 – Oswin Schneeweisz

'Ik ben altijd al gefascineerd geweest door het schilderij dat Rembrandt
in 1654 maakte van de bijbelse figuur Bathsebah
'?, zegt Frits L. Meijler.

'?Zijn vrouw Hendrikje stond model. Als je goed kijkt, zie je op haar linkerborst
een verkleuring en intrekking van de huid. Aangezien Hendrikje kort na het
gereedkomen van dit portret overleed, rijst dan ook de vraag of zij is gestorven
aan borstkanker. Misschien dat mijn oog daarom op het boek van James Olson
viel. Het portret van Rembrandt siert de cover van dat boek.'?

Olson verhaalt over de geschiedenis van borstkanker van de oudheid tot nu
en beschrijft hoe mensen al eeuwen bezig zijn vat te krijgen op deze ziekte.
Meijler: '?Tot op de dag van vandaag weten we nog steeds de oorzaak niet,
waardoor een goede behandeling ontbreekt. Natuurlijk zijn we vooruitgegaan,
maar we behandelen mensen nog steeds zonder dat we echt weten hoeveel zin dat heeft.
De ene vrouw leeft er een half jaar langer door, de ander geneest.
Juist omdat de kennis zo beperkt is, zie je hoezeer de geneeskunde zich
laat beà?nvloeden door allerlei hypes. Men verschuilt zich achter nietszeggende
statistieken of mutileert vrouwen in de hoop dat een stevige behandeling enig effect heeft.
Er is zelfs ooit een serieus voorstel geweest om bij alle vrouwen de borsten preventief te amputeren. Dat geeft de onmacht van de medische stand wel aan.'?

Het boek geeft talloze voorbeelden van die onmacht. Dat maakt het niet
alleen voor oncologen, maar ook voor andere medici interessant. Meijler ziet
bijvoorbeeld raakvlakken met de cardiologie.

'?De kransslagaderchirurgie is op precies dezelfde manier begonnen als de
borstkankerchirurgie. We sneden van alles weg in de hoop dat het effect had.
Pas zeer recent is men terughoudender geworden met borstkankerchirurgie
omdat de effecten soms te beperkt zijn, maar dat besef heeft wel honderd jaar
geduurd. Het boek toont niet alleen het gevecht dat medici voeren. Het gaat ook
over de enorme impact die borstkanker heeft op het leven van een vrouw: het verlies
van intimiteit en toekomstidealen. Niet zelden voelen vrouwen zich onbegrepen
door een mannelijke chirurg.'?

Wat de belangrijkste les is van Batsheba's Breast?

Meijler: '?Dat medici net mensen zijn. Ze hebben een blind vertrouwen in de wijsheid van vandaag, maar niet zelden blijkt de wijsheid van vandaag de vergissing van morgen.

'?

Archief

Luuk Gruwez – Lagerwal. Gedichten. uitg. Arbeiderspers

2 maart 2008

Een nieuwe bundel gedichten van Luuk Gruwez: ‘Lagerwal’, ook over moeders en helden die we niet zijn, noch willen of mogen zijn.
Daartussen een hele fijne over de hoofdstad van Limburg en een slotakkoord zoals het in de Stoomstroopfabriek kan klinken.
Voor de prachtige rede van Luc Devoldere bij de voorstelling van ‘Lagerwal’ in Brugge verwijzen we graag naar De Contrabas: met een van zijn mooiste verzen ‘Sourdine’ (uit: Een huis om dakloos in te zijn, 1981):

En als er geen tederheid meer is,
laten wij de tederheid dan veinzen
met geblinddoekte handen en geloken ogen,
liggend aan elkander als een grens
.

Hasselt

Zijn groene boulevard die nog niet lang bestaat,
zijn blauwe boulevard die nog lang niet bestaat,
zijn vaak geprezen smaak en of die wel bestaat
behalve in zijn jonge klare of in Petotjes speculaas.

Stad waar obers mankementig leerden nijgen – het sexappeal van omeletten in hun blikken
en altijd weer die rouwrand om de vrouwen
die ze niet langer dan één koffie kunnen houden.

Stad met te veel toekomst, stevig
ingepakt in een petieterig verleden.
Nachtwinkels die vloeken met de chic
van brasseriën, coiffeurs en boetieks.

Geen plek heeft zoveel nood aan overal:
wij zijn, welja, modern hier in Hasselt,
modern maar modest en ons kent ons
en onze eurocenten die wij niet verliezen willen.

Maar zacht en wulps zijn Hasselts vrouwen
die zich moedwillig van lippen vergissen
iets opgetogens fezelend van tussen hun dijen.
Zij kijken hun wimpers los van hun ogen.


Niets

Niets eindigt zoals het hoort. Niet
het dankwoord en niet de lustmoord,
niet het rustoord en niet het slotakkoord.
Geen enkel rijmwoord. Niets zoals het hoort.

Archief

Lucian Freud Gemeentemuseum – Peter van Straaten Meermanno – Den Haag

25 februari 2008

Gemeentemuseum Den Haag Lucian Freud
nog tot 8 juni 2008

Een trektocht doorheen het prachtige Haagse Gemeentemuseum van Berlage is dezer dagen wat droef te moede.
Niet om het lege maar heldere vormenspel van César Domela (1900-1992) - jongste zoon van de Nederlandse socialistische politicus Ferdinand Domela Nieuwenhuis die de bezoeker begeleidt naar Mondriaans Victory Boogie Woogie (1942-1940)
Niet om het ontbreken van een fors deel van 'De Stijl'- collectie
Niet om het lijn- en vlakkenspel van Hanns Schimansky (1949)
Niet om de mooi georkestreerde rotzooi van Matthias Weischer (1973, Elte, Westfalen)
Niet om de erg matige inpandige horeca '? die in de belendende parkdelen van het Museumcomplex wat gecompenseerd wordt,
Wel een beetje om de matige en matte 'Picasso in Den Haag' '? 'Malen gegen die Zeit' in K20 te Dusseldorf was van een fundamenteel ander kaliber.

Maar vooral om de overzichtstentoonstelling van Lucian Freud, kleinzoon van'?.
Het is zijn werk aan te zien.
Stroeve schoonheid, schutterige schenkels, schrijnende schilderpsoriasis en modellen die onmiskenbaar de tekenen dragen van de langdurige, zwoele en zweterige ontmoeting met de meester die tijdens de eindeloze sessies liedjes placht te zingen en verhaaltjes vertelde waarbij iedere humor uit zijn werk lijkt weggestreken.
Lucian Freud verslindt zijn modellen en het is hen aan te zien, hoe ze aan die vraatzuchtige ogen met een afgewende blik proberen te ontkomen, hoe ze psoriasis krijgen van zijn verf. Dat olifantenvel moet hen hoeden voor het nietsontziende schildersoog. Een enkel argeloos kindje van de flink geteisterde 'familie Pearce' (1998) kijkt de toeschouwer aan. De anderen zijn hun onschuld verloren , gesteld dat ze die ooit zouden bezeten hebben.
Je kan je afvagen of een model voor Lucian Freud onschuld kan kennen.
Ook Her Majesty niet!
De gesprekken met enkele van zijn modellen op film en dvd geven een glimp te zien van wat er in Freuds loeiheet, volgeklierd en stinkend atelier allemaal gebeurde.
Zijn plant- en tuinschilderwerk is teder en geraffineerd gelaagd, het vroegere portretwerk is bevreemdend maar zijn modellen lijken minder te lijden.
Met de jaren doet hij meer in verf.
De psoriasis en het eczeem worden er steeds dikker op gelegd,
en de ziel van de toeschouwer krijgt er jeukende eelt van.

Intussen loopt in het magnifieke Museum Meermanno '? Westreenianum aan de Prinsessegracht 30 in de Residentie een boeiende tentoonstelling over 'Peters Meesters – Peter van Straaten en zijn inspiratiebronnen '? nog tot 4 mei 2008

Het werk van peter van Straaten wordt getoond naast dat van kunstenaars (tekenaars, illustratoren en cartoonisten) die hem geà?nspireerd hebben: boeiende plaatjesboeken van de 'Gibson girls', Jo Spier, Rembrandt, Gustave Doré. Sinds 1995 verschijnt Peter's zeurkalender met op ieder blad een verademing van herkenbaar leed.

Nog tot 27 april 2008 is er ook een Boekbandententoonstelling 'Koppermaandagproject 2008'. Deze keer hebben vijftig handboekbinders Elsschots Lijmen/Het been gebonden.
Koppermaandag betreft een oude traditie in de grafische wereld, en valt op de eerste maandag na de dag des Heren, volgend op Driekoningen, voor 2008 was dat 14 januari.

Dit jaar is gekozen voor Lijmen/Het Been van de Belgische schrijver Willem Elsschot (1882-1960); in dit boek zijn reproducties opgenomen van de illustraties (lino's) die de Belgische kunstenaar Henri van Straten (1892-1944) speciaal voor de boeken Lijmen (1923) en Het Been (1938) maakte.

Het Museum Meermanno heeft een leuke collectie kleinodiën uit de oudheid, als ansichtkaarten van verre vroege reizen. Maar de boeken die er staan zijn fenomenaal, zeker de muziekhandschriften en drukken.

Musea als deze gaan een grote toekomst tegemoet, want de digitale informatiedragers zullen het bedrukt papier verdringen tot dat laatste enkel nog als kunstige luxe objecten tentoongesteld wordt op salontafel of schouwmantel, zoals vroeger de mooiste harnassen gemaakt werden wanneer ze iedere militaire functie door de opkomende vuurwapens reeds lang verloren hadden.
Het duurt geen decennium meer of mooie dure boeken zijn enkel nog tekenen van cultuur, rijkdom en verfijning. De rest van wat nu nog bedrukt papier nodig heeft, zal uitsluitend nog digitaal geconsumeerd worden
.

Archief

Gravensteengroep en Manifest

24 februari 2008

Het Manifest

De ondertekenaars van dit manifest, die zich de Gravensteengroep* noemen, vertrekken vanuit verschillende politieke en ideologische uitgangspunten, maar zijn het eens in hun gehechtheid aan de democratie en de mensenrechten. Zij stellen de waarden van vrijheid, gelijkheid, solidariteit en wederzijds respect centraal, en wijzen alle vormen van racisme en xenofobie radicaal af.
Zij zijn echter verontrust door het feit dat in de recente discussies over de staatshervorming de indruk wordt gewekt dat redelijke en rechtvaardige Vlaamse eisen telkens weer met (extreem-) rechts gedachtegoed worden geassocieerd. Daarom wensen ze de volgende standpunten naar voren te brengen.

Bij het ontstaan van België in 1830 heeft de francofone bourgeoisie de kans schoon gezien haar prioriteiten veilig te stellen, door een regime te installeren dat essentieel op sociale ongelijkheid en discriminatie van de Vlaamse taal en bevolking was gefundeerd. Die sociaal-economische ongelijkheid is mettertijd in grote mate weggewerkt dankzij een strijdbare arbeidersbeweging. Het recht op eigen taal en cultuur hebben de Vlamingen echter moeten afdwingen via een kluwen van ondoorzichtige compromissen. Het resultaat is een omslachtige staatsstructuur, een institutionele doolhof met zeven parlementen en zes regeringen. Onze ‘imago-schade’ in het buitenland wordt niet alleen veroorzaakt door de voorbije formatiecrisis, maar ook door de chaos die de Belgische constructie na 177 jaar lapwerk kenmerkt. De verkiezingsuitslag van 10 juni 2007 in Vlaanderen is mede veroorzaakt door het ongenoegen over deze historische vergroeiing en lijkt een onomkeerbare optie op de toekomst te nemen.

Dat een flink deel van de Vlaamse culturele wereld de intellectuele moed mist om deze analyse te maken, is onbegrijpelijk. Dat ze zich, samen met de oude Belgische elites, vastklampt aan een Belgische status-quo, is onaanvaardbaar. Dit zelfverklaard ‘progressief Vlaanderen’ stelt zich behoudsgezind op en dreigt de trein van de geschiedenis te missen. Ons aanknopingspunt is niet een belegen Vlaams romantisme, maar wel de Verlichtingsfilosofie, het democratisch gelijkheidsbeginsel, een moderne visie rond decentralisatie, subsidiariteit, schaalverkleining en regionale autonomie die overal in Europa aan de orde is, van Schotland tot Kosovo, en van Catalonië tot Estland.

Centraal staat daarin het principe van territorialiteit. In 1962-63 werden de definitieve grenzen vastgelegd van Vlaanderen, Wallonië en Duitstalig België, als taalkundige én culturele ruimtes binnen het Belgisch federaal bestel. Dit nadat al in 1932 de eentaligheid der regio’s mede onder sterke Waalse druk werd aanvaard. De taalgrens heeft hier in dit opzicht de kracht van een staatsgrens. Zo’n ruimtelijke afbakening impliceert bepaalde spelregels, nodig voor een gezond sociaal weefsel. Wereldwijd beschouwt men het namelijk als evident dat een immigrant, mits een aanpassingsperiode, zich inburgert door zich de taal van het nieuwe thuisland eigen te maken. Dit doet geen afbreuk aan de mensenrechten inzake godsdienst, culturele eigenheid of taalgebruik in de privé-sfeer. Laagopgeleide allochtone migranten doen deze inspanning met vrucht, terwijl veelal hoogopgeleide Franstalige inwijkelingen in Vlaanderen dit om principiële redenen niét blijken te doen, hierin gesteund door hun politici. Sommigen menen zelfs dat het volstaat, in een grensgemeente een meerderheid te verwerven, om de grenzen te verplaatsen. Daarmee ondergraven ze het principe van de politieke solidariteit tussen de gewesten, en meteen ook van de Belgische federale structuur op zich. Men kan zich indenken hoe de Fransen zouden reageren, mocht een Duitstalige meerderheid in een Franse grensgemeente eventjes de grenzen tussen beide landen willen wijzigen…

De ondertekenaars van dit manifest vinden daarom dat elke discussie over sociaal-economische solidariteit onmogelijk wordt, indien men de politieke solidariteit, d.w.z. het wederzijds respect voor grens en ruimte niet eerbiedigt. Er is een ommekeer in de mentaliteit nodig bij de francofone politici: wij hoeven dit respect niet ‘af te kopen’. De splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde is een toepassing van dat in de grondwet verankerd territorialiteitsbeginsel. Daarnaast vormt reële tweetaligheid in Brussel, als hoofdstedelijk gewest, de laatste kans voor België om als confederale staat te overleven.

Als een consensus over deze basisbeginselen wordt afgewezen, is elke discussie over staatshervorming zinloos. Noodgedwongen moeten we dan de nodige stappen zetten om de regio’s als onafhankelijke staten deel te laten uitmaken van de Europese Unie. Overigens, in de post-Belgische context van de Europese samenwerking kan interregionale solidariteit maximaal spelen. Wij willen, als welvarende regio, zowel de interpersoonlijke als de interregionale solidariteit in stand houden. Met ons hoofd én met ons hart. Maar niet met een latent onbehagen omtrent cultuurimperialisme, ongezond parasitisme, en verborgen partijpolitieke agenda’s.

Dit België is zonder duidelijke, onherroepelijke afspraken niet werkbaar; wie een hervorming in deze democratische zin afwijst, pleit in feite voor de ontbinding van die staat. In het verlengde van deze moderniseringsgedachte vragen wij transparante politieke structuren, responsabilisering van de regionale besturen, de toepassing van democratische grondrechten, en onschendbaarheid van taalgrenzen. Met onze Franstalige vrienden als het kan, zonder hen als het moet.

Meer autonomie zal eenieder tot voordeel strekken. Gelukkig groeit aan beide zijden van de taalgrens het besef dat ook Franstalig België zijn eigen groeikansen hypothekeert in de mate dat het zich laat gijzelen door politici die zweren bij de status-quo.

De oude vijandbeelden moeten vervangen worden door nieuwe samenwerkingsverbanden, gebaseerd op een evenwicht tussen solidariteit en verantwoordelijkheid. Wallonië als bevriende partnernatie lijkt ons een aantrekkelijker perspectief dan een staatsbestel dat zich van de ene crisis naar de andere voortsleept.

Namens de Gravensteengroep,

Etienne Vermeersch
Jan Verheyen
Frans-Jos Verdoodt
Piet van Eeckhaut
Jef Turf
Bart Staes
Johan Sanctorum
Jean-Pierre Rondas
Yves Panneels

Chris Michel
Bart Maddens
Paul Ghijsels
Paul De Ridder
Dirk Denoyelle
Peter De Graeve
Eric Defoort
Jo de Caluwe
Ludo Abicht

*De groep kwam voor het eerst samen en stelde deze tekst op in de schaduw van het Gentse Gravensteen.

Archief

Peter De Graeve – Ons best bewaarde staatsgeheim: de democratie is dood!

20 februari 2008

De Standaard donderdag 14 februari 2008

Ons best bewaarde staatsgeheim: De democratie is dood

Claude Lefort is één van de belangrijkste Franse politieke filosofen van de voorbije decennia. Hij is weinig bekend bij het grote publiek, maar zijn invloed bij politieke filosofen in Vlaanderen en Nederland is niet gering. Zijn theorieën hebben de ideeën over democratisch bestuur bij een hele generatie intellectuelen gevormd.
Volgens Lefort onderscheidt de moderne democratie zich van het Ancien Régime enerzijds, het totalitarisme anderzijds, op een beslissend punt: in de democratie 'is de plaats van de macht leeg'. De toverformule van het Ancien Régime: 'Le Roi est mort, vive le Roi!' werd door de Franse Revolutie ontkracht. Maar ook het totalitaire geloof dat 'de wil van de Führer (Duce, Partijleider) wet is', staat volgens Lefort haaks op het moderne ideaal van een humane democratie. Reeds in de jaren '70 stelde hij dat het totalitarisme '? of het nu rechts of links is '? een historische uitzondering is die de democratische regel bevestigt. De onverwachte val van het sovjetregime in 1989 leek zijn these te bevestigen. De democratie is de menselijke '? en dus imperfecte '? verwezenlijking van een politiek Verlichtingsideaal: de macht bij het volk, voor het volk, door het volk. Groot is het gevaar, in dit politieke bestel, van ongecontroleerde volksmacht, van populisme en demagogie. Maar dit onvermijdelijke risico verdwijnt in het niets bij de praktijk die erin bestaat de controle op de macht, om wat voor reden ook, dan maar aan het volk te onttrekken. Op de plek waar vroeger een zonnekoning of keizer troonde, is nu een 'gat' geslagen. Onze politieke cultuur vult deze leegte om de paar jaar tijdelijk op met een verkozen president of premier, en met een representatief parlement: dat is democratie. Macht wordt niet langer belichaamd, ze wordt ontleend, gehuurd. Regeren bij de gratie Gods, of ver weg van de stem en het oog van het volk kan niet meer. De minotaurus is geslacht. Ariadne gaat op vrije voeten, geëmancipeerd. Het labyrint staat leeg.
'De plaats van de macht is leeg.' Leforts mysterieuze formule spreekt een ijzeren wet uit: wie vandaag, op welke wijze ook, alleen wil heersen, doet afbreuk aan het wezen van het democratische. De macht willen uitoefenen zonder door het volk bekeken, beluisterd en beoordeeld te worden, getuigt van een autoritaire mentaliteit. Wie ervan uitgaat dat hij het recht heeft beslissingen te nemen voor de gemeenschap van de burgers ('We, the people'?'), zonder hiervoor verantwoording af te leggen of die burgers er rechtstreeks bij te betrekken, is fundamenteel ondemocratisch. Ons dierbaar België is van top tot teen doorgedrongen van een dergelijk autoritaire, antidemocratische geest. Naar aanleiding van het uitlekken van zogezegd vertrouwelijke gesprekken met de vorst doen sommige vazallen nu alsof ze 'erg verontwaardigd' zijn. Ze verkondigen dat de spelregels zijn vervalst. Maar dat diezelfde monarch lobbyt voor een 'federale kieskring', een partijdig electoraal systeem, dat als belangrijkste effect zal hebben dat de democratische macht van een deel van zijn bevolking (nog meer) wordt ingesnoerd, is ronduit autocratisch. Dat hijzelf de vertrouwelijkheid misbruikt om aan te sturen op een breuk binnen een democratisch verkozen politieke formatie (het 'kartel'), en dus op het ongedaan maken van een verkiezingsuitslag, is niets minder dan verraad aan de democratie. Met gespeelde verontwaardiging verheffen de hovelingen dit koningshuis tot 'morele macht' en tot 'bindend element' in de chaos van centrifugale krachten. Tegelijk steunen ze het in zijn autoritarisme en zijn voortdurende blijken van minachting voor de democratie. Zij zijn de echte valsspelers. Zij fluisteren ons voortdurend in dat de wij, het volk, moeten wijken voor de vorst. Dat de verkiezingen onderdoen voor de gevestigde machten, voor de elites en de troon. Dat niet de staat hervormd moet worden, maar de hervormingsgezinde partij, het kartel. Dat niet het regime plaats moet maken, maar het volk. Hoelang nog, Catilina? Men zeurt ons de oren van het hoofd over een bedreigde solidariteit. Maar dat de democratie zelf wordt vertrapt door hen die er hun carrière, hun buitenlandse reisjes en hun bodemloze rijkdom aan te danken hebben, mag niet meer gezegd? Dat de voorbije acht maanden de trouw aan de federatie, of tenminste aan de numerieke meerderheid ervan, in de feiten is geridiculiseerd, mag geen voorwerp van discussie meer zijn? Hoelang nog?
Het wordt steeds duidelijker dat in deze crisis van het regime sommigen er niet langer voor terug schrikken de democratie zelf op het spel te zetten, in dubbel opzicht. Ten eerste wordt nu alles in het werk gesteld om de 'instellingen' (in feite: de belangen van de monarchie, van enkele hovelingen en van een francofone kaste) tegen de logica van de verkiezingsuitslag in Vlaanderen te beschermen. Zo wordt een oligarchie gevestigd, of in zijn bestaan bévestigd, waarvan de mentaliteit steeds meer aanleunt bij de standenmaatschappij van 1788. Want de federale kieskring wordt een electoraal wapen in de handen van een elite. Het tweede effect is fundamenteler. De democratische stem zelf is nu al maandenlang vakkundig gesmoord, afgeklemd, uitgeschakeld. De voedingsbodem van de politieke solidariteit in dit land is daardoor vergiftigd. Velen die op 10 juni hun stem uitbrachten, leren nu te leven met de wetenschap dat die geen gewicht heeft gehad, zich niet 'leent' tot de macht. Dat in de geheime praatjes met de vorst keer op keer de democratie wordt verkracht, vindt blijkbaar niemand 'erg'. Op de troon zit een geslacht dat zijn zin doordrijft, tegen de wil van het volk in. In België is de plaats van de macht nooit leeg gemaakt. Hier is de democratie zelf leeg. Dat is ons best bewaarde geheim. Elk colloque singulier mag gaan over wat je maar wil '? de kwaliteit van een porto of de meubelen van Napoleon '? één waarheid hangt als een devies boven dit geniepige onderonsje: de democratie is dood, leve de monarchie.

Peter De Graeve doceert filosofie aan de UA

Archief

Matthias Schulz: En toen was er kunst – vert. W.Hansen HP/De Tijd – Der Spiegel

17 februari 2008

HP/De Tijd 01022008 Cultuur : En toen was er kunst. Matthias Schulz – vert. W.Hansen – Der Spiegel

Een bijzonder boeiend artikel in HP/De Tijd van 01022008 naar aanleiding van de nieuwste intrepretatie van recente vondsten omheen de grotten van Vogelherd in de buurt van het Duitse Ulm.
Ook de anatomisch moderne mens, die ongeveer 200.000 jaar geleden in Afrika opdook, bleef heel lang een oncreatieve hannes. Pas toen hij Europa introk, ruim 40.000 jaar geleden, kuste de barbaar uit de steentijd plotseling de muze.

De theorie van de zich langzaam ontwikkelende kunst was een vergissing, zegt Jean Clottes, hoogste custos van de grot van Chauvet. Het menselijk voorstellingsvermogen heeft zich schoksgewijs ontwikkeld – en meteen op zeer hoog niveau.

Volgens Nietzsche’s kunstfilosofie is kunst een soort esthetische surrogaatreligie.

Bij alle postmoderne verwarring wordt vergeten dat zelfs de kunstenaars van de oude Grieken helemaal geen kunstenaars waren: ze deden aan godsdienst. Het Griekse theater was geen amusementsfabriek, maar behandelde in de tragedie het lijden en sterven van Dionysus. Ter ere van hem traden de toneelspelers aan.

Pas in de moderne tijd kennen we de 'cultus van het genie'. Eenzaam en los van alle bindingen, helemaal op zichzelf teruggeworpen, omgeven door een ingestorte hemel, 'transcendentaal dakloos', maar tegelijk met een scherpe niets ontziende blik '? zo trad de kunstenaar nu naar voren. Het Italië van de renaissance heeft dat idee van de eenzame, esthetische strijder ontwikkeld.

Een van de meest verspreide magische handelswijze om een vijand schade toe te brengen is een evenbeeld van hem te maken, noteerde de zielkundige Sigmund Freud al, die met een grote aandacht het vroege werk van de volkenkundigen volgde.

Daarom zocht hij met magische middelen naar wegen om invloed uit te oefenen en zich een troostende wereld volgens eigen regels te scheppen. De prehistorische kunst is een poging geweest 'de mensen van hun angsten te bevrijden en hun hoop en vertrouwen te geven', zegt de Britse etnoloog Edward Evans-Pritchard.

Alle kunst, zegt Nietzsche, welt op uit een verborgen wereld van leed.

Die opeenhoping en opstuwing van mensen is volgens de prehistoricus Floss voor de mens de belangrijkste aanleiding geweest om tot estheet te muteren. '?Hij zonderde zich van de natuur af en leefde volgens eigen regels'?.

'Het oppervlak van het lichaam werd een symbolische toneel waarop het drama van de socialisatie zich afspeelde', aldus Terence Turner, een antropoloog van de universiteit van Chicago

Er is veel voor te zeggen dat de in adrenaline gedoopte olifantenjacht diepe sporen heeft nagelaten in de fantasie en de verbeeldingskracht van de vroege mens. De jacht ging gepaard met een groot risico gewond te geraken, en er vielen veel dodelijke slachtoffers. De prehistorische jager zocht daarom naar oplossingen om de verschrikking draaglijker te maken – met behulp van de magie.

In de jaren 90 was het Joachim Hahn, prehistoricus in Tübingen, al opgevallen dat de kunstenaars van de ijstijd vooral 'agressieve en sterke dieren' afbeelden.

Psychoanalytische gezien droegen de eerste schepselen zich getraumatiseerd; ze bootsten na waarvoor ze het bangst waren.
De dichter Rainer Maria Rilke heeft het zo uitgedrukt:
‘Want het schone is niets dan het juist nog door te verdragen begin der verschrikking,
en wij bewonderen het zo, omdat het, onaangedaan, versmaadt ons te vernietigen.’
(Eligieën van Duino)

Maar toen, rond 28.000 jaar geleden, gingen de Michelangelo’s van de prehistorie zich wijden aan een nieuw onderwerp. De naaktheid en de lichtzinnige tentoonspreiding van de geslachtelijkheid kwamen in de mode. De tijd van de wonderlijke 'Venusbeelden' begon.

De mensen uit de ijstijd konden van alles gebruiken – alleen geen vruchtbaarheidsgodin.

Het is veeleer denkbaar dat de forse Venussculpturen in het middelpunt stonden van een streng geregeld en zelden plaatsvindende sekscultus. Bijna alle volkeren uit de oudheid kennen de gecontroleerde uitleving van de drift door een sacrale orgie. Het carnaval ter ere van Ishtar duurde dagenlang '? alle remmingen gingen los. De rest van het jaar moest het volk weer zedig zijn.

Zoiets kan ook in het stenen tijdperk hebben bestaan. Toen al waren als gevolg van een steeds gecompliceerder sociaal leven de boeien van Eros zo knellend dat ze kennelijk amper meer te verdragen waren. Daarom zette de homo sapiens zijn hartstochten en hormonale opwellingen om in kleine sekspoppen

Archief

Knack duo interview: ‘Wij moesten de wereld proletariseren’

3 februari 2008

‘Wij moesten de wereld proletariseren’
DOOR JOëL DE CEULAER / FOTO’S FILIP NAUDTS
KNACK 17102007

Ze werden samen communist, maar groeiden gaandeweg uiteen. Ze zijn al jaren niet meer on speaking terms. Voor Knack wilden ze nog eens grondig en heftig van mening verschillen. De gebroeders Jan en Dirk Van Duppen over verleden, heden en toekomst van links.

DIRK VAN DUPPEN (51)
Nam als jongeman, onder invloed van Marx en van zijn broer Jan, de beslissing om als arbeider te gaan werken. Ging later, in navolging van Kris Merckx, alsnog geneeskunde studeren. Maakt nog altijd deel uit van de communistische Partij van de Arbeid. Werd vorig jaar verkozen in het Antwerpse district Deurne. Trad op de voorgrond doordat hij de strijd aanbond met de farmaceutische industrie. Publiceerde daarover De cholesteroloorlog. Werkt nog altijd in een groepspraktijk van Geneeskunde voor het volk.

JAN VAN DUPPEN (54)
Zette als jongeman, onder invloed van Marx, zijn studies stop om te gaan werken als arbeider. Ging later, onder invloed van Amada-boegbeeld Kris Merckx, geneeskunde studeren. Rekende af met het communisme en vond aansluiting bij de SP.A. Was lid van het Vlaams Parlement (1999-2004) en van de Senaat (2003-2004). Stapte, onder meer uit ongenoegen met het autoritaire beleid van toenmalig voorzitter Steve Stevaert, in 2004 uit de partij. Werkt vandaag als huisarts in een groepspraktijk in een multiculturele achterstandswijk, Rotterdam-Zuid.

Een verzoeningsgesprek? Nee, zo zouden ze het niet willen noemen. Daarvoor zijn de meningsverschillen te groot, is de afstand te onoverbrugbaar. Maar een gesprek over hun politieke verleden en de toekomst van links? Daartoe zijn Jan en Dirk Van Duppen wel bereid. De twee felle en gedreven Kempenzonen zijn allebei arts, een vak dat ze kozen in navolging van Kris Merckx, stichter van Geneeskunde voor het Volk en jarenlang boegbeeld van Amada, de communistische partij die inmiddels is uitgemond in de Partij van de Arbeid. Dirk is nog altijd lid van de PVDA. Jan heeft zich na een lange omweg via de SP.A uit de politiek teruggetrokken. Het verhaal begint, hoe kan het anders, eind jaren zestig.

Jan Van Duppen: ‘Het was een periode waarin je de tegenstellingen in de wereld duidelijk begon te zien. De rijken waren rijk, de armen waren arm – en men ging er toen in de Kempen nog van uit dat het best zo kon blijven. Wij zagen elke avond de Vietnamoorlog op de televisie, de ene gruwel na de andere. Wij waren bij de Chiro en hadden ook een jeugdclub opgericht, waarmee we in de bossen van Gierle het zwerfvuil gingen opruimen. Met Kerstmis 1968 hebben wij de stal in het dorp nog vol gehangen met affiches tegen de bombardementen op Hanoi. Wij waren, kortom, zeer actief, wij hadden contact met de derdewereldbeweging en organiseerden zelf ook actie- en discussiegroepen. In Leuven, waar ik twee jaar psychologie heb gestudeerd, maakte ik kennis met de marxistisch-leninistische beweging. Ik studeerde mij te pletter op Marx en Lenin, en bracht dat allemaal mee naar de discussiegroepen in Gierle.’

In de tweede kandidatuur stopte u plotseling met studeren. Waarom?

JAN VAN DUPPEN: Voor mij bood het alomvattende en sluitende, maar ook geslà?ten denksysteem van het marxisme een fantastisch antwoord op alle vragen. Ik denk dat je dat kunt vergelijken met het moslimfundamentalisme. Een hele ontdekking, op die leeftijd. Ik begreep dat ik door psychologie te studeren de wereld niet zou veranderen. Wij moesten de wereld proletariseren. Dus stopte ik met studeren en werd ik arbeider. Ik heb in de mijnen gewerkt, in een asbestfabriek, als trambestuurder… Later zijn mijn broer en ik allebei geneeskunde gaan studeren.

DIRK VAN DUPPEN: Jan was mijn grote broer en grote voorbeeld. Wij voerden een gemeenschappelijke strijd om los te komen van de waardepatronen van onze ouders. Vader was onderwijzer en had nooit aan de universiteit kunnen studeren. Daarom wilde hij dat zijn kinderen dat zeker wel zouden doen. Dat de oudste zijn studie stopzette, was een verschrikkelijke klap. En zijn derde zoon, ik dus, begon zelfs niet aan die studies. Ik besliste om na de middelbare school onmiddellijk in een leerlooierij te gaan werken. Ik had op mijn vijftiende Het Kapitaal van Marx al gelezen.

Wat ontdekte u in Marx?

Lees verder »

Archief

Nationale Gedichtendag 2008

31 januari 2008


Het geeft niet of de ouderdom komt, wat is ouderdom?
Je hebt je schouders onder de wereld gezet
en die weegt niet meer dan een kinderhand.
Oorlogen, honger, vergaderingen in gebouwen
bewijzen enkel dat het leven doorgaat
en dat nog lang niet iedereen zich heeft bevrijd.
Sommigen vinden de aanblik barbaars
En zouden (gevoelige zielen) liever sterven.
De tijd is gekomen dat sterven niet helpt.
De tijd is gekomen dat leven verplicht is.
Leven zonder meer, zonder mystificatie.

Carlos Drummond de Andrade (1902 '? 1987)
Geciteerd in Cees Nooteboom, 'Tumbas', graven van dichters en denkers.
Uitg. Atlas.

Archief

Voor 2008 wensen wij eenzelfde lankmoedigheid en een warme waardigheid…

5 januari 2008

Rembrandt 1654 Jan Six

Jan Six (1618 '? 1700) door Rembrandt in 1654.

Vrijheid gaat in rood gekleed met gouden randen,

zacht gemzenleer schoeit vuile handen

om arbeid toch in mededogen te leiden

en de paarden van de macht te mennen;

de vuisten soepel en vingervlug gekoesterd

wanneer we weten hoe de wereld draait

en voor offers keert zodat we lankmoedig

en met warme waardigheid ons hullen

in de mantel die ons behoedt voor de hitte

van de passie en het vuur van de strijd

omdat alles van waarde zich moet verweren.

'Alles van waarde moet zich verweren'*

Daarom wensen

wij u en al wie u

lief is voor

2008

eenzelfde lankmoedigheid

en een warme waardigheid.

  • ' De gedachte was te veel dat de vrijheden zich als vanzelf zouden verdiepen, maar het lijkt erop dat de vrijheid in diskrediet aan het raken is en de roep om veiligheid steeds luider klinkt. Wanneer we de bekende dichtregel van Lucebert '? 'Alles van waarde is weerloos' '? op zijn kop zetten, kunnen we zeggen: 'Alles van waarde moet zich verweren.' – Paul Scheffer, Het land van aankomst. p.409

'Hollanders in beeld' nog tot 13 januari 2008 in het Mauritshuis, Den Haag

Archief

Leonardo '? expo Koekelberg versus Monaldi & Sorti, De twijfel van Salaì.

26 december 2007

Leonardo '? expo Koekelberg versus Monaldi & Sorti, De twijfel van Salaì.

Monaldi & Sorti, De twijfel van Salaì.
De onverbeterlijke leugenachtige en genotzuchtige dief, over de onderzoeken van Ser Lionardo de schilder, zijn leermeester en pleegvader. Gekruid met een pikante novelle van Boccaccio en een brief van Machiavelli die het geval briljant oplost.
Uitg. Cargo De Bezige Bij 2007

‘Talloze malen heb ik in de praktijk van het leven bevestigd gevonden dat antiquaren vaak meer van boeken weten dan deskundig geachte professoren, kunsthandelaren meer verstand hebben van kunst dan kunsthistorici, dat een groot deel van de wezenlijk nieuwe inzichten en ontdekkingen op alle gebieden te danken is aan buitenstaanders. Hoe praktisch, bruikbaar en heilzaam het academische bedrijf voor mensen met een doorsnee talent ook mag zijn, voor individueel productieve geesten lijkt mij overbodig, bij hen kan het zelfs een remmende invloed hebben.' Stefaan Zweig, De wereld van gisteren.

'Neem een leugen, een legende en een aannemelijk feit, en je hebt een traditie' Karl L.

Liefhebbers van gemeenplaatsen, flauwe kul en dure onbenulligheden onder patronage van zijne majesteit Albert II, voorzitter Pà?ttering van het Europees Parlement en Commissievoorzitter Barroso kunnen nog tot 15 maart 2008 terecht in de Basiliek van Koekelberg voor de expo Leonardo Da Vinci, the European Genius – www.expo-davinci.eu.

Reeds ettelijke zomers worden argeloze toeristen in Italiaanse kultuursteden gelokt om voor veel geld de 'originele kopieën' van de beroemde uitvindingen van Leonardo te bestuderen. Steevast ben je dan opgelicht door een stel mechano-friemelaars met houtje-touwtjes- constructies die kant nog wal raken maar vooral de illusie proberen te verkopen dat de ‘uitvinder’ hiervan originele ideeën lang voor de aangewezen tijd kon ontwikkelen. Vaak helpen 3D- modulaties op beeldscherm om de glans van genialiteit te versterken.
Pas veel later zou men het nut van een helikopter, een geniebrug, een tank, een machinegeweer kunnen begrijpen. Zo geniaal was die uitvinder dat hij dingen uitvond waaraan niemand wat had.
Het heeft iets van de Europese commissie die ook graag dingen uitvindt waaraan niemand wat heeft, behoudens de kassa van de tentoonstelling of verwante bedrijfsbelangen.
De roep van genialiteit die 'Leonardo' '? de voornaam volstaat als blijk van de eigen kennis in het armzalig milieu van navelstarende Brusselse bourgeoisie '? dient te dekken en te verkopen, is waarlijk hilarisch.

Vooral voor wie van Monaldi & Sorti 'De twijfel van Salaì ' heeft genoten:

351. De modernste inzichten van het wetenschappelijk onderzoek rekenen af met de figuur van Leonardo als de ‘visionaire’ geleerde, die in zijn projecten vage voorgevoelens aangaande toekomstige machines giet. Het genie uit Vinci was vaak op zoek naar Griekse handschriften waaraan hij grote waarde toekende. (...)
Onder de geleerden komt steeds duidelijker naar voren dat Leonardo niet de toekomst voorspelde, zoals hem vaak is toegedicht, maar het verleden registreerde en probeerde te doen herleven: zoals is aangetoond door de wiskundige Lucio Russo ( La rivoluzione dimenticata. Il pensiero scientifico greco e la scienza moderna, Milaan 1996), putte Leonardo evenals andere wetenschappers en ingenieurs uit de renaissance volop uit het rijke technologische erfgoed van het oude Griekenland, dat in het Romeinse en middeleeuwse tijdperk vergeten of overschaduwd was, maar terugreikt tot in oeroude tijden.

352. Leonardo pakte kortom het Griekse en hellenistische gedachtegoed weer op en ontwierp machines waarvan hij niet altijd het doel begreep, om welke reden ze niet konden werken, en niet omdat hij zijn tijd vooruit was. Om ze te bouwen was kennis nodig geweest die inmiddels verloren was gegaan.
‘De renaissancistische intellectuelen’, schrijft Lucio Russo verder, ‘waren niet in staat de hellenistische wetenschappelijke theorieën te begrijpen, maar als intelligente, nieuwsgierige kinderen die voor het eerst in een bibliotheek komen, werden ze aangelokt door de afzonderlijke resultaten en met name door die welke in handschriften verlucht waren met tekeningen: bijvoorbeeld in willekeurige volgorde: de anatomische ontledingen, het perspectief, de tandraderen, de pneumatische machines, het smelten van de grote werken in brons, de oorlogsmachines, de hydraulica, de automaten, de ‘psychologische’ portretkunst, de bouw van muziekinstrumenten (Russo, p. 112.)

Maar 'De twijfel van Salaì' heeft meer in petto dan een ontmaskering van de mythe rond Leonardo.

Monaldi & Sort hebben er met het zevendelig magnum opus 'Imprimatur '? Secretum '? Veritas' ( Mysterium- Unicum -'? volgen nog in het Nederlands) hun handelsmerk van gemaakt om aan te tonen dat niets is wat het lijkt: 'Neem een leugen, een legende en een aannemelijk feit, en je hebt een traditie'

En aan die wetenschappelijke, historische en politieke traditie sleutelen zij met brio en kunde, tot afgrijzen van de zelfbenoemde erflaters uit de academische hofhouding.
Hun ontdekkingstocht naar de lastercampagne rond Alexander VI, de roemruchte Borgiapaus, hebben ze verwerkt in een brievenboek van de aangenomen zoon en hulpje van Leonardo, Salaì.

10. De jonge en weinig onderlegde, maar gewiekste Salaì is een volmaakte vertegenwoordiger van onze 'popolino scarpe grosse cervello fino' ( de kleine man op grove schoenen, maar met een fijn verstand), die buiten de grenzen van ons Schiereiland zo moeilijk tegen te komen is en misschien in hoofdzakelijk niet katholieke landen ook niet te begrijpen valt: een babbelzieke en toch eeuwig sceptische individualist, zonder vetes en hiërarchieën in zijn hoofd, een onbevooroordeelde waarnemer en daarom scherp van geest.

Door de ogen en de volkse intelligentie van Salaì demonstreren Monaldi & Sorti het Rome van die tijd, de zwendelaars in macht en waarheid, de menselijke kanten van 'Ser Lionardo' en zijn speciale en geniale voorkeuren, de manier waarop de wereld gedreven wordt door de zoektocht naar de drie 'G'-s : Gat, Geld en God '? zij het dat die in Rome in tijd, plaats en ruimte samenvielen.
De rol van de Borgia paus bij een ultieme poging om de Roomse Kerk in rustiger water te krijgen wanneer de golven van de reformatie aan kracht wonnen, de betekenis van de Elzasser humanisten en hun geschiedvervalsing met ‘De Germanen’ van Tacitus als ideologisch manifest voor de historische rol van het zuivere en krachtige, onbezoedelde Duitse volk'?het passeert allemaal langs het nietsontziende oog van Salaì. En passant maken de auteurs onderbouwd komaf met het zootje Da Vinci Code – aanhangers en fezelaars in demarge van de postmoderne mythevorming.

342. Als de leenman zijn hofnar in het openbaar aan het woord laat en hem toejuicht als een redenaar, dan zijn alle redenaars gedwongen een ander beroep te kiezen.
De enige manier om tegen de overheersende pulp in te gaan was dus door dezelfde wapens te gebruiken, maar dan omgekeerd: de hofnar aan het woord laten, maar met de argumenten van een redenaar. Als elke domoor die maar even zijn mond opendoet wordt toegejuicht, dan heeft de simpele salaris ook het recht om tussen kwajongensstreken en kromde zinnen door iets serieus te vertellen. Aan de andere kant is die omkering van rollen typerend voor onze tijd: heeft de serie romans met het grootste wereldsucces van de laatste tijd, geschreven door een bekende Engelse schrijfster voor de hersens van twaalfjarigen, geen miljoenen volwassenen lezers veroverd?

Lees verder »

Archief

Lieven Tavernier, wind & rook

26 december 2007

Lieven Tavernier, wind & rook

DE VIERDE CD VAN LIEVEN TAVERNIER IS ER
Wind & rook (de maison bleue sessies) werd de eerste drie dagen van augustus 2007 live opgenomen zonder overdubs in de woonkamer van producer Nils De Caster: What you hear is what you get.

Lieven Tavernier & '?De zondaars'?

Muzikanten
Lieven Tavernier : zang & gitaar
Nils De Caster: dobro, gitaar & mandoline
Yves Meersschaert : piano & accordeon
Bruno Deneckere : gitaar, banjo & mondharmonica
Mario Vermandel: Vaste bassist bij Tavernier & groep. Helaas & diep betreurd, kon Mario niet opnemen wegens tendinitis. Uit totale eerbied voor onze geliefde vriend werd besloten de c.d. dan op te nemen zonder bassist.

Gasten
Sarah D’hondt: zang
Frank Vantroyen: bastuba

Lieven Tavernier is één van de literaire schaduwen uit het noorden.
Ze schuilen onuitwisbaar in het wateroppervlak van onze taal
omdat na ieder woelig worstelen die schaduwen weerkeren
opdat de luisteraar erin zou kunnen verzinken.
Lieven Tavernier maakt met zijn woorden
van het Nederlands een taal vol mededogen.

Uit het noorden

De wind uit het noorden
Voorspelt niet vele goed
Het is de kou die niet meer weggaat
Uit mijn ziel en mijn bloed
En de nachten van augustus
Ze zijn voorbij voorgoed
En ik zal ze niet missen
En dat is goed

Er is de liefste die wegging
Die je nooit meer hebt ontmoet
En je weet dat je liegt als je zegt
Dat het jou niets doet
Want waarom dromen
Dat ze jou nog zoekt
En als je niet wordt gevonden
Ook dat is goed

En tijd is niemands vijand
En tijd is niemands vriend
En tijd kijkt niet om
Of hij jou nog vindt

Er is de dood die staat te wachten
Hij wacht op elke hoek
Hij kent de namen van mijn vrienden
Ze staan in zijn boek
En hij zegt aan mijn liefste
Dat hij mij halen moet
En ik weet dat ze niet luistert
En dat is goed.

Wind en rook

Regen in de morgen
De zon blijft verborgen
De wind waait al mijn dromen
Op een hoop
Het is halfweg oktober
De zomer is over
Ik wacht op de winter en ben rusteloos
Als wind en rook

Er valt licht door de ramen
Van de ziekenhuiskamer
Ik kijk naar mijn vader
Mijn vader gaat dood
En ik weet als ik wegga
Dat ik zonder hem wegga
Dat zijn leven verdwijnt
Als wind en rook.

In mijn donkere dagen

Klokken luiden in de nacht
Donkere doffe slagen
En ik ben zo ver van huis
In de donkere dagen
Regenmantel, hou me warm
In sneeuw en regenvlagen
Laat me nu het licht maar zien
In mijn donkere dagen

En ik loop de straten door
In de stilte van de avond
En ik zie de mensen die
Zitten in hun kamer
Televisielicht dat schijnt
Voor doven en voor dwazen
Misschien is dat wel het licht
In hun donkere dagen

Oude mensen zeggen mij
Jij hebt niet te klagen,
Jij hebt nooit de kou gekend
Van de oorlogsjaren
Nee jij kent niet het verdriet
Van zovele graven
Weet dat het zo erg niet is
Al jouw donkere dagen

Voor de schipper ver van huis
Ver weg van de haven
Voor de vrouw die slapen wil
En niet meer zal slapen
Voor de vreemdeling die wacht
Tot iemand hem komt halen
Hoop ik dat het licht zal zijn
In hun donkere dagen.

Jaren geleden en jaren lang schreef hij met 'Over Water' 1986
een ode aan Gent en haar verborgen water.
In 1991 haalden zijn onvergetelijke parels
van de Nederlandse poëzie (1974-1975) met Jan de Wildes 'HéHé'
de radio waardoor ze het Vlaamse collectieve onbewuste binnendrongen.

De fanfare van honger en dorst

We liepen in Gent rond,
we waren met zessen,
we kwamen van nergens
gingen nergens naar toe,
vanaf de terrassen,
in de koffiehuizen
bekeken we de mensen
en hun drukke gedoe.

We liepen met ons hoofd in de wolken
en werden dan wakker van honger en dorst
en iedereen riep: kijk daar loopt de fanfare,
de fanfare van honger en dorst.

We hadden geen geld om eten te kopen,
maar we wisten voor alles het beste adres,
mosselen bij Leentje
en frieten bij Helga
en Annie bewaarde voor ons wel een fles.

En iedere nacht, nog net voor het slapen
de laatste vijf frank in Eddies joeboks.
'?A hard rain's gonna fall'?,
we zongen 't allemaal samen,
de fanfare van honger en dorst.

En kwam er een vrouw
die een van ons meenam,
dan namen we afscheid en zegden vaarwel,
de fanfare trok verder
met minder leden,
de toon in mineur,
we begrepen dat wel.

Maar er was nooit een vrouw
die mooier kon zingen
dan onze fanfare van honger en dorst
en het duurde nooit lang
of we waren weer samen
met de fanfare van honger en dorst.

Wie van ons had ooit durven denken
dat iedereen van ons voorgoed weg zou gaan,
we hebben toen zelf de fanfare ontbonden,
we hebben als iedereen de prijs zwaar betaald.
De prijs van de vrijheid: in ruil voor wat centen,
een baan bij de bank, een auto, een kind,
maar ergens in de stad zingt
een nieuwe fanfare,
een nieuwe fanfare van honger en dorst
een nieuwe fanfare van honger en dorst.

Eerste sneeuw

Ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit,
ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit,
ik kon het niet geloven, maar voor de vensterruit,
viel zacht naar beneden, de eerste sneeuw.

Mijn mama kwam naar boven, ‘t Is tijd om op te staan,
mijm mama kwam naar boven, kom trek je kleren aan,
mama, lieve mama, kijk eens naar beneden,
ga je met mij mee, in de eerste sneeuw.

Kijk eens naar omhoog en kijk
de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k wou dat dit kon blijven duren
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw.

Waar is mijn wollen muts nu, waar is mijn dikke sjaal,
waar is mijn wollen muts nu, waar is mijn dikke sjaal,
en ergens in de kelder ligt toch nog die slee,
papa moet me duwen door de eerste sneeuw.

Kijk eens naar omhoog en kijk
de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k wou dat dit kon blijven duren
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw.

Nu twintig jaren later, heb ik geen zin om op te staan,
nu twintig jaren later, kijk ik weer uit het raam,
mijn mama zal niet komen, mijn mama is lang dood,
ze ligt al lang beneden, in de eerste sneeuw.

Kijk eens omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken.
‘k Wou dat dit kon blijven duren,
dat het nooit meer zou stoppen.
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw,
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw,
in de eerste sneeuw

De verdwenen karavaan

Ik sliep in 't diepe duister,
in 't midden van de nacht,
stond iemand in mijn kamer
en zei, je wordt verwacht,
de karavaan staat klaar,
kom op en kleed je gauw
we staan op jou te wachten,
ja, d'r is nog plaats voor jou.

En toen ik uit mijn huis ging
zag ik een groepje staan
herkende hun gezichten
en wist nog ieders naam,
het waren oude vrienden
die ik nooit meer had ontmoet
en ook mijn jeugdvriendinnen
stonden wachtend op de stoep.

Iemand gaf een teken
en wij vertrokken toen,
de vrieslucht sneed bijtend
door mijn jas van licht katoen,
geen mens was in de straten,
er klonk nergens geluid
witte vlokken vielen,
veegden onze sporen uit

En weldra lag de stad
al heel ver achter ons
we liepen zwijgend verder
langs stilstaande wagons
en verder langs de velden
trok de karavaan
de wijzers op de toren
bleven onveranderd staan.

Een kind dat niet kon slapen
heeft ons die nacht gezien
en hoe op onze schouders
de sneeuw zacht nederviel
en hoe mijn jeugdvriendinnen
als zusters dicht bijeen
mijn liefdesbrieven lazen,
lieten vallen in de sneeuw.

Ik keek naar hun gezichten,
bekeek ze van dichtbij,
ze leken zacht en rustig
glimlachten tegen mij,
geen droefheid, geen vermoeidheid
de kou deerde hen niet,
ze liepen zonder aarzelen
naar een onbekend gebied.

En plotseling werd ik angstig
als wist ik niet waarom,
en niet toen ik wou vragen
of ik bij hen blijven kon,
lieten ze me achter
verdwenen een na een,
er werd geen woord gesproken
maar iemand knikte zacht van neen.

Mijn liefste kwam mij wekken,
ze zei, je sliep zo diep
ik wou mijn droom vertellen
ik vond de woorden niet
ik vouwde mijn handen
voor mijn gelaat
en weende zacht en bitter
om de verdwenen karavaan.

Naar aanleiding van de ‘vernieuwing’ van Radio 1 schreef Lieven Tavernier op 6 december 2007 een lezersbrief in De Morgen, die de essentie van een gecommercialiseerd cultuurleven ontbloot.

Nog even een reactie op ‘Radio 1-heidsworst’ (DM 3/12). Daarin deelt muziekcoà?rdinator Radio 1 Evert Venema mee dat er overdag geen muziek meer zal worden gedraaid van Vanuytsel of mij, “alleen nog in de late uurtjes”. We lijken warempel een ietwat hardere pornofilm, alleen geschikt voor ‘de late uurtjes’. Onze songs passen niet in de programmering overdag, “als we daarin een logische lijn willen aanhouden”, dixit Venema.
Ik kan me voorstellen dat Venema’s Berufsverbot niet alleen Vanuytsel en mij betreft, maar nog andere muzikanten. Omdat muzikanten niet altijd weten hoe ze ‘de logische lijn’ moeten aanhouden, stel ik graag het volgende voor. Venema stuurt ons een formulier toe waarin in eenvoudige bewoordingen uitgelegd wordt welke songs we (nog) mogen schrijven, welk tempo het correcte Radio 1-tempo is, welke sessiemuzikanten goede Radio 1-muzikanten zijn, of Radio 1 zelf de mix doet, en of we van elke song twee versies moeten aanmaken: een versie voor overdag en een versie voor ‘de late uurtjes’.
Zou zo een formulier niet dé oplossing zijn voor elke onzekere muzikant, en vooral hoe dankbaar controleerbaar voor regelneef Venema?
Lieven Tavernier, componist

Archief

Stu Bru Music for Life: 'waterSTOF = duurzaam water' – protosh20

24 december 2007

Stu Bru Music for Life: 'waterSTOF = duurzaam water' – protosh20

Zonder water kunnen we
onze dorst niet lessen
naar gerechtigheid.
Zonder water kunnen we
onze handen niet wassen
in onschuld.
Zonder water kunnen we
onze werktuigen niet
verschonen.
Zonder water kunnen we
ons honger niet stillen
naar menselijke waardigheid.
Zonder water kunnen we
ons leven niet beginnen
noch in schoonheid eindigen.
Water maakt vrij.

Protos helpt daarbij, hier en ginder.


De PROTOS Missie

PROTOS wil rechtvaardige en wederzijds verrijkende relaties tussen Noord en Zuid bevorderen.
PROTOS wil helpen bij duurzame en bevrijdende processen die geà?ntegreerd zijn in de plaatselijke cultuur en sociale omstandigheden, en die moeten zorgen voor een beter welzijn van de kansarme bevolkingsgroepen in het Zuiden. Daarbij is water essentieel. Gezien haar expertise op het terrein van water, komt PROTOS speciaal op voor een rechtvaardig, duurzaam en participatief waterbeheer in Noord en Zuid.
Een rechtvaardig waterbeheer veronderstelt solidariteit onder alle gebruikers, waarbij elkeen recht heeft op voldoende water voor een gezonde menselijke ontplooiing.
Een duurzaam waterbeheer streeft ernaar het beschikbare water zo goed mogelijk te gebruiken, zonder een gevaar te zijn voor de andere gebruikers, voor het leefmilieu of voor de toekomst.
Een participatief waterbeheer vereist de betrokkenheid van elk individu en elke gemeenschap, ook van de kansarmen die hun eigen lot in handen moeten kunnen nemen. Dit met respect voor de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw.
PROTOS wil dat bereiken door:
'?Participatieve ontwikkelingsprogramma’s in het Zuiden te steunen: door een verbeterde toegang, verdeling en/of valorisatie van water wil PROTOS de socio-economische situatie van de lokale bevolking verbeteren.
'?Een hefboom te zijn: door het verstevigen van de capaciteiten, inzichten en positie van organisaties die uit deze programma’s kennis kunnen kapitaliseren en die verder valoriseren.
'?De samenwerking te bevorderen tussen alle bij een planmatige lokale ontwikkeling betrokken partijen, met inbegrip van de organisaties uit de civiele maatschappij en de plaatselijke besturen.
'?Het debat over rechtvaardig, duurzaam en participatief waterbeheer te stimuleren, in het Noorden en in het Zuiden. De ervaringen van PROTOS en haar partnerorganisaties kunnen dit debat voeden.
Talloze samenlevingen worden momenteel bedreigd door een tekort aan water, wat een probleem vormt voor het in stand houden en verder ontwikkelen van hun welvaart en welzijn en van de internationale stabiliteit.
Er zijn vandaag naar schatting 25 miljoen “watervluchtelingen” op de wereld. Ze zijn op de vlucht voor droogte of overstromingen, die veelal door menselijk ingrijpen werden veroorzaakt of verergerd. Ook de groeiende ongelijkheid in de verdeling van water leidt tot interne spanningen en internationale conflicten.
Wereldwijd zijn er 263 stroomgebieden die door meerdere landen worden gedeeld. 60 % van de wereldbevolking leeft in stroomgebieden die door verschillende landen lopen. Dit draagt vandaag al bij tot spanningen tussen Israël en Palestina, tussen Irak en Syrië, tussen India en Pakistan '?.
Rivieren die door verschillende landen stromen, zoals de Mekong, de Ganges, de Jordaan, Tigris en Eufraat, de Nijl … maar ook de Rijn, Maas en Schelde dreigen een bron van economische, en in minder stabiele regio's eventueel gewapende conflicten te worden. Zo is het schaarse water van de gemeenschappelijke Jordaan nu eens een bron van conflict, dan weer chantagemiddel tussen Israël en zijn buurlanden. Geen wonder als men weet dat Jordanië zo goed als door zijn grondwatervoorraden heen is, en dat 90% van het in de Westelijke Jordaanoever opgepompte water gebruikt wordt door Israël.
Conflictbeheersing, ontwikkeling en milieubescherming gaan hand in hand. Een grondige mentaliteitswijziging, gesteund op ethische gronden, dringt zich op om een duurzaam en solidair beleid mogelijk te maken.
De waterproblemen in het Zuiden zijn dus ook onze problemen. Ze kunnen niet worden opgelost als ook de machts- en economische verhoudingen tussen Noord en Zuid niet worden hertekend. De waterproblemen in het Zuiden zijn daarenboven niet alleen een onrecht, maar ze vormen ook een bedreiging voor onze éne wereld.
Tenslotte ziet men steeds meer in dat de belangenstrijd tussen watergebruikers niet alleen in het Zuiden, maar ook in het Noorden voor snel stijgende spanningen zorgt: tussen leefmilieu en landbouw, tussen huidige en toekomstige generaties, en tussen stroomafwaartse en stroomopwaartse gebruikers. Waar men in het Zuiden, soms uit noodzaak, soms vanuit een eigen cultureel of sociaal waardepatroon, experimenteert met nieuwe vormen van waterbeheer kan ook het Noorden hieruit lessen trekken om met deze vitale materie anders om te gaan. Daarom willen PROTOS en haar partners deze bruggen slaan. PROTOS schreef hierover een brochure '?Water en conflicten'? (1,5 MB).

Archief

British Vision tussen precisie en waanzin, MSK Gent

23 december 2007

‘British Vision’ tussen precisie en waanzin nog tot 13 januari 2008.

'British Vision' in het mooi gerenoveerde Museum voor Schone Kunsten te Gent zorgt nog tot 13 januari 2008 voor een boeiende show van twee eeuwen Britse kunst. Een paar honderd interessante tot prachtige werken met als hoogtepunten William Hogarth, Thomas Gainsborough, William Blake, John Constable, Joseph Mallord, William Turner, Dante Gabriel Rossetti, Edward Burne-Jones, Stanley Spencer, Graham Sutherland, Francis Bacon en Lucian Freud.
Van Henri Moore wordt een 'Row of Sleepers' uit 1941 geflankeerd door een foto van een geà?mproviseerde schuilkelder in een metrostation van Bill Brandt uit 1940: de oorsprong van Moores menselijke vormen in een uitzichtloze situatie.
De wisselwerking tussen de prille fotografie en de schilderkunst staat ondermeer bij de prerafaelieten en de landschapsschilders vaak verrassend in beeld.

Deze 'observatie en verbeelding in de Britse kunst 1750-1950' biedt een inkijk in het leven en lijden tijdens het Britse Rijk: om te lachen en te huilen, terug te deinzen en nabij te treden om de details te herkennen. Je vraagt je af hoe glijdend de grens kan zijn tussen krankzinnigheid en kunst. De snelle industrialisering – want die speelde zich af in de twee eeuwen ‘British Vision’ – was de drijvende kracht in de massale vervreemding die de Utopische Socialisten (Robert Owen) en later Marx en Engels herkenden.
Boeren en buitenlui werden bij de tienduizenden naar de stedelijke slums gedreven als werkvee in de helse orgieën van kolen en staal, lawaai, verstikkende smog en ijzige ellende.
Hun leven was ellendig. De familiale verhoudingen en de sociale economie in dorpsverband op het platteland werden hongergewijs vernietigd. In de industriesteden bepaalde de markt van lust en last de prijs van een mensenleven. Pas na 1820 kregen de puriteinse moraalridders meer vat op het stedelijke leven. Landschapschilders zorgden voor de romantische ode aan het eenvoudige, zuivere en gezonde leven tussen berg en dal. Gore spotprenten verdwenen naar de achterafkamertjes en de schone schijn maakte opgeld in het Victoriaans tijdperk.

Theodore Dalrymple – Engels psychiater en auteur – heeft ruim werk gewijd aan het fenomeen van de Britse beschaving en wat ervan over is...
Hij fileert met vlijmscherpe pen de ‘Bloomsbury’ Group’ en Virginia Woolf. Het portret door Henry Lamb van Lytton Strachey is een indringend voorbeeld van zelfkritiek in een vergelijkbare betekenis.

Het protestantse puritanisme – waar de directe en persoonlijke relatie met de heersende god centraal staat – is er nooit in geslaagd de gelukzalig bevrijding te beloven zoals het rijke Roomse leven dat met veel zwier voorhield. Een puriteinse scholing en opvoeding was voor velen een vreselijk geestelijk lijden vol verwrongen gevoelens, angsten en pijn om falend verlangen en verboden lusten. De fysieke en mentale automutilatie uit zich in schrikwekkende beelden van lijden en pijn, van verstilde gruwelen als leugens over het leven voor en na de dood.

Zo heeft iemand als Tony Blair tussen precisie en waanzin nu eindelijk rust kunnen vinden.
Eindelijk heeft hij de verlossing van de biecht leren kennen. In zijn anglikaanse geloof droeg hij alleen de verantwoordelijkheid voor zijn zonden, zijn leugens, zijn bedrog. Hij moest daar in de spiegel van zichzelf het eigen oordeel lezen over zijn misdaden tegen de geschiedenis en de menselijkheid. Voorwaar dit kan ondragelijk zijn.
Hoe bevrijdend, verlossend en veilig is dan niet de absolutie die hij uit de gezegende handen van de Roomse Paus Ratzinger – Benedictus XVI - mocht onvangen. Zijn nieuwe moeder, de Ene, Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk, vergeeft hem welwillend al zijn zonden zodat hij een nieuw leven kan beginnen. Wat niet het geval zal zijn voor vele slachtoffers van zijn politiek beleid als butler van de Amerikaanse president.
Er waart alweer een spook door Europa: na de bekering van Tony Blair, geeft ook de Franse president Nicolas Paul Stéphane Sárkà?zy de Nagy-Bocsa acte de présence bij de Heilige Stoel, zijn geloofsverklaringen in de ene hand, zijn liefdeslijden aan de andere.
De gelovige schapen horen weer onder de goede herder te blaten.
Bij ‘British vision’ is dit fenomeen ook in beeld gebracht.

De catalogus van ‘British Vison’ met een inleiding van Robert Hooze is zeer de moeite waard omdat de lijnen tussen de verschillende generaties duidelijk worden getekend.
Timothy Hyman analyseert de Britse kunst tussen precisie en waanzin.
De citaten die gepresenteerd worden aan de bezoekers zijn verhelderend:

-'De absolute, genadeloze waarheid '? Wij noemen het een samenleving'?het is een wederzijdse vijandschap. 'Thomas Carlyle, in Past and Present, 1843.
-'Er zijn staten waarin alle visionairen als gekken worden beschouwd.'William Blake , Laocoà?n, 1826-1827
Troosteloze sprookjes: 'Wij zij doordrongen van het puritanisme en we zullen er nooit aan ontkomen, en ik haat het en het maakt ons tot het meest behoedzame schijnheilige ras op aarde.'Edward BurneJones, 1893
-'Als anderen het kunnen zien zoals ik het gezien heb, dan mag het een visioen genoemd worden eeder dan een droom.'William Morris, News from Nowhere, 1892
-'Engeland staat nog steeds buiten Europa. Europa's stemloze trillingen bereiken haar niet. Europa is ver weg en Engeland maakt geen deel uit van haar lijf en leden.'John Maynard Keynes, The Economic Consequences of the Peace, 1919.

En James Ensor bekreunt zich in een belendende zaal dat hij Engelser is dan de Britten, niet alleen door zijn afkomst, maar meer nog door zijn schilderwerk. Het zou zijn marktwaarde over het water ten goede kunnen komen…

Keynes had het in 1919 al goed gezien. ‘British Vision’ is een mooie illustratie van die vaststelling. Rare jongens, die Britten, rare meisjes'?

Dat maakt deze tentoonstelling zo intrigerend:
zo nabij en toch heel anders dan de continentale kunst.

Archief

Dagkalender van de poëzie 2008

19 november 2007

Dagkalender van de poëzie 2008
Menno Wigman en Alfred Schaffer

Ons werd vorig jaar de 2007 versie bezorgd door wie ons allen dierbaar is…
Het kreeg een vaste stek waar we – ieder voor zich – de nodige tijd vinden,
om te mijmeren bij boeiende verzen die er om ons heen vlinderen.

Ik kijk uit naar de nieuwe versie voor 2008 met het motto 'Oorlog en vrede',
samengesteld door Menno Wigman en Alfred Schaffer, uitgegeven bij Meulenhoff

Het voorproefje is van Lucebert:

ik heb in het gras mijn wapens gelegd
en mijn wapens gaan geuren als gras
ik heb in het gras mijn lichaam gelegd
mijn lichaam is geurig als hout bitter en zoet
dit liggen dit nietige luchtige liggen
als een gele foto liggend in water
glimmend gekruld op de golven
of bij het bos stoffig van lichaam en schaduw

Heel toepasselijk uit de selectie van 2007 was voor ons:

Waar wij wonen

Straks zal hier een ander zitten.
Je kunt hem al een beetje zien.
De meubels kunnen iets verschillen.
Het principe is gelijk.

Mensen slepen met hun spullen
op zoek naar muren en een dak.
Soms kun je al die lijven voelen
die samenscholen in een huis.

Een voorbewoner komt voorbij,
gehaast en in zichzelf gekeerd.
Hij is er een van het oude dorp,
op weg naar kroeg of kerk.

Je ziet ze hier nog veel.
De ouderlingen en poldergeesten.
Tijd schijnt door hun jassen heen.
Hier wonen is een eeuwig werk.

Casper de Jong (1961) Inzending poëziewedstrijd.


Afscheid

Slaap met het donker, vrouw
slaap met den nacht

ons diepst omarmen
heeft den droom omgebracht

donker en zonder erbarmen
zijn bloed en geslacht

slaap met het donker, vrouw
slaap met den nacht.

Hendrik Marsman (1899 '? 1940)
Verzamelde gedichten, Querido, 1945

Archief

Johan Vande Lanotte (gewezen sp.a-voorzitter) in De Morgen: een helder beeld doorheen de pijnlijke spiegel van zijn arrogantie.

18 november 2007

Filip Rogiers laat in De Morgen Zeno van 17 november 2007 gewezen sp.a-voorzitter Johan Vande Lanotte zijn geniale politieke inzichten etaleren om zo vlug mogelijk de sleutelkabinetten opnieuw te kunnen betreden.
Meteen krijg je een helder beeld doorheen de pijnlijke spiegel van zijn arrogantie:

JVL: “Ho maar, ik word geen advocaat. Ik richt een juridisch dienstverlenend bedrijf op. Het is volgens hetzelfde principe als de Wetswinkel, alleen was dat gratis, nu is het commercieel. Het is een boeiend experiment om de praktijk van de advocatuur te koppelen aan wat je leert aan een universiteit, waar publiek recht toch veelal boekenwijsheid blijft.'?

JVL:'?Verliezen is voor mij iets tegennatuurlijk. Nog altijd kan ik daar een halve dag ambetant of weemoedig van zijn. Dat verlies zal ik waarschijnlijk nooit verwerken en ik wil dat ook niet. Maar dat we nu niet in een regering zitten en dat ik nu een nieuwe wending moet geven aan mijn carrière, vind ik niet erg. Alleen maar oppositie voeren zou ik niet kunnen. Ik moet mijn energie in iets positiefs kunnen steken.”

Johan Vande Lanotte maakt hier een forse fout en mistrapt zich wellicht onvrijwillig tussen het ijzervlechtwerk van de wetten van de macht zoals Elias Canetti ze analyseerde in 'Massa en Macht'. IJzervlechters mogen niet vallen tussen de opstaande betonijzers, want ze dreigen te verdwijnen onder de golven stortbeton:

'?Tot de macht behoort een ongelijke verdeling van het doorzien. De machthebber doorziet, maar hij laat zich niet doorzien. De zwijgzaamste moet hij zelf zijn. Niemand mag zijn gezindheid noch zijn bedoelingen kennen.'? p. 332

Dat zwijgen strookt niet echt met Johans hyperkinetische interpretatie van zichzelf en zijn omgeving.

JVL:'?Ik heb altijd gezegd dat ik mijn emoties voor betere dingen bewaar dan voor de politiek. Ik ben een cerebraal iemand. Ik word gestuurd door verontwaardiging over wat ik onrechtvaardig vind, maar ik zal altijd en tot elke prijs proberen een zeer rationele analyse te maken. Mogelijks verklaart dat mee waarom we het op 10 juni niet goed hebben gedaan, al is het net zo goed ook met diezelfde karaktertrek dat we in 2003 gewonnen hebben. Analyseer wat je wilt, er is ook zoiets als tijdgeest en die heb je niet in de hand.'?

Hij lijkt van Machiavelli's 'Heerser' vooral begrepen te hebben dat deze achter het imago van immanentie als een razende heen en weer moet springen om aan zijn onderdanen, aanhang en vijanden de illusie op te dringen dat hij overal tegelijk aanwezig is, dat het altijd zo was en vooral dat het altijd zo blijven zal.

JVL:'?Alleen maar oppositie voeren is niets voor mij. Ik heb jobs nodig waarin ik iets kan sturen, uitvoeren. Ik ben een beetje misvormd door al die jaren aan de macht. Ik kan niet tegen mijn verlies.'?

Niets is dan erger dan een verlies, zoals Vande Lanotte zijn partij heeft opgeleverd.
Niet is dan tragischer dan een vederlicht kroonprinsesje wankelend op het schild van het sp.a '? voorzitterschap dank zij de vlucht wegwaarts van de echte heersers.

Elias Canetti omschreef dit fenomeen in 'Over Flavius Josephus' p. 272:
'?Het bedrog is volkomen. Het is het bedrog van alle leiders. Zij doen het zo voorkomen alsof zij hun mensen in de dood voorgaan. In werkelijkheid echter sturen ze hen vooruit de dood in, om zelf langer in leven te kunnen blijven. De list is altijd dezelfde. De leider wil overleven; daaruit put hij zijn kracht. Als hij vijanden heeft om te overleven is het goed; zo niet dan heeft hij eigen mensen. In elk geval gebruikt hij beiden, afwisselend of tegelijkertijd. De vijanden gebruikt hij openlijk, daar zijn ze immers vijanden voor. Zijn eigen mensen kan hij slechts verkapt gebruiken.'?

JVL: '?Maar het is een misverstand om te geloven dat je in de toekomst kunt winnen als je maar te weten komt waarom je in het verleden verloren hebt. Het is louterend om de analyse te maken van je verlies, maar het is niet helend. Mijn analyse is vrij simplistisch en beperkt, maar ik heb gezworen ze voor mezelf te houden. Het brengt niets bij aan mogelijke winst in de toekomst.'?

'?Men kan zich niet onttrekken aan het vermoeden dat achter elke paranoia, zoals achter elke macht, dezelfde diepere tendens schuil gaat: de wens de andere uit de weg te ruimen, om de enige te zijn, of, in de mildere en vaak toegegeven vorm, de wens zich van de anderen te bedienen, zodat men met hun hulp de enige wordt'? Elias Canetti, ibidem ,p. 524

'?Those who cannot remember the past,

are condemned to repeat It'?.
Georges Santayana

Archief

Leonard Nolens, Bres '? Gedichten – Querido 2007

17 november 2007

Leonard Nolens, Bres '? Gedichten.
Em. Querido’s Uitgeverij 2007

Bres, de nieuwe Nolens-bundel hoort thuis in de reeks te koesteren kleinodiën van de Nederlandse poëzie.
Hij maakt ruimte voor ons lied en de melodie waarop wij als derwisjen verder kunnen dansen.
Repetitief en ritmisch ruimt hij de roepers van na mei vijfenveertig en mei achtenzestig door hen te confronteren met de woorden van de zwijgers.
Wij hebben elkaar gevonden in een Bres door de vernielingen van de voorbije zestig jaren.
Dat is behoorlijk confronterend voor de lezers, de roepers en de zwijgers, de strijders en de schrijvers.

'Bres' brengt Nolens'vroegere Bressen samen tot één groot gat in ons geheugen, waar de dichter met tedere herhaling zalft en strijkt tegen het schrijnen van de herinnering.
Zo ontmoeten de intussen zwijgende strijders de schrijvende zwijgers van weleer.
Het is een prachtig boek.

V, 10

Het is een prachtig boek.
Het bloedt uit een wond onomwonden,
Het sprong als een traan uit de ooghoek
Van blinden, van ver, van een ster.

Het is een prachtig boek
In de luwte gelegen, het schuwde
Zijn zegen te geven aan mij.
Het gruwde te spreken van ons.

Het is een prachtig boek
Dat ik pen, dat ik ben, dat ik nooit
Zal kennen. Geen doek dat hier valt.
Geen mens die dat boek ooit kan schrijven.

III, 17

Wij waren weinigen.
Wij waren sommigen.
Wij waren enkelen.
Wij waren anderen.

Wij speelden geen rol in een rel
Van Europees formaat.
Wij kwamen niet op straat.
Wij kwamen niet op.

Wij sloegen een tent op van boeken en doeken.
Wij blokten in bibliotheken een moderniteit.
Wij klokten in bladmuziek het verbluffend effect
Van stilte '? ze klinkt hier nog na.

Wij kapten uit studie en steen onze beelden.
Ze staan hier in rijen nog steeds overeind.
Ze gaan zich hier lezen hardop.
Ze vonden pas later hun partners in crime.

Wij waren geen dichterlijk thema van Mao.
Wij dachten, wij maken ons eigen gedicht.
Wij dachten, wij maken geschiedenis hier
In het geniep.

V, 5

Het is een prachtig boek
In de buik van een vrouw ongelezen
Gebleven, het schreeuwt daar om leven
Om ons in het lood te herslaan.

Het is een prachtig boek
Dat zijn zalf heeft gesmeerd in die snee
Van mijn beiderlei sekse, die snijdende
Stem in mijn ballen, mijn kut.

Het is een prachtig boek
Dat ons tuchtigt en troost met zijn rijzweep
Van vlinders, ons inzicht versnelt
In die godloze hoogte van leegte.

Archief

Het meesterlijke atelier – europalia.europa Bozar Brussel

14 oktober 2007

Het meesterlijke atelier – Paleis voor Schone Kunsten Brussel tot 20 januari 2008.

Van kamer door kamer tot kamer word je als bezoeker gedreven langs tekenen en aanrakingen van een wereld waarin we onszelf herkennen, in alle veranderingen die wie ons voorging ooit heeft doorstaan als Europeaan.
De overvloed beneemt je soms de adem. Het doet pijn zelfs met een audiogids en veel geblader in de Bezoekergids.
Maar het is zeer de moeite de beeweg doorheen het huis van Europa met de vele kamers te gaan. Verbaasd bij schitterende ornamenten, verrassende kleinodiën, massieve boekwerken, forse tekeningen, retabelstrips, beeldhouwwerken die vaak naamloos aandacht weten te trekken.
Het verhaal van 'Het meesterlijke atelier '? europalia.europa ' in Bozar te Brussel is dat van ontmoeten in vreedzame coëxistentie als smeltkroes voor de Europese cultuur.
Een leugen van de Atlantische Oceaan tot de Oeral. Want de vele duizenden grote kunstenaars en tienduizenden kleine ambachtslui gingen slechts zelden uit eigen beweging, uitsluitend gedreven door nieuwsgierigheid elders in de leer of aan de slag.
Menigmaal volgden ze de roep van het geld of vluchtten ze voor de hitte van het krijgsgeweld.
Net zoals de boekdrukkunst niet uit het niets als een deus ex machina ontstond ( de Biblia Pauperum was in 1464 al een met houtsneden gedrukte voorloper van de wiegedrukken in de geest van de latere Vlaamsche filmkens), zo ontstond de Europese kunst niet vanzelf maar in pijn en smarten, als propagandatechnieken voor kerk of koning, reclameboodschappen, visuele en tekstuele communicatie.
Daarover vinden we echter geen woord bij europalia.europa. Wel een interessante verhandeling over de betekenis van het boek, de schetsen en de etsen als informatie- en cultuurdragers, een paneuropees web, zij het iets trager dan het digitale worldwideweb van vandaag, maar alleszins minder vluchtig.

Er zijn fenomenale stukken te zien in 'Het meesterlijke atelier'.
Hugo van Oignies '? waarvan de zilverschat bewaard wordt in een onooglijk museum van het Naamse klooster van 'Les soeurs de Notre Dame' is present met een reliekkruis en een flabellum als voorbeeld van Maaslandse smeedkunst uit 1230.
Van Nikolaas van Leiden staat er een meesterlijk buste van een op zijn elleboog steunende man uit 1465. De pleurant van het graf van Karel de Stout door Claus Sluter uit 1404 is fascinerend in zijn plooienspel.
De kamer van Maria en het hoofse ideaal tonen een ingetogen marmeren Franse 'Maria met kind' uit 1400 en een 'Mooie Madonna' uit Praag dezelfde periode.
Van El Greco wordt ‘Het engelenconcert’ getoond uit 1608-1614, dat verwijst naar wat reeds was en veel eeuwen later nog komen zou.

Van de Antwerpse schilder Bartolomeus Spranger hangen er enkele boeiende werken die hij maakte voor de keizers Maximiliaan en Rudolf in Wenen en Praag.
Hij schilderde voor zijn broodheren de 'Metamorphosen' van Ovidius over hoe alleen mensen veranderen door passie en emotie.
In 'Hercules, Deianeria en Nessus' uit 1585 redt Hercules zijn vrouw Deianeira uit de poten van de centaur Nessus waarbij hij haar rechter tepel beroert tussen duim en wijsvinger terwijl zijn linkerarm haar kruis volop ondersteunt. Zij kijkt hem gelukzalig aan terwijl Nessus ten gronde ligt. Zijn bloed doordrenkt de mantel die zij Hercules schenken zal wanneer ze twijfelt aan zijn oprechte trouw. Het brandende bloed van de centaur zal Hercules de dood indrijven, maar dat weet zij noch hij op het moment dat Spranger hen schilderde.

Misschien is het thema van Ovidius' Metamorphosen, XV, 177 – 185

'europalia.europa' het meeste na:
('?) er is niets in deze hele wereld
dat blijft. Alles verglijdt, elk ding krijgt vorm en gaat voorbij.
Ja, ook de tijd verstrijkt in een gestage beweging
als een rivier, die net zomin haar stroom kan stuiten als
een vluchtig uur kan stilstaan; zoals water water voortstuwt
en in de rug geduwd wordt, maar ook zelf naar voren duwt,
zo holt de tijd vooruit en zit zichzelf ook achterna en
vernieuwt zich steeds; wat vroeger was, is nu voorbij
en nu gebeurt wat nog niet was; ieder moment verandert.
'

Tot slot krijg je de kans om één kunstenaar uit iedere EU lidstaat aan het woord te horen over een kunstwerk dat zijn of haar voorkeur wegdraagt. Een waardevolle touchscreen oefening waar Anne Teresa De Keersmaeker spreekt over de Slapende Muze van Constantin Brancusi. Een Roemeense kunstenaar herkent in de Eindeloze Kolom van dezelfde beeldhouwer een onvoltooide stapel doodskisten. Twee artiesten haalden Piero della Francesco aan met de fresco's uit Arezzo en de fameuze Christus' Verrijzenis in het gemeentehuis van Borgo Sansepolcro als voorbeeld van de nieuwe mens die opstaat als een individu in de nieuwe wereld.

Nog tot 20 januari 2008 is het goed dwalen in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel door de kamers van ‘Het meesterlijke atelier’. Dagelijks van 10 tot 18 uur (op donderdag tot 21 uur).
www.europalia.be

Archief

‘Red de solidariteit’ of ‘Democratische differentie’ Peter De Graeve

7 oktober 2007

Hoe zo solidariteit?

Rik Van Cauwelaert in Knack van 10 oktober 2007.

' (...)In dat licht heeft de petitie Red de solidariteit, georganiseerd door vakbondslui en althans wat de BV signaturen betreft, veelal ondertekend door zelfbenoemde wereldburgers die destijds een groot entousiasme betoonden voor Paars, iets pijnlijks.
De ondertekenaars vrezen immers dat al dat constitutionele gekonkel de solidariteit tussen Vlaam en Waal in het gedrang brengt, ja zelfs zal doorknippen. Om deze funeste onderneming af te blokken, gooien al die BV's zich met ware doodsverachting op de sporen voor de aanstormende trein. Blijkbaar heeft geen van hen zich afgevraagd hoeveel solidariteit er de voorbije jaren al overboord werd gegooid.

Vandaag betalen de Belgen gemiddeld nagenoeg 28% van de gezondheidszorg uit eigen portemonnee '? de cijfers komen uit de gezondheidsindicatoren van de OESO. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ligt het cijfer nog hoger en betalen de Belgen, nog altijd de zwaarst belaste werknemers in Europa, nu al 33 % uit eigen zak. Ter vergelijking: en Fransman betaalt 24 %, een Duitser 22 %, een Zweed nauwelijks 15%.
Sommige patiënten, langdurig zieken en ouderen, dragen in een aantal gevallen tot 45 % en meer van de kosten voor hun medische verzorging. Elke stijging van de gezondheidskosten treft uitgerekend die kwetsbare groepen.

Dat deze evolutie tot regelrechte persoonlijke drama's leidt hoeft geen betoog. 27% van de Brusselaars leeft momenteel op of onder de armoedegrens. En die wonen niet in de hoofdstedelijk buurten waar momenteel de Belgische vlaggen wapperen. Zij genieten blijkbaar niet van al die heerlijke vetpotten.
Het wereldburgerschap is alleen weggelegd voor de Belgen die het zich kunnen veroorloven, zoals de BV's op de lijsten van Red de Solidariteit. Het is niet weggelegd voor de arme drommels in Brussel en de langdurige werklozen in de Borinage en de Centre.
Het is niet voor hen dat oranje-blauw in de steigers moet, maar om een belastingsverlaging en de continue hold-up van de notionele interestaftrek mogelijk te maken. En om Afrikaanse armoedzaaiers buiten de grenzen van het unitaire België te houden.'

Democratische differentie
Peter De Graeve

Je kunt niet je handtekening plaatsen onder het laatste metafysische begrip '? solidariteit '?, en overgaan tot de orde van de dag: je liedje zingen voor een volle zaal, je versjes schrijven, een ererondje draaien. Sommigen doen nu alsof de hemel op ons hoofd zal vallen indien de solidariteit ophoudt te bestaan. De commotie lijkt naast de kwestie. Nooit eerder was de steun voor de Derde Wereld zo groot. Nooit eerder ging het daar zo slecht. Waar zit het oorzakelijk verband? Op analoge wijze doet men alsof het volstaat te geloven in de solidariteit om het hachje van de natie te redden. Ach ja, links Vlaanderen'? Het leeft met milde hand, het denkt met een mild hoofd. Het heeft zopas zijn eed van eeuwige trouw gezworen op het altaar van de goedgelovigheid. Nu wacht het met ingehouden adem tot de wereld knielt.

Progressief Vlaanderen zit met een probleem. Dat heet: moderne democratie. Wat zich hier links noemt, lijkt het democratisch bewustzijn van onze snel evoluerende moderniteit niet in al zijn finesses aan te voelen. In vroeger tijden volstond het de troepen op te voeden tot politiek bewustzijn, ze 'een geweten te schoppen'. Het kwam erop aan de mechanismen van historische onderdrukking bloot te leggen, en deze vervolgens door gerichte politieke acties te bestrijden. De traditionele emancipatie (daensisme, socialisme, feminisme '? maar ook de vermaledijde 'Vlaamse ontvoogding') beantwoordden aan deze modernistische logica. Het axioma was simpel: slopen en heropbouwen, tabula rasa. Het oude huis gaat eraan, op dezelfde plek verrijst het nieuwe.

Dit soort rechtlijnige bewustmaking behoort definitief tot het verleden '? zoals sp.a nu ervaart. Er is niet langer een 'buiten' van de democratie, waartegen idealistische bevrijders zich kunnen richten. Alles is democratie. De democratie is alles. Vandaag overheerst het 'differentiedenken': etnische, sociale, culturele verscheidenheid. Dit is een fundamentele democratische waarde: leren omgaan met het vreemde '? met de vreemde. Progressief Vlaanderen heeft dringend nood aan wat ik zou noemen 'democratische differentie'. Alle progressieve vrienden die ik ondervraag over de recente communautaire oprispingen zeggen me letterlijk hetzelfde: dit waren de problemen van onze ouders en grootouders, het is niet langer ons probleem. Ze beschouwen het hele gedoe als iets vreemds. Waar het verschijnt, zoals nu, verveelt dit vreemde hen, ergert hen, maakt hen naar eigen zeggen bang. Daarom sluiten ze het liever uit. Liever roepen ze op tot onvoorwaardelijke solidariteit, zonder zich af te vragen waar die precies vandaan komt, of heen moet. Progressief Vlaanderen verdedigt '? en terecht '? de waarde van de differentie op een sociaal, etnisch, cultureel vlak. Tegelijk echter koestert het progressieve Vlaanderen een steeds radicalere indifferentie tegenover datgene wat het als vreemd ervaart in zichzelf, die 'vreemde voorvaderlijke geschiedenis', die nochtans de zijne is. Het discrimineert zichzelf. Daardoor discrediteert het zichzelf. Het blijft blind voor de eigen politieke differentie, die ons, of we dat willen of niet, heeft gemaakt tot wie we zijn.

Links Vlaanderen wordt verslonden door een ijzige onmacht om deze democratische differentie te denken. Het minimaliseert de verwezenlijkingen van de Vlaamse democratiseringsbeweging, omdat het anders verplicht is mee over de herhaaldelijke historische ontsporing ervan na te denken, als iets dat zìjn geschiedenis uitmaakt. Links doet immers nog steeds alsof dat verleden de zaak is van een ander, niet de zijne. Het doet vervolgens alsof dat verleden iets is wat het kan uitstoten, als een exorcist. Dit lijkt mij een oedipale vergissing: je vader niet kennen, en hem omleggen, je moeder vergeten, en er naast gaan liggen. Progressief Vlaanderen doet alsof de ontsporing van de Belgische democratie, in een ver of nabij verleden '? en straks, in de nabije toekomst '? nooit haar probleem is geweest, altijd dat van een ander. Dat is de reden waarom links Vlaanderen Franstalig België ongegeneerd naar de mond kan praten. Ook daar verdringt men de 'democratische differentie' waarin dit land gewrongen zit. Progressief Vlaanderen denkt dat het zijn morele huisje op orde heeft. Maar het pand is gekraakt, en de indringer, het verleden, ijsboert met plompe tred door de kamers, zonder ontzag voor meubelen en huisgerief'?

Links Vlaanderen wordt door de huidige crisis pijnlijk geconfronteerd met de eigen niet geringe verantwoordelijkheid in de ontsporing van de Belgische democratie. Het zou de democratische waarden scherp kunnen stellen op grond waarvan een oplossing van deze crisis denkbaar wordt. Maar links Vlaanderen denkt niet. Het signeert, het emotioneert, het speelt zijn valse morele spel. Het doet er alles aan om dit debat te ontlopen en in de kiem te smoren. Zo decoreerde een nationaal dichtertje mij onlangs in Knack met alles wat naar hedendaagse beschavingsnormen onmenselijk heet: flamingantisme, nationalisme, verlichtingsfanatisme. Nog even en ik was er aan de paal genageld als antisemiet. Hoe hard moet je niet van de realiteit wég willen kijken om zoveel scheels te bedenken? Weldenkend zijn in Vlaanderen betekent blijkbaar vooral één ding: praats hebben. Maar ik weet wat de dichter nog niet weet. Dat onze mooie grijze hemelen geen beton zullen worden. Dat de solidariteit niet zal stilvallen indien je de grondslag ervan democratiseert '? wat wel een politiek debat veronderstelt, geen gemoraliseer. Ik weet dat dit politieke debat, over de kern van de zaak, namelijk de verdere democratisering van België, zijn historisch beslag zal krijgen. Want niemand kan dat verhinderen. Niet links, niet rechts. Geen Vlaming, geen Franstalige. Vorst noch onderdaan. (Ni dieu, ni'? Maingain, nietwaar, linkse vrienden?) België zal democratisch zijn, of het zal niet zijn. Daar zet ìk mijn handtekening onder.

Peter De Graeve is filosoof

Archief

Brussel Halle Vilvoorde: België is een regime, geen democratie – Peter De Graeve

28 september 2007

‘Vlaamse belgicisten laten zich door de Franstaligen een rad voor ogen draaien’, schreef Peter De Graeve op de Opiniepagina van De Standaard (26092007) . ‘België is een royalistisch, antidemocratisch en op egoà?sme gebaseerd regime dat alleen in stand wordt gehouden om Franstalige belangen te verdedigen.’

De ontstemde democratie
door Peter De Graeve

'Regime', volgens Van Dale: een staatsbestel of regeringsstelsel, een wijze van uitoefening van het bestuur. Het woord is afgeleid van het Latijnse 'regimen', en kwam via het Frans in onze taal terecht. 'Regimen' komt van 'regere': besturen, regeren. Reeds in de twaalfde eeuw bestond in het oud-Frans 'regisme', wat toen koningschap betekende. Het Nederlands lijkt de term pas te hebben overgenomen in 1820, tijdens het Koninkrijk der Nederlanden dus, onder het '?regime van Willem I van Oranje-Nassau.

België is onmiskenbaar een regime. De organisatie van het land wordt gekenmerkt door een bewindsvorm, niet door een echt democratisch proces. De zinvolheid van dit Belgische bewind staat vandaag, terecht, ter discussie. Het behoud van het Belgische bewind wordt vandaag, terecht, op het spel gezet. Het al dan niet overleven van dit bewind vormt de kern van de huidige crisis. België is een bewind, geen democratie. De mogelijkheid of onmogelijkheid van een waarlijk democratische hervorming van het Belgische regime zal beslissen over de uitkomst van de huidige crisis. De Vlaamse partijen benadrukken de mogelijkheid van zo'n hervorming (van een 'echt federalisme'). In de Vlaamse publieke opinie daarentegen slinkt, verontrustend snel, het geloof in die mogelijkheid. Dit laatste komt doordat het steeds scherper tot het politieke bewustzijn van heel wat Vlamingen doordringt dat de wil tot democratische hervorming geen adequate echo vindt bij de Franstalige partijen en de Franstalige publieke opinie. De zogenaamde radicalisering van de Vlaamse publieke opinie is daardoor volkomen gelegitimeerd. Ze beantwoordt aan een gerechtvaardigde wil om komaf te maken met het Belgische regime. De Franstalige partijen daarentegen zijn bereid alles in het werk te stellen om het Belgische bewind te behouden zoals het is. Daarom verzetten zij zich met hand en tand tegen de Vlaamse visie op het federalisme, dus tegen de mogelijkheid zelf van een broodnodige democratisering van het land.

Over welk regime gaat het? De grote doorbraak van de moderne democratische gedachte kwam er in ons land, zoals in de buurlanden, bij de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht, net na W.O.1. Als een gevolg daarvan kwam algauw de democratisering tot stand, ook in haar 'communautaire' gestalte: de vernederlandsing van de Universiteit Gent, van het gerecht, van de administratie. Bijna twintig jaar na W.O.2 werd met het vastleggen van de taalgrens die eerste democratiseringsgolf voortgezet. Maar tegelijk werd de democratie zelf vakkundig ingesnoerd door de invoering van het huidige regime. Een zogenaamde alarmbelprocedure werd ingesteld, zogezegd ter wederzijdse bescherming van de taalgemeenschappen, in feite ter beteugeling van het algemeen enkelvoudig stemrecht, dus van de democratie. Belangrijke politieke beslissingen zijn vandaag enkel rechtsgeldig indien ze zijn goedgekeurd door een tweederde meerderheid in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, plus een absolute meerderheid in elke taalgroep. Die procedure wordt doorgaans verdedigd als een democratische rem op de mogelijke ontsporing van een essentieel democratisch systeem. In de praktijk is ze bedoeld ter bescherming van de Franstalige belangen.
Het verheffen van deze zuiver (collectief-)egoà?stische doelstelling tot één van de meest essentiële grondwettelijke regels zorgt ervoor dat de Belgische grondwet in haar geheel niet langer de democratie beschermt, maar een regime, ofwel een wijze van bewindvoering (Van Dale). De democratie is ontstemd.

Het debat over het dossier BHV helpt dit te verduidelijken. Neem als voorbeeld het recente pleidooi van professor emeritus Etienne Vermeersch. De man wil het democratische territorialiteitsbeginsel erkend en dus de faciliteiten afgeschaft zien, in ruil voor de overheveling van vier faciliteitengemeenten naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit idee is een variant op het voorstel van het FDF om de bevolking van de faciliteitengemeenten via referendum te laten beslissen over een eventuele aanhechting bij Brussel. Welnu, als de grondnorm van het Belgische regime op dit geval moet worden toegepast, lijkt mij de gewenste overheveling alleen rechtsgeldig te zijn indien twee derden van de betrokken gemeentebewoners ermee akkoord gaan, maar met een dubbele meerderheid, binnen elke taalgroep. Met andere woorden, overhevelen kan niet als niet de meerderheid van de Vlaamse inwoners hun toestemming geven.

Waarom zou een grondrecht dat goed is voor vier miljoen Franstalige landgenoten ineens niet goed genoeg zijn voor de Nederlandstalige inwoners van de faciliteitengemeenten? Dat iedereen, inclusief Vermeersch, het evident vindt dat deze dorpelingen wel heel Brussel kunnen krijgen, maar niet dit Belgische grondrecht, bewijst de grondige pervertering van de Belgische democratie. Zo wil Vermeersch het universele respect voor wet en democratie afdwingen door de wet aan zijn laars te lappen en de democratische procedures te omzeilen. Dat is geheel in de geest van het Belgische regime. Om nog te zwijgen over de vraag, o Spiritus Emeritus, waarom de Vlaamse deelstaat territorium moet afstaan om nu net het territorialiteitsbeginsel aan de Franstaligen duidelijk te maken? (Schonk u ook onmiddellijk uw hoofd weg als een student tegenover u koppig bleef?)
Als het territorialiteitsbeginsel dan toch de enige rechtvaardigheidsgrond vormt waarop u een Belgisch democratisch federalisme verdedigbaar acht (en hierin hebt u alvast gelijk), waarom het niet gewoon, heu, toepassen? Vermeersch' voorstel tot aanhechting van vier gemeenten is de Belgische onredelijkheid ten top: na vijftig jaar huwelijkse ontrouw wordt de bedrogen partij gevraagd een pink af te staan om het samenleven te redden. Als internationaal gewaardeerd Professor in Stervensbegeleiding zou Vermeersch moeten weten dat je op die manier geen levens redt.

De radicalisering van de Vlaamse publieke opinie is onomkeerbaar. Wie dit niet willen inzien, zoals de goedgelovige domkoppen onder journalisten en intelligentsia die graag doorgaan voor 'progressief' (d.w.z. die graag over de Braziliaanse, de Congolese of zelfs mondiale democratie nadenken, maar liever niet over de Belgische), staan nog enkele ontmoedigende weken en maanden te wachten. De radicalisering is onomkeerbaar om een eenvoudige maar dwingende reden. De Vlaamse opinie wil namelijk niet weten van een regime waar democratische regels verschillen al naargelang de regio waar men zich bevindt. Ze wil niet weten van een grondwet die alleen die 'demos' in bescherming neemt die het spreken van het Frans verheft tot een universeel recht, maar het Nederlands afdoet als een vervelend regionaal fenomeen. Ze wil, kortom, niet weten van een politieke kaste die zich handig wegstopt achter hoogdravende principes van verdraagzaamheid, democratie (FDF), hervormingsgezindheid (MR), solidariteit (PS) en universeel humanisme (CdH), maar die in werkelijkheid een naar de huidige Europese normen aftands royalistisch, antidemocratisch en op egoà?sme gebaseerd regime verdedigt.

Naar aanleiding van de Verjaardag van België, afgelopen zaterdag, waar nauwelijks een Vlaming aanwezig was, verklaarde Milquet doodleuk dat 'blijkbaar alleen Franstaligen het Belgische federalisme nog verdedigen'. Franstalige politici lipten er, jawel, de Brabanà?onne mee, en kweelden vervolgens een obligaat 'Vive la Belgique'. Maar zolang deze kreet mee inhoudt: 'Vivent les facilités', 'Vive l'élargissement de Bruxelles' en 'Vivent les Francophones de Flandre' zal de Vlaamse publieke opinie blijven radicaliseren. Op dezelfde wijze vormen de ontelbare Belgische vlaggen die dezer dagen de ramen en gevels van de hoofdstad sieren voor de Nederlandstaligen alles behalve de uitdrukking van een reëel verlangen naar meer democratie. Ze zijn simpelweg de uitdrukking van een Belgisch nationalisme dat, zoals Antoinette Spaak onlangs nog in Knack vaststelde, door steeds meer Vlamingen wordt afgewezen, bewust, onbewogen, radicaal.
Une véritable démocratie vaut bien une crise.

De auteur is filosoof

Archief

Musée Provincial Félicien Rops Namur

23 september 2007

Musée Provincial Félicien Rops Namur

Het Félicien Ropsmuseum heeft in 2007 de Museumpublieksprijs gekregen.
Aan de Rue Fumal 12 '? met een onbereikbare website '? staat een prachtige patriciërswoning, vlakbij het geboortehuis van de kunstenaar. Niet ver van de sobere kathedraal waar boven het koor van monseigneur André-Mutien Léonard de lippen zullen geloofd worden of lippendienst geboden wordt. Léonard verklaarde recent nog in de Belgische pers Sigmund Freud aan zijn zijde te hebben in de strijd tegen de perverse homoseksaliteit en alle zondige gedachten en handelingen. Want voor hem kan de mens nog steeds zondigen in gedachten die bijaldien verre van vrij blijken te zijn.

Namen heeft echt iets surrealistisch, onwezenlijk warm geborgen tussen de vochtige lippen van Samber en Maas, na zovele belegeringen en slachtpartijen, na zovele versterkingen, afbraak en wederopbouw dat Napoleon de citadel de termietenheuvel van Europa noemde.

Het provinciale museum biedt een fascinerend overzicht van het werk van Félicien Rops (1833-1898), zijn reizen (Namen, Brussel, Parijs, New York en Chicago), zijn ontmoetingen en zijn creaties: gravures, tekeningen en schilderijen.
De rondleiding die we mochten beleven met de Nederlandstalige stadsgids Guido Colpaert was vertederend, adembenemend en confronterend.
Rops die overigens vele duizenden prachtige brieven schreef, formuleerde zijn traagzame werklust in 1863 als volgt: 'Ik denk dat echte kunstenaars en echte schrijvers vooral werken om de instemming te verkrijgen van enkele mensen met wie ze op dezelfde golflengte zitten.'Hij kende ongetwijfeld het devies : ‘Niets is wat het lijkt!’

Het beklemmende ' L'Enterrement en Wallonie' antwoordt Gustave Courbets 'Begrafenis in Ornans' (1849) waar het hele dorp uitgelopen lijkt om ritueel afscheid te nemen.
Rops begreep toen al dat achter de schijn van het realisme en naturalisme een andere werkelijkheid speelde in het hoofd en het leven van de mensen.
'Ik was in Namen en had niets omhanden. ('?) Onderweg kwam ik een begrafenisstoet tegen . Ik heb altijd een zwak gehad voor begrafenissen. Het was een trieste begrafenis, en dat is eerder zeldzaam. Achter de kist ('?) liep een blond jongetje, van dat fletse blond dat ontstaat door gebrek aan lucht en door '?tienmaal alle vervoegingen overschrijven'? als straf voor een glimlach. De arme drommel moest aan het hoofd van de rouwstoet lopen. Zijn neusje was rood van het wenen, de tranen bengelen aan zijn wimpers. Naast hem schreed waardig en beschermend een meneer, de'?lieve oom'?of een wettelijke voogd. ('?) Voorts nog een dikke, jichtige pastoor met armen die tot op de gespen van zijn schoenen bungelden, twee naargeestig groteske priesters die psalmen zongen, rood aangelopen door een slechte spijsvertering, een koster met watjes in zijn oren, twee leden '? een man en een vrouw '? van een of andere congregatie, een misdienaar, een hond, dat was alles. ('?) Tijdens de laatste gebeden besprenkelde de misdienaar de hond met wijwater en dronken de dragers een gelegenheidsborrel. Het tafereel beviel me wel, ik heb het meteen getekend op een grote lithografische steen, en dat is het. '

Ook al beweerde hij zich ver te houden van politiek en maatschappijkritiek maakte hij een schrijnende 'Medaille voor Waterloo', wat hem op een duel kwam te staan.
België werd in die tijd door intellectuelen en kunstenaars ervaren als een bruggenhoofd tegen de reactie in Frankrijk waar op de bergen lijken van Napoleon een nieuwe Napoleon III het Empire nog eens dunnetjes wou overdoen.
Rops werd op 1 juli 1861 in Namen lid van 'La Bonne Amitié No. 2 G.:O.:B.:'

Hij kende en genoot van de witgekalkte graven, de schijnheiligen en hun perverse geest.
Hij pleitte voor bevrijding van genot, voor het onthullen van het spel, voor het discreet bewaren van de geheimste gedachten.

” Voici à? peu près ce que je voulais faire dire au bon Antoine par Satan (...)
Je veux te montrer que tu es fou mon bon Antoine, en adorant tes abstractions !
Que tes yeux ne cherchent plus dans les profondeurs bleues
le visage de ton Christ, ni celui des Vierges incorporelles !
Tes Dieux ont suivi ceux de l’Olympe (...)
Mais Jupiter et Jésus n’ont pas emporté l’éternelle Sagesse,
Vénus et Marie l’éternelle Beauté !
Mais si les Dieux sont partis, la Femme te reste
et avec l’amour de la Femme l’amour fécondant de la Vie “

Over zijn fameuze 'Pornokrates' 1878 schreef hij een vriend: 'Ik heb een nogal bizarre schilderij naar Taelemans gestuurd, met de vage bedoeling dat hij het aan een nog vagere amateur zou verkopen. Ik heb het enkel en alleen gemaakt omdat ik een rijzig wijf met een antieke allure wilde konterfeiten. '

Over zijn fameuze satanische prenten schreef hij Satan zaait het onkruid:
'Een schrikwekkende grote SATAN in boerenkiel stapt, als de zaaier uit de bijbel, met reuzenschreden over dichtbevolkt gebied. Op dit moment , onder een vaal maanlicht, steekt hij parijs over. Zijn rechtervoet rust op de torens van de Notre-Dame. Zijn wapperende schort is gevuld met VROUWEN. Die noodlottige kiemen van de misdaden en de wanhoop der mensheid gooit hij met een krachtig gebaarde ruimte in. In zijn ogen schittert, onder een breedgerande Bretonse hoed, een ziekelijk genot.'

Over De Kruisiging: ‘De duivel vernietigt de vrouw; niet zij is de duivel of haar trawant. Dankzij het aanvankelijke misverstand kan de decadente esthetiek dus makkelijk twee slachtoffers ten tonele voeren. ’
Toch gooit volgens Rops de vrouw zich hier in een spontane aandrift in de klauwen van Satan , om een laatste orgastische genot te beleven. Rops kende zelfs de wurgseks, lustverhogende asfyxie!

Rops was groots in het kijken naar de ander en zichzelf, nog groter in het spiegelen van het geheim dat wij koesteren en menen te kunnen bewaren. Hij was misschien wel het grootst in het weergeven van menselijk denken. Daardoor bevrijdde hij ook zichzelf en cultuurgenoten van de drukkende gevoelens van schuld, boete en kastijding die hen werden ingeprent door een verstikkende interpretatie van vals fatsoen en religieuze machtsdogma’s.

'?In Mallarmés appartement bevond zich een Venetiaanse spiegel, een soort talisman. Daarin voelde hij zich wegzinken gedurende het proces dat hem 'de Duisternis in had gesleept, wanhopig en eindeloos'. De spiegel weerkaatste inmiddels niet langer diegene die erin keek en zijn spiegelbeeld bestudeerde.'?(p.82) '?Achter de wankele coulissen van wat zich ' werkelijkheid ' laat noemen, komen de stemmen in opstand. Als niemand naar ze luistert, maken ze zich meester van de kleren van de eerste de beste die langskomt en bestormen ze het toneel, met alle desastreuze gevolgen vandien. Wat geen gehoor vindt, is per definitie gewelddadig.'?(p.131) '? Als kennis niet wordt ontdekt maar verzonnen (Nietzsche), houdt dat in dat de verbeelding daar een belangrijke rol bij speelt. Nietzsche durft zelfs te beweren dat het intellect juist in het verbeelden zijn voornaamste vermogens ontplooit.('?) Met één klap kende Nietzsche de kunst een hoofdrol toe bij het doorgeven van kennis. Kennis en verbeelding waren niet langer tegenstanders maar bondgenoten.'?(p.133) Roberto Calasso, De literatuur en de goden.

Het Musée Provincial Félicien Rops koestert ook een prachtige tuin. Rops was een gedreven liefhebber van bloemen en planten waarvan hij zich bewust was dat hij ze plantte voor al wie na hem zou komen. ‘Le carré d’ardoise’van Anne Jones bewaart in de voortuin kanonskogels uit gesneden leien die de daken van de stad bedekten en die zo vaak aan diggelen werden geschoten in deze aloude garnizoensstad.

De Waalse hoofdstad Namen '? met het parlement als een volmaakte rechthoek en het 'Elysette' van de minister-president '? heeft met het provinciaal museum Félicien Rops een intellectuele topper die beklijft.
Menige schouw wordt er nog gesierd door een grote Venetiaanse spiegel die ietwat uit de haak niet degene die kijkt weerspiegelt, maar bij een open raam het sterrenbeeld van de Grote Beer laat zien: Septentrion, het Noorden.

Archief

Lieven De Cauter, De zaak Slangen vs. Sanctorum – Opniemakers De Morgen 14092007

14 september 2007

De zaak Slangen vs. Sanctorum
door Lieven De Cauter

Voor Open Vld, een partij die de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel draagt, zijn de intimidatiepogingen vanwege haar huisstrateeg beschamend

Lieven De Cauter e.a. over spindoctors en vrije meningsuiting

Lieven De Cauter is cultuurfilosoof en lid van het platform voor vrije meningsuiting.
Terwijl het verzet tegen de Irakoorlog steeds meer toeneemt in de VS en Groot-Brittannië, kwam pas recentelijk aan het licht hoe tussen 1997 en 2003 Blairs spindoctor, Alastair Campbell, de desinformatie organiseerde rond die oorlog en alle andere aspecten van het beleid. Hij was niet zomaar een woordvoerder of een ‘spreekbuis’ van de premier, maar iemand die controleerde hoe, wanneer en met welk nieuws de overheid naar buiten kwam. Hij zette de pers onder druk en orkestreerde mediacampagnes om politieke tegenstanders monddood te maken.
Het fenomeen is sinds eind jaren 90 schering en inslag geworden in de politieke wereld, die haar discours uitbesteedt aan marketingspecialisten, niet onderhevig aan enige democratische controle. In de schaduw van de legitieme politieke besluitvorming broeden die ‘adviseurs’ strategieën uit om de publieke opinie te manipuleren en in het gareel te houden. Institutionele en overheidscommunicatie verworden van langsom meer tot anticommunicatie, die eigenlijk een (post)moderne versie is van de klassieke propagandatechnieken. De ingehuurde spindoctors zien het publiek als een vijand, of in het beste geval als een te bewerken markt: de invloed van de reclamewereld is dan ook opvallend. Bonafide communicatiewetenschappers ervaren dat als een smet op hun blazoen en willen daarmee allerminst geassocieerd worden.
In mei 2006 publiceerde cultuurfilosoof en freelancejournalist Johan Sanctorum in verschillende bladen een kritisch artikel waarin de machtspositie van de spindoctor aan de kaak werd gesteld. Hij constateerde een groeiende normvervaging in het politieke landschap, die ook gepaard gaat met een afbrokkeling van ideologische profielen: maatschappijvisies zijn steeds minder aan de orde, de kiezer wordt een shoppende consument die moet verleid worden via imagocampagnes.
Onvermijdelijk kwam in dit artikel ook de figuur van reclamemaker Noël Slangen ter sprake, tussen 1999 en 2003 communicatie-adviseur van premier Verhofstadt, en momenteel partijstrateeg van Open Vld. Hoewel Sanctorum als voormalig werknemer niet eens focust op de figuur of het bedrijf van Slangen, maar eerder een globaal-politiek en cultuurhistorisch perspectief ontwikkelt, wordt hij door deze toch voor de rechter gedaagd.
Behalve een exorbitante schadeclaim proberen Slangens advocaten ook een publicatieverbod bij de auteur af te dwingen omtrent teksten waarin zijn figuur ter discussie staat. De schadeclaim wordt handig verpakt als een “eis tot terugbetaling” (namelijk van het integrale loon dat Sanctorum tussen 2000 en 2003 als werknemer ontving, plus RSZ en allerlei andere verzonnen ‘kosten’). De zaak komt in eerste aanleg voor op 26 oktober.
Sindsdien bleef Johan Sanctorum teksten publiceren over het fenomeen van de spindoctor. Alle worden ze gedetailleerd geciteerd in de aanklacht, als “bewijsmateriaal”. Wij vinden dat een verontrustende evolutie. De reactie van Noël Slangen bewijst dat er wel degelijk iets loos is: in de coulissen van de democratie functioneren parallelle krachten die zich boven elke verdenking trachten te stellen. Ze willen de pers controleren maar dulden niet dat ze zelf geobserveerd worden. Het juridisch stalken van critici is daarbij een nieuwe vorm van censuur door intimidatie.
Terwijl journalisten van grote media nog kunnen schuilen onder de paraplu van een machtige persgroep, pakt men momenteel vooral freelancepublicisten en onafhankelijke onderzoekers aan.
Er is sinds 9/11, de antiterrorismewet en de bijzondere opsporingsmethodes een klimaat van repressie en censuur ontstaan: de aanklacht van Electrabel tegen Greenpeace voor bendevorming, de veroordeling van Bahar Kimyongür als terrorist, het afluisteren van activist Didier Brissa en de aanklacht tegen journalist Douglas De Coninck als bendeleider zijn stuk voor stuk onaanvaardbaar.
Daarenboven bestaat het risico dat activistische organisaties en zeker ook individuen aan zelfcensuur gaan doen. Dat is natuurlijk ook de bedoeling. Denk aan de roep om het stakingsrecht in te perken en de reflexen van zelfcensuur in vakbondsmilieus.
Wij vinden dat een democratische rechtsstaat niet alleen de vrije meningsuiting en het recht op activisme moet waarborgen, maar zichzelf ook bepaalde normen moet opleggen inzake openheid van discussie en transparante communicatiestijl – weg met de dictatuur van de marketeers en de spindoctors.
De zaak-Slangen-Sanctorum heeft in al die opzichten een belangrijke symboolwaarde, die de nodige aandacht verdient vanwege de media en de waakzaamheid van alle burgers.
Voor Open Vld, een partij die de vrijheid van meningsuiting historisch toch hoog in haar vaandel draagt, zijn die intimidatiepogingen vanwege haar huisstrateeg beschamend.
Wij verzoeken de heer Noël Slangen, naar eigen zeggen zowat de uitvinder van de ‘opendebatcultuur’, met aandrang om zijn klacht in te trekken.

Een van de gewraakte stukken van Johan Sanctorum kunt u lezen op www.visionair-belgie.be/Artikels/Communicatie.htm.

Archief

Radio 1 De Ochtend: ‘de paplepel als maatbeker’. Op naar een echte NieuwsRadio: NIRA!

9 september 2007

Naar aanleiding van de vernieuwing van Radio 1 ben ik de eerste week van september redelijk wezenloos op mijn honger gebleven, wegens dagelijks ochtendluisteraar en dus verweesd op zoek naar nieuws uit de wereld, de stad en het land.
Dat er vernieuwd wordt, dat er van alles moet veranderd, lijkt een idee-fixe waaruit steeds meer zelfbenoemde creatievelingen financieel een fors slaatje weten te slaan.
De managers, de directeuren en de raden van bestuur of commissarissen weten blijkbaar van geen hout meer pijlen te maken en laten maar wat graag de verfrissende vernieuwing over aan jonge mensen die zelfverklaard bruisen van creativiteit en vooral hun netwerk goed onderhouden om de daaraan gekoppelde onkostennota's te cashen.
Van verweesdheid kwam wrevel. Radio 1 lokt 'bug'-ontwijkend gedrag uit. De meeste medische '? en waarschijnlijk ook vergelijkbare andere – informaticaprogramma's vertonen nogal wat technische 'bugs' die je als intense gebruiker vaardig moet leren ontwijken. Zo ook met Radio 1 waar 'De Ochtend' in de onzalige eerste week het karakter had aangenomen van een verzameling 'bugs': door jingles opgejaagde woordenkramerij, domme vragen van kakelende of kirrende presentatrice Imbo.
Beck brengt wellicht meer rust in de tent…
En dat allemaal om een nieuw en jong publiek te kunnen boeien ?
De intellectuele en sociale emancipatie, toch bij uitstek een hoofdopdracht van de VRT die voornamelijk met gemeenschapsgeld van de belastingbetaler wordt onderhouden, blijkt verworden tot een schrijnende denivellering. De norm wordt getoetst aan mensen die nog steeds geloven dat het leven in deze wereld om hun eigenste zelf en hun onmiddellijke behoeftenbevrediging draait, dan wel zou moeten draaien. Nog steeds lopen er creatieve managers rond die zich graag verliezen in de cultuur van het vleien: het naar de mond praten van de grootste gemene deler van de potentiële luisteraars.
JA!, wij zeggen, wij spelen, wij zenden uit wat u denkt!
Populisme als hoogste cultuuruiting.

En dan kwam er vrede over mij, de vrede van koning Knut waarover John Maxwell Coetzee in zijn 'Dagboek van een slecht jaar' schrijft:

128. Over Engelse uitdrukkingen.
De nieuwe overeenstemmingsregel die opgeld doet, lijkt te zijn dat het getal van het werkwoord niet door het onderwerp wordt bepaald maar door het getal van het zelfstandig naamwoord dat er het dichtst aan voorafgaat. Misschien zijn we op weg naar een grammatica (een zich eigen gemaakte grammatica) waarin het begrip grammaticaal onderwerp niet aanwezig is.
('?)
Als ik naar mijn oudere tijdgenoten kijk, zie ik maar al te velen die verteerd worden door knorrigheid, maar al te velen die hun hulpeloze verbijstering over de gang van zaken het hoofdthema van hun laatste jaren laten worden. Zo zullen wij niet worden, beloven we, wij allemaal: wij zullen de les van de oude koning Knut in acht nemen, we zullen genadiglijk wijken voor het tij van de tijden. Maar heus, het valt niet altijd mee.

Misschien zie ik het fout, misschien merk ik het prachtige manoeuvre niet waarmee geprobeerd wordt om naast ‘Klara’ eindelijk ‘Nira’ op te zetten, een kwaliteitszender voor nieuws en achtergrondinformatie. Een ochtendlijke NieuwsRadio die niet alleen de naam van het Nederlandse Radio 1-programma 'De Ochtenden' heeft overgenomen, maar die ook de rest van die programmering wil volgen: stand.nl; Dingen die gebeuren; kritische indringende en boeiende interviews met gasten over binnen- en buitenlandse thema's.

Je mag als VRT natuurlijk niet té lang wachten om zo'n Nira op te zetten, want anders ben je je luisteraars kwijt aan wie wel veel aandacht besteedt aan nieuws, pers, binnen- en buitenland.
Hier ligt met de vernieuwde Radio 1 een gapend gat in de markt, nog steeds zonder putdeksel!
In De Standaard heeft Marcel Van Nieuwenborgh met zijn column 'Alles welbeschouwd' reeds een paar keer behoedzaam en bezorgd 'De ochtenden van Radio 1' gefileerd:

Epo bij de Radio:
Het jinglepakket dat ze in de studio hebben afgezet, is zo’n beetje het equivalent van flipperkastgeluiden. Ze moeten bij de luisteraar het gevoel van raakheid, trefzekerheid en triomf onderstrepen van alles wat op de zender ten gehore wordt gebracht. De Amerikaanse, met de Pulitzerprijs bekroonde columnist George Will was ad rem toen hij het had over een geà?nfantiliseerde samenleving. Ook bij Radio 1 wordt nu de paplepel als maatbeker gehanteerd. Een schepje voor de contentmanager, een hapje voor de aanbodmanager… Elsschot had die titels niet kunnen bedenken, maar op de VRT bestaan ze echt.

George Will noemt de dubieuze vernieuwingen in de media ‘niet meer dan een verfijndere presentatie van de domheid’. En de ethiek laat zich in deze verkleuterde samenleving volgens de Amerikaanse Newsweek-columnist terugbrengen tot een bejubelen van de eigen keuze. Dat is ook het geval van Radio 1. Binnenkamers blijft men wild enthousiast over de restyling. De voorbereidingen van de vernieuwing hebben langer geduurd dan de vorming van een regering in dit land zou kunnen duren. Ten slotte nam men zijn toevlucht tot wat met een lichtvoetige benaming werd aangeduid als ‘stijlfascisme’. Men zou er de nieuwe verfrissende, snedige stijl desnoods in rammen. Uit voorzorg werd op de zender iedereen boven de vijftig die er bovendien ook nog van verdacht werd te kunnen spellen, naar Klara verbannen. Op Radio 1 zou men voortaan ‘flirten met de actualiteit’, aanraken en uitdagen, proeven en smaken.

Het is gewoon crimineel dat een steengoede nieuwsdienst zoals die van de VRT zich in dat soort formats moet laten dwingen, waarin journalisten nauwelijks ademruimte krijgen om iets uit te leggen, laat staan te nuanceren. Ik geloof niet dat je op zo’n zender nog veel ongemakkelijke waarheden kunt laten horen, laat staan een redenering volledig weergeven.

Men moet niet te beroerd zijn om het roer nog om te gooien. Oudere lezers herinneren zich nog die ochtend in de krantenwinkel toen de kopers van een vertrouwd tv-weekblad zich een hoedje schrokken van de nieuwe, heldere, progressieve restyling die hun blad had ondergaan. Dat magazine heeft, onder protest van zijn klanten, de gedaanteverandering compleet ongedaan gemaakt. Met excuses. Maar misschien zijn de bazen van Radio 1 ondertussen wel Oost-Indisch doof geworden.

Golven bij de Radio:

Lees verder »

Archief

Charles Ducal, Poëtica

1 september 2007

Poëtica

Er is geen poëzie in een te helder leven.
Op het behang is altijd een plek
die wacht op het vocht. Een vuile bek
zoekt in de laden naar onzegbaarheden.

Alles wat toonbaar is moet overschreven,
ieder gedicht gewassen in inkt
die blind van de moerassen zingt,
waarvan men ziende niets kan weten.

Er is geen poëzie in een te helder leven,
in zuivere spiegels is geen gat
waardoor men in de afgrond stapt
en in het woord valt, woest en ledig.

Charles Ducal, In inkt gewassen '? uitg. Atlas 2006

'Charles Ducal brengt alles en iedereen terug naar hun natuurlijke staat, om vervolgens de naakte feiten en de ongekleurde waarheid te verpoëtiseren. En binnen die taal is de verbeelding het hoogste goed. Kostbaarder dan de logica, want dankzij de verbeelding is het relativeringsvermogen voor een dichter geloofwaardiger.
Maar een gedicht is ondanks dit vervormingsproces slechts een benadering van wat de dichter gezegd wil hebben. Tussen het denken en doen gaapt er een kloof die het zuivere gedicht verwondt. Het bereitk het blad papier geschonden, en zal nooit meer beter worden, al verzorgt hij de wonden met de accuratesse van een chirurg.
Elke versregel '? al dan niet gesplitst '? heeft een basisgedachte, gevolgd door een corrigerende, al wisselen zij soms van plaats. ('?) Welbeschouwd is dit gedicht een beginselverklaring. '

Guido Lauwaert, Poëstille, in De Geus, september 2007,

Archief

Een zucht voor Jos Geysels en Karel De Gucht: ‘De Vloek van Oedipus’ over het belang van de Griekse tragedie.

28 augustus 2007

Michiel Leezenberg, De vloek van Oedipus – Taal, democratie en geweld in de Griekse tragedie. Uitg. Van Gennep Amsterdam

Eerder dan een Ikea-catalogus bevat 'De vloek van Oedipus' lezenswaardige ideeën voor Belgische politici al dan niet in conclaaf verenigd. Spijtig genoeg is het boek bij mijn weten nog niet in het Frans vertaald.
Sommige staatslieden – minister van staat of uittredend – herkennen in de Belgische formatie een surrealistisch theaterstuk waarin ze zelf komen en gaan en doen alsof ze niet bestaan.
Voor hen en voor geà?nteresseerde burgers van dit land en ver daarbuiten heeft Michiel Leezenberg met 'De vloek van Oedipus' een inspirerende analyse gepubliceerd van de 'democratie' in Athene en de rol van de tragedies daarbij in de Dionysuscultus.
Tijdens dit jaarlijks theaterfestival werden op de scène de machtsverhoudingen en de machtsvragen van de stad, haar bestuurders en burgers aan de tand gevoeld.

Michiel Leezenberg die hoogleraar filosofie is aan de Universiteit van Amsterdam, onderzoekt daarbij uitgebreid Sofocles' stuk 'Oedipus in Colonus', straks misschien te bewerken tot ‘Adelbert in Toscane’.
Hugo Claus heeft met zijn meesterlijke bewerkingen van klassieke tragedies in Vlaanderen de basis gelegd voor dit theater van de macht, en dit niet alleen met zijn aangrijpende versie van ‘In Kolonos’ waarmee in het seizoen 1995-1996 in een regie van Franz Marijnen de oude KVS werd afgesloten. In volle Dutroux-tijdperk ondervroeg deze tragedie de Belgische rechtsmacht tot in het Hof van Cassatie.

Leezenberg helpt een pak gemeenplaatsen en liberaal-democratische illusies uit de wereld. Hij wijst op de onvermijdelijke noodzaak van het conflict, de 'stasis', binnen en buiten de stad, de staat, de culturele gemeenschap, de familie en het gezin.

'Een politieke lezing van tragedies zoekt niet naar de toespeling op de antieke, of naar parallellen met de hedendaagse politiek. Zij vraagt veeleer naar de aard en de grenzen van het politieke. Het Griekse theater van de vijfde eeuw bood geen afleiding van de politiek, maar richtte juist de aandacht op de centrale politieke vragen van zijn tijd: vragen over macht, recht, wet en besluitvorming. Het bood geen drama over politieke thema’s, maar was zelf een door en door politieke kunstvorm. Tragedie, die hoogst verbale kunstvorm, gaat vaak over de macht en de gevaren van het woord', aldus Leezenberg. (195)

Bijgevolg kan het niet anders dan dat Belgische theatercreaties steeds vaker tot de top van de Europese bühnes moeten doorstoten. Er bestaat nauwelijks nog een land in de EU waar de voorwaarden voor schitterende tragedies beter liggen dan in het land dat bezwijkt onder zijn surrealistisch devies 'L'Union fait la force – Eendracht maakt macht'.

'Tragedies tonen niet de narratieve kracht van het bestaande, maar de uitdaging van het ongehoorde.
Liberale politieke theorie presenteert de rechtsstaat, of de 'rule of law', als een neutraal kader waarin conflicten vreedzaam kunnen worden opgelost. Als er één ding is dat deze tragedies ons vandaag te zeggen hebben, dan is het dat die neutraliteit een illusie is. Elke rechtsorde berust op een wankele balans van tegenstrijdige en zelfs vijandige krachten. Stasis of intern conflict wordt tijdelijk vermeden, maar kan elk moment weer losbarsten: de wraakgodinnen lijken vooralsnog getemd, maar kunnen elk moment hun vernietigende krachten weer ontketenen.' (197)

Leezenberg weet taaltheoretische begrippen te verduidelijken die de macht van het woord onthullen: zelfs woorden van een theaterspel kunnen de kracht van waarheid uitdragen: ' Politiek is '? evenals theater '? een bij uitstek verbale en zelfs performatieve bezigheid.' (145)


Uit Dupslog 2005 – ‘Turks Fruit’ – verhalen over Istanboel en Klein Azië.

'Democratie kan niet zonder leugen, zonder veinzen, zonder toneelspel.
Tot het wezen van zo'n democratische cultuurvorm moet het besef van de theatrocratie behoren.
Inbreuken op de privacy van de burger, intelligente camera's ondermijnen onder het mom van beveiliging tegen terreurdreiging de kern van iedere democratie, de kunst van het veinzen.
De democratie wordt gefnuikt door het populisme: theater wordt ingeruild voor Arena, Circus, Stadion.

Grote theatrale halfronden, bedoeld voor hele stedelijke en stadsstatelijke populaties werden dus voor het eerst in de geschiedenis ontwikkeld binnen de Hellenistische cultuur.
Wie bijeenkomsten durft organiseren met zo'n grote massa mensen, moet er in zijn of haar denken zelf van uitgaan dat het bijeenbrengen van deze zeer grote volksmassa's op een kleine oppervlakte -waar ze elkaar zeer nabij zijn – tot de essentie van deze cultuur behoort.
Wie enkel massa's wil verzamelen om zichzelf te presenteren als vertegenwoordiger van de macht, als de mens geworden godheid, durft dat in deze context nooit aan.
Dan dient de verhouding te worden omgekeerd: de heerser, hoog verheven boven de massa, die aan zijn ongenaakbare voeten in het stof uiteengewaaierd ligt.
Op die manier werden de Babylonische '? zygurat '? Egyptische '? piramide – Azteekse, Maya en Inca – volkeren in Midden en Zuid Amerika tot een paar duizend jaar later onder de duim gehouden door heersers die hun gezag en legitimatie rechtsreeks vanuit de hemel of van de zon ontvingen via de tempelhoogten waar ze boven het gepeupel, de massa uittorenden.
Op de theatrale manier van de halfronden een confrontatie aangaan midden een massa 'gelijken' moet ingebed worden in een democratisch concept waarbij de massa burgers weet dat er geen vaststaande waarheid, geen eenkennige en onveranderlijke zekerheid was, is noch zal ontstaan, behoudens het algemene, onderling erkende, boven alles tronende psychopolitieke begrip van gemeenschapszin, concordia, al dan niet ten aanschouwen van de lokale godheid.'

Michiel Leezenberg, “De vloek van Oedipus. Taal, democratie en geweld in de Griekse tragedie”:

82. Burgerschap was minder een kwestie van wetten dan van eer. Eergevoel is geen overblijfsel uit een meer primitieve samenleving, naar een permanente risicofactor in elk menselijk handelen. Eric Dodds heeft ooit een onderscheid gemaakt tussen 'schaamteculturen', waarin een publieke vorm van eer of reputatie het handelen van mensen drijft, en 'schuldculturen', waarin een meer verinnerlijkt gevoel van verantwoordelijkheid heerst. Wie in een schaamtecultuur een faux pas begaat, vreest vooral de schande die hij met zijn daad brengt over zijn naasten en zichzelf; wie zondigt in een schuldcultuur, wordt niet geteisterd door de meningen van anderen, maar door het geweten dat binnenin huist. Deze tegenstelling is handig en inzichtelijk. Zij miskent alleen een beetje dat eigenlijk alle culturen zowel schuld als schaamte kennen. Ook in een hedendaagse schuldcultuur zoals de Nederlandse spelen schaamte, eer en reputatie nog een rol, zeker als het gaat om publieke – en al helemaal om politieke – daden en personen.

131. Veel hedendaagse taal theoretici gaan ervan uit dat taalgebruik in diepste wezen een op samenwerking en wederzijds begrip gerichte bezigheid is. Vanzelfsprekend gedragen sprekers zich niet altijd harmonieus: zij liegen, ze zeuren, ze overdrijven af ze verdoezelen. Maar dat doen ze onder de aanname dat ze zich eigenlijk wél coà?peratief zouden moeten opstellen en dat we ze ervoor verantwoordelijk kunnen stellen als ze dat niet doen. Deze visie behandelt conflictueus of anderszins niet coà?peratief taalgebruik als uitzondering. Ook fictioneel of anderszins niet letterlijk of niet gemeend taalgebruik wordt gezien als afgeleid van letterlijke, serieuze en coà?peratieve taal: wie zonder goede reden het verdrag schendt, is strafbaar. Niet-letterlijke taal is slechts in schijn een schending: de spreker maakt zo duidelijk dat hij iets anders wil overdragen dan wat hij zegt.

138. Is theater dan fictioneler dan andere literaire genres? Je kunt ook een andere conclusie trekken: in zekere zin worden woorden waar doordat ze op de bühne worden uitgesproken. Van belang is daarbij niet wie spreekt af wat hij bedoelt, maar wat er publiekelijk gedaan wordt. Met andere woorden: je kunt de uitingen in toneel bij uitstek performatief noemen, voorzover ze waar worden – of anderszins effect hebben – door te worden uitgesproken. De opvoering van tragedie en komedie weerspiegelt dan niet alleen de invloed van de samenleving op de literatuur; ook omgekeerd werd het Atheense collectief gevormd en bevestigd in het Dionysusritueel. Of de gedane uitspraken feitelijk waar of onwaar zijn, doet daarbij niet terzake. Je bekijkt dan veel algemener waardoor het uitspreken van woorden teweeggebracht kan worden.

145. Politiek is, evenals theater, een bij uitstek verbale en zelfs performatieve bezigheid. Nergens is dit duidelijker en nergens zijn de politieke kanten van theater en de theatrale kanten van de politiek zichtbaarder dan in klassiek Athene.

181. Tragiek of komedie, de inzet is dezelfde. Politiek heeft religieuze doeleinden en religie wordt tot inzet van een politiek conflict.

195. Het wonder van klassieke Athene ligt – meer nog dan in culturele monumenten als het Parthenon, het klassieke drama of het denkwerk van de grote filosofen – in het overleven van democratie en tijd van aanhoudende oorlog en temidden van de steeds herhaalde roep om sterke mannen, of om een terugkeer naar de wegen van weleer. Nooit hebben de Atheners voor langere tijd geloof gehecht aan de smoes dat democratische vrijheden, omwille van de veiligheid van staat of volk, of omwille van de oorlog, moesten worden opgegeven. Democratie wortelt niet in een specifieke moraliteit en ook niet in een specifieke vorm van recht, van wetten of zelfs van constituties, maar eerder in het angstvallig bewaken van scheiding en evenwicht van machten – en van stemmen.
Een politieke lezing van tragedies zoekt niet naar de toespeling op de antieke, of naar parallellen met de hedendaagse politiek. Zij vraagt veeleer naar de aard en de grenzen van het politieke. Het Griekse theater van de vijfde eeuw bood geen afleiding van de politiek, maar richtte juist de aandacht op de centrale politieke vragen van zijn tijd: vragen over macht, recht, wet en besluitvorming. Het bood geen drama over politieke thema’s, maar was zelf een door en door politieke kunstvorm. Tragedie, die hoogst verbale kunstvorm, gaat vaak over de macht en de gevaren van het woord. De 'Oresteia' en 'Antigone' zijn tragedies over de verhouding tussen macht en recht; 'Oedipus Tyrannus' gaat over koninklijke macht en waardigheid; in 'Oedipus in Colonus' staat de macht centraal die woorden in het algemeen hebben. Dit spel snijdt ook de verhouding tussen woord en heerschappij aan, en de vraag in hoeverre we meester zijn over onze eigen woorden.
Sofocles' tragedies delen het uitgangspunt dat zonder polis een beschaafd, goed en gelukkig leven überhaupt niet mogelijk is, maar ze leggen de spanningen en tegenstrijdigheden in het politieke leven bloot. Ze tonen ons dat culture wars van alle tijden en zelfs onontkoombaar zijn. Ze zijn geen klaagzangen over bedreigingen van de beschaving van de Grieken, of van de democratie van de Atheners, door barbarij van binnenuit dat buitenaf. Ze doen niet aan propaganda voor of polemieken tegen de Atheense heersers en pleiten evenmin voor of tegen enig vastliggend stelsel van normen en waarden. Als ze één ding duidelijk maken is het wel dat het zoeken naar gedeelde normen en waarden als fundament van democratie een illusie is. Stasis, ofwel het conflict in een of andere gedaante, is overal: tussen staten, binnen steden, tussen vrienden en met name binnen de familie '? tussen echtelieden, tussen broers en zussen, tussen ouders en kinderen, en zelfs in de individuele ziel.
Deze spelen maken daarmee duidelijk hoe wankel en zelfs willekeurig elke orde van de wet, de staat en de familie is en hoezeer door uitdaging en conflict getekend. Daarmee belichamen ze het tegendeel, zoniet de ontkenning, van Plato ’s 'Politeia' met haar koning-filosoof: democratie is nooit afgerond en wordt altijd bedreigd. Onophoudelijk ontstaan nieuwe wetten, wetsvormen en uitdagingen daarvan, nieuwe sferen of zelfs machten en vooral ook nieuwe stemmen die we maar beter niet als schandalig kunnen afwijzen. Het wezen van rechtvaardigheid, van de politiek, van de familie en het volk staat permanent ter discussie, het zijn de schandalige stemmen van de tragedie die er nieuwe grenzen, mogelijkheden en gevaren van verkennen. Door mensen aan het woord te laten die helemaal niet mogen spreken, overschrijdt de tragedie de grenzen van wat überhaupt gezegd kan worden; niet in de Wittgensteiniaanse zin van wat zegbaar en dus denkbaar is, maar in de politieke zin van wat toelaatbaar is. Tragedies tonen niet de narratieve kracht van het bestaande, maar de uitdaging van het ongehoorde.
Liberale politieke theorie presenteert de rechtsstaat, of de 'rule of law', als een neutraal kader waarin conflicten vreedzaam kunnen worden opgelost. Als er één ding is dat deze tragedies ons vandaag te zeggen hebben, dan is het dat die neutraliteit een illusie is. Elke rechtsorde berust op een wankele balans van tegenstrijdige en zelfs vijandige krachten. Stasis of intern conflict wordt tijdelijk vermeden, maar kan elk moment weer losbarsten: de wraakgodinnen lijken vooralsnog getemd, maar kunnen elk moment hun vernietigende krachten weer ontketenen.

Lees verder »

Archief

Portbou, Dani Karavan: Passagen Walter Benjamin (1940 – 1994 – 2007)

14 augustus 2007

'Iedereen gaat dood op een manier die op hem lijkt. Sommigen in stilte, op hun tenen, anderen lopen achteruit, terwijl ze om vergiffenis of toestemming vragen. Sommigen gaan heftig discussiërend of om uitleg vragend, en sommigen banen zich vechtend en vloekend een weg erheen. Anderen omarmen hem. Sommigen sluiten hun ogen, weer anderen huilen.'
Eduardo Galeano geciteerd in Bruno Arpaia, De engel van de geschiedenis, 306

Portbou is een grens met een enorm – glas in ijzer overkapt – station, waar de Spaanse treinen noodgedwongen halt houden en met een andere spoormaat de reizigers uit de rest van Europa opwachten, meer dan een eeuw lang.
Portbou is dé grens en cultiveert op wat amechtige wijze zijn beroemdste grensganger met een traject dat hij door de Pyreneeën liep van het laatste Franse station naar het eerste Spaanse.
Walter Benjamin koos in 1940 finaal voor het definitieve einde, waarover Bruno Arpaia ‘De Engel van de geschiedenis’ schreef.
Het is goed kijken naar de toeristen, de passanten tussen strand en zee, tussen land en water, tussen hemel en aarde.
Het is even slikken bij het zien van de gammele foto’s van Walter Benjamin en de copieën van de begrafenis- en schouwingskosten in het Centro Civico waar autochtone bejaarden een kaartje leggen en een pijp roken.
Het is vertwijfeld dwalen doorheen het stadje van het enorme station naar de begraafplaats waar hij wegens te weinig grafgeld na 5 jaar werd opgegraven en in de kuil van de anonieme armen werd gegooid.
Het huidige grafmonument – naar joodse traditie overdekt met keitjes – dekt dus alleen de illusie, en die is bijzonder aangrijpend en beklijvend voor wie doorheen het monument van Dani Karavan stapt in ‘Passagen’ (1994) en finaal geconfronteerd wordt met de tekst op de door vandalen beschadigde glasplaat:
'?Schwerer ist es das Gedà?chtnis der Namenlosen zu ehren als das der Berühmten. Dem Gedà?chtnis der Namenlosen ist die historische Konstruktion geweiht.'?
(Walter Benjamin, Gesammelte Schriften, I, S. 1241)

‘Al kort na de eerste wereldoorlog bekritiseerde Benjamin die tendens in bewoordingen die niets aan actualiteit hebben ingeboet toen hij de verhouding tussen wetgevende en uitvoerende macht voorstelde als die tussen rechtscheppend en rechthandhavend geweld:
“Verdwijnt het bewustzijn van de latente aanwezigheid van het geweld in een wettelijke institutie, dan raakt ze in verval. Een voorbeeld daarvan vormen in onze tijd de parlementen. Ze bieden het bekende jammerlijke schouwspel omdat ze zich van de revolutionaire krachten, waaraan ze hun bestaan te danken hebben, niet bewust zijn gebleven('?) Hun ontbreekt de zin voor rechtscheppend geweld dat in ze is vertegenwoordigd: geen wonder dat ze niet tot besluiten komen die dit geweld waardig zouden zijn maar daarentegen in het compromis een schijnbaar geweldloze aanpak van politieke aangelegenheden cultiveren'? (Walter Benjamin, Gesammelte Schriften, 1, 65-66) ibidem p.47.

‘De ideologie van het detail steunde op de veronderstelling dat de ruilwaarde, de zogenaamde onzichtbare genius malignus van de moderne wereld, in de ornamenten van de waar gestalte kreeg en zich in de arabesken van de passage-architectuur openbaarde. Vervuld van het bijgeloof in het detail, beet Walter Benjamins onderzoek zich in onderaardse bibliotheekarbeid vast, door onvrije genialiteit in een uitzichtloze richting gedreven. Hoe meer materiaal het opstapelde, des te dieper bedolf het de vruchtbare opzet van de onderneming, namelijk om de interieur – en contextscheppende kracht van de kapitalistische modus vivendi bloot te leggen.
Benjamins interpretatie van de passages werd geà?nspireerd door het realistische, maar triviale marxistische inzicht dat achter de glanzende buitenkanten van de warenwereld een eerder onaangenaam te noemen en soms zelfs troosteloze arbeidswereld schuilgaat; ze werd verwrongen door de suggestie dat de kapitalistische wereldsamenhang als zodanig een hel is, bewoond door verdoemden die uit hun verdoemenis helaas geen politieke lessen trekken. In duistere toespelingen werd gesuggereerd dat die mooie wereld onder glas een metamorfose van Dantes inferno was.
Een idee over hoe een democratische verbouwing van de passages zou kunnen uitzien en, sterker nog, opheldering over de vraag of een uitbraak van de 'massa’s' uit de matrix of het 'veld' van het kapitalisme denkbaar of zelfs maar wenselijk was, bleef het onderzoek tegen deze achtergrond schuldig. Over het geheel genomen getuigen Benjamins studies van het wraakzuchtige geluk van de melancholicus die een archief van bewijzen voor de verdorvenheid van de wereld aanlegt’.
Peter Sloterdijk, Het Kristalpaleis, 189.

Archief

Peter De Graeve, Behaaglijke Leugens op het Feest van de Vlaamse Gemeenschap

6 augustus 2007

Intussen bijna een maand geleden werd onderstaande rede gehouden door de filosoof Peter De Graeve die hier met vaardige hand en spitse taal de behaaglijke leugens waarin Vlaanderen, Wallonië en Brussel zich bijna 2 eeuwen plegen te wentelen analyseert tot een ‘onbehaaglijke waarheid’.
Het verscheen in verkorte versie op de opiniepagina van De Tijd van 12 juli 2007.
Behaaglijke leugens

Rede uitgesproken op de academische zitting ter gelegenheid van het Feest van de Vlaamse Gemeenschap, 7 juli 2007, Merelbeke

11 juli, waarde burgemeester, geachte schepenen, dames en heren, is een vreemde feestdag. Het is de nationale dag van een belangrijke deelstaat van het koninkrijk België. Maar bekijk op die dag de Vlaamse hoofdstad, Brussel: daar wappert nauwelijks een leeuwenvlag. 11 juli is een wat lauwe feestdag, geen dag van trots of vaderlandsliefde. Er wordt niet, zoals in 'echte' nationale staten '? Frankrijk, de VS, Nederland (of België, wat dat betreft) '? de vrijheid gevierd of de onafhankelijkheid herdacht. Wellicht wordt op 11 juli iets gelijkaardigs gevierd of herdacht, maar we weten niet goed wát. Hoe rijkelijk de drank ook vloeit, hoe luid de Vlaamse rock ook uit de boxen schalt, of hoe bevallig het finale vuurwerk '? 11 juli blijft een feest in mineur'? Wij zijn, strikt genomen, niet eens inwoners van een volwaardige deelstaat, zodat je deze dag zelfs geen deelfeest kunt noemen. Waarom vieren wij eigenlijk?
(...)

Op politiek vlak is dit land inderdaad hoogst ongelukkig, zonder meer onmodern. Ik durf te stellen dat België in politiek opzicht zelfs een antimoderne natie is, en dat deze historische eigenschap de ramkoers verklaart waarop het bontgekleurde flottielje van onze staatsinstellingen al jarenlang vaart.
Om dit duidelijk te maken is het aangewezen om enkele behaaglijke leugens, convenient lies, over de Belgische natie tegen de lamp te houden. Dit zijn de belangrijkste:

1. België was van bij de aanvang een progressieve, liberale natie.
2. België is een 'republikeinse monarchie'.
3. België is vandaag een federaal land.
4. De communautaire problemen zijn puur symbolisch, door politici in stand gehouden tegen de wil van de bevolking in.
5. De Vlaming, en de Vlaamse Beweging, is van nature autoritair en rechts.
6. Het Vlaamse nationalisme is de ware bedreiging voor een vreedzaam co-existeren van de gemeenschappen, de gewesten en de individuele burgers in een Belgische multiculturele context.
7. Vlaanderen is onverdraagzaam tegenover zijn Franstalige minderheid.
8. Brussel verdient, als hoofdstad van Vlaanderen, van België én van Europa, en als zetel van enkele mondiale organisaties, meer respect, meer financiële armslag en meer ruimte.

Zelf leg ik daar graag enkele eigen opvattingen naast, die haaks staan op de doorsnee opinie '? mijn inconvenient truth, zo je wil.

Lees verder »

« Volgende berichten