De dood zal komen en jouw ogen hebben
Cesare Pavese
De dood zal komen en jouw ogen hebben – deze dood die altijd bij ons is
van de ochtend tot de avond, wakend,
doof, als een oud gevoel van spijt,
of een dwaze ondeugd. En jouw ogen
zullen een ijdel woord zijn,
een verzwegen schreeuw, een stilte.
Zo zie je ze elke ochtend
als je je naar jezelf toebuigt
in de spiegel. O dierbare hoop,
die dag zullen ook wij weten
dat je het leven bent en het niets.
Voor iedereen heeft de dood een blik.
De dood zal komen en jouw ogen hebben.
Het zal zijn als stoppen met een ondeugd,
als in de spiegel een dood gezicht
opnieuw te zien verschijnen,
als luisteren naar gesloten lippen.
Stom zullen we afdalen in de stroom
22 maart 1950
vert. Willem van Toorn en Pietha de Voogd – uitg. De Bezige Bij 2001
Verr? la morte e avr? i tuoi occhi
Verr? la morte e avr? i tuoi occhi-
questa morte che ci accompagna
dal mattino alla sera, insonne,
sorda, come un vecchio rimorso
o un vizio assurdo. I tuoi occhi
saranno una vana parola,
un grido taciuto, un silenzio.
Cos? li vedi ogni mattina
quando su te sola ti pieghi
nello specchio. O cara speranza,
quel giorno sapremo anche noi
che sei la vita e sei il nulla
Per tutti la morte ha uno sguardo.
Verr? la morte e avr? i tuoi occhi.
Sar? come smettere un vizio,
come vedere nello specchio
riemergere un viso morto,
come ascoltare un labbro chiuso.
Scenderemo nel gorgo muti.
De Litanie van het Leven en de Liefde
Augustus 2002 Gouden Huwelijksjubileum van mijn ouders
Er was een tijd voor ik jou kende,
dat ik onrustig en vol ellende de wereld
voor mijn ogen aan flarden geschoten zag
en mijn woorden zinderden als een klok
aan spuug en touw om mijn denken vast te knopen
aan een leven dat altijd anders worden zou.
Ook al droomden wij luidop
steeds weer diezelfde verhalen
over wat wij beter zouden doen,
de keuzes die wij in ons leven maakten,
stonden vast !
Omdat wij de echo van onze stemmen geloofden
en niet hoorden hoe hun klank kleurde
als hoop en angst
van wie in onze wieg tot de dag dat zijzelf stierven
hun eigenste dromen fluisterden in onze oren.
Al waren hun lippen dun en bloedeloos geworden,
hun stemmen blijven murmelen boven onze hoofden.
Zo ook hebben wij onze dromen geschreven
met de inkt uit de ogen van onze kinderen
Zo ook hebben wij onze angst en hoop
gekoesterd in de oren van zij die na ons komen
opdat vier van onze zonen dit verder verhalen
aan hun kinderen en de kinderen van hun kinderen
zodat zij zacht en zinderend zullen zingen
over al die dromen van wie voor hen was gekomen.
En als de dood zal komen,
dan zal zij in jouw ogen
alle verhalen gelezen hebben
die zij zelf heeft geschreven
in de palm van de hand van haar kroost
waar wij ‘of we het nu willen of niet’
deze zullen bewaren zodat wij al deze woorden
zullen blijven horen
als de klank van ??n hand die klapt,
het oorverdovend applaus in de spiegel
waarin gij altijd over onze schouders mee zult kijken
naar onze kinderen om hun stemmen te horen
en de klankkleur ervan te herkennen als warm
?n van jezelf.
En als de dood zal komen,
dan zal hij in jouw ogen
het mededogen lezen
want daar alleen kan vreugde wonen,
daar alleen is ‘t leven zoet,
waar men stil en ongedwongen
alles voor elkander doet.
En weet dat het goed geweest zal zijn!
(JVD)
Als toemaatje 1 Korinthiers, 13, toegeschreven aan Paulus – Saulus, de infiltrant van Rome, omdat het altijd in de ouderlijke slaapkamer gehangen heeft, met een buxustakje als palm, een foto van neef Staf, missionaris bij de zwartjes, het eerste kind in krullen gehuld, en de compositie van de offici?le huwelijksfoto’s.
Paulus,1 Korinthi?rs, 13(Statenvertaling)
1?Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.
2 En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets.
3 En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.
4 De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen;
5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad;
6 Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid;
7?Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.
8 De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieen, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden.
9 Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele;
10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden.
11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was.
12 Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben.
13?En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde.