knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Archief

Georges Simenon, De blauwe kamer.

14 februari 2015

Georges Simenon, De blauwe kamer.

uitg. De Bezige Bij Antwerpen 2014

Prachtig verhaal over passie en recht.

 

87.Zijn er niet lange jaren voor nodig om elkaar te leren kennen, met veel gemeenschappelijke herinneringen, herinneringen zoals aan de ochtend die ze nu aan het beleven waren?

131. Ze zouden samen oud worden, meer aan elkaar gehecht raken omdat ze meer gemeenschappelijke herin- neringen zouden hebben, en Tony had zich zelfs al eens de gesprekjes voorgesteld die ze later zouden voeren, wanneer ze zich oud zouden beginnen te voelen.
‘Herinner je je nog, je grote hartstocht?’
Wie weet? Met het ouder worden zou Gisèles glimlach rijpen, haar lippen zouden helemaal ontspannen raken. Gevleid, een beetje beschaamd zou hij antwoorden: ‘Dat woord is overdreven.’

Archief

Jihadisten die de omstandigheden willen aanpassen aan hun ideeën

13 februari 2015

Bedenkingen bij de discussie over Marion van Sans artikel over jihadisten en andere dwaze tisten.

http://www.katholieknieuwsblad.nl/opinie/6977-wat-jullie-niet-mogen-lezen-van-de-standaard

‘Goedmoedige dwazen bestaan niet.’
Enkele ogenblikken later had hij, alsof hij had geaarzeld zijn gedachte ten einde te denken, eraan toegevoegd: ‘Dwazen bestaan niet.’
Daar had hij het bij gelaten. Het was moeilijk om uit te leggen. Hij had het gevoel dat achter een bepaalde soort domheid een machiavellisme schuilging dat hem angst aanjoeg. En hij weigerde te geloven dat het zich op een onbewust niveau afspeelde.”
Georges Simenon De Premier

De manier waarop de initiële Marxistische Leninistische Stalinistische Maoïstische revival recruteerde eind jaren zestig tot zeker nog begin jaren tachtig van de vorige eeuw heeft iets van de tegenwoordige moslimjihadi’s uit de betere kringen, redelijk goed geïntegreerd en min of meer wat gestudeerd, die hun frustratie en medeleven ook alleen maar kwijt lijken te kunnen in een ode aan het zuiverende geweld van Daesh of ISIS.
Niet voor niets beweerde de KP destijds dat Amada vol uitgetreden nonnen en jezuïeten zat, waar wel degelijk wat van aan was. De behoefte tot het offer van zichzelf zoals de redder van de mensheid, Jesus Christus, maar dan in een moderne vorm, lijden voor de bevrijding van de ander. Indien niet hier dan wel in de bevrijdingsstrijd die elders vrijheid en maatschappelijke zuiverheid zou vestigen. Afscheid diende genomen van de oude waarden, de toekomst van de familie, zelfs vrienden en kennissen, zoals bij een inwijding in een secte.
Allerlei linkse blaadjes en filosofen (Sartre, Camus,...) konden we snel inruilen voor het echte fundamentele theoretische werk van de vijf koppen, de denkers en doeners bij uitstek: Marx, Engels, Lenin, Stalin en Mao. Dat was de Koran en de Hadith voor ons, en ei zo na even idioot. Maar het leidde tenminste in de praktijk tot grote successen in Vietnam, Laos en Cambodja waar minstens de Amerikanen toch werden verdreven en dan plots allerlei onderlinge tegenstellingen werden uitgevochten tot zelfs een land intellectueel werd uitgemoord voor een zuiver Cambodja van alleen maar boeren en partijleiders.

En in China waar het socialisme honger oploste, althans zo werd ons verteld, want later bleek hoe ze daar grootschalig mensen oplosten.
Dus trokken vele strijders en priesters naar de fabrieken of de dokken, studenten stopten hun studies om zich te proletariseren in fabrieken en koolmijnen,  artsen en revolutionairen vertrokken naar derde wereldlanden zoals Afrika en Latijns Amerika waar overal de enig ware theorieën van het marxisme leninisme leken wortel te schieten in vruchtbare bodems.

Het was misschien wel vergelijkbaar met het ideaal van opoffering voor een beter wereld zoals destijds menige oostfronter zich door onderpastoors of Degrelle liet verleiden.

Het heeft zeer lang geduurd – een kwart mensenleven zelfs – eer de meeste gelovige strijders van deze 68-generatie begonnen te beseffen dat zij nooit de omstandigheden aan hun zuivere verlossingsideëen – kijk wij maken alles nieuw – zouden kunnen aanpassen. En dat zoiets maar het beste was, is en blijven zal.
Intussen bleken de successen in de socialistische landen ook zeer ontnuchterend. Dat heeft velen ongetwijfeld ook geholpen.

Wat niet belet dat de strijders van vandaag ook de consequenties moeten dragen van hun nog sadistischere keuzes  bij Daesh of ISIS.  http://www.janvanduppen.be/?p=2663

John Lukacs voert hierover heel wat interessante en beklijvende elementen aan in zijn boek
HITLER EN DE GESCHIEDENIS, Hitlers plaats in de 20ste eeuw

74. Er is een zeer wijze zin van de Engelse historicus H.C. Allen in zijn Sixteenth- Century Political Thought waar ik veel over heb nagedacht en die ik dikwijls gebruik: ‘Mensen zijn, over het geheel genomen op succesvolle wijze, aan het worstelen om hun ideeën aan te passen aan de omstandigheden en, op een veel minder succesvolle manier, om de omstandigheden aan te passen aan hun ideeën.’

96. Maar ideeën bestaan niet in abstractie, zij worden belichaamd door menselijke wezens (in tegenstelling tot wat niet alleen vele intellectuelen menen maar ook in tegenstelling tot de opvattingen van Hegel of Dostojevski: wat mensen doen met ideeën is belangrijker dan wat ideeën doen met mensen).

109. Lang voor hem had Proudhon een dieper inzicht gehad dan Marx: ‘Mensen, schreef Proudhon, reageren minder op ideeën over sociale contracten dan op de realiteit van de macht’.

202. De werkende man heeft geen land,’ schreef Marx. Hij kon er niet verder naast gezeten hebben – iets wat al in 1914 duidelijk werd, en nog meer in de jaren dertig. Haffner is vooral te prijzen omdat hij dit doorzag. Duits nationalisme ‘werd nu plotseling onderdeel van de alledaagse politieke gesprekken. Zelfs de communisten begonnen op nationalistische toon te spreken…’* En wat in Duitsland in 1933 en daarna gebeurde, bewijst opnieuw dat het inzicht van Proudhon superieur was aan dat van Marx – dat mensen niet reageren op sociale contracten maar op de realiteit van de macht.

256. Speer schreef al in 1947 in de gevangenis: Hitlers oorlog heeft ‘de kwetsbaarheid van de moderne beschaving, die in eeuwen is opgebouwd, [aangetoond]. We weten nu dat we in een gebouw wonen dat niet geheel bestand is tegen aardbevingen… als het automatisme van de vooruitgang leidt tot een verdere ontmenselijking van mensen en hen nog meer verantwoordelijkheid ontneemt. [In de] beslissende jaren van mijn leven heb ik de technologie gediend, verblind door de mogelijkheden. Uiteindelijk ben ik er sceptisch over.’ Dit is het tegenovergestelde van het spenglerianisme.

....
Het soort beschaving dat wij nu nog kennen is het product van de zogenaamde Moderne Tijd. De term ‘modern’ is zowel onhistorisch als onnauwkeurig, omdat ze erop lijkt te duiden dat deze ‘moderne’ tijd voor altijd zal voortduren.* Het zou preciezer zijn om de laatste vijfhonderd jaar aan te duiden als de Bourgeois Tijd, gekenmerkt als zij werd door de coëxistentie van aristocratie en bourgeoisie en de geleidelijke en ongemakkelijke opkomst van de laatste. Dat Hitler vijandig stond tegenover bijna alles wat ‘bourgeois’ was, behoeft geen verdere uitleg. Hij behoort tot het eind van een tijdperk, en hij werd verslagen, en de bourgeois-beschaving werd in West-Europa en West-Duitsland weer in ere hersteld – in ieder geval tijdelijk.
Maar als de westerse beschaving wegsmelt en ineen dreigt te storten, liggen er in de toekomst twee gevaren op de loer. Tijdens een opkomende vloedgolf van barbarij kan Hitlers reputatie weer stijgen in de ogen van ordelievende mensen die hem kunnen gaan beschouwen als een soort Diocletianus, een laatste harde architect van een keizerlijke orde. Tegelijkertijd kan hij vereerd gaan worden door ten minste een deel van de Nieuwe Barbaren. Maar dit is een boek van een historicus, niet van een profeet.

Archief

Nationale gedichtendag Peter Verhelst WIJ TOTALE VLAM

29 januari 2015

Upington ZA, donderdag 29 januari 2015

Nationale gedichtendag aan de Oranjerivier

VOOR HET VERGETEN

Zolang we niet vergeten, gaat niets verloren.

Laten we dus vergeten, maar alleen

zoals we door te praten iets uiterst traag kunnen laten verdwijnen – daar,
zie je het, zie je het nog nauwelijks, tegen de zon in?

Zolang we niet vergeten dat iets van ons niets verloren mag gaan, eindelijk –
zoals er een zwijgen bestaat dat tegelijk een vorm is van zingen
dat een vorm is van dragen, een lichaam zo te dragen
dat het door ons heen, alsof het uiterst traag voorover valt, iets als glas
onder vel, broos glas, misschien is dat het lichaam
dat als een wijnglas zingend
zwijgend gedragen wil worden, dat wij het zo in de lucht heffen
dat het almaar lichter wordt – daar, zie je het, zie je het nog, nauwelijks,
tegen de zon in?

– brengen de kleuren waarin het breekt ons misschien naar huis terug.

 

TEGEN HET VERGETEN

Niet hoe je was, hoe je op je ellebogen achterover leunend, zo bleek was je,
hoe we keken – niet vergeten,
niet het zich zuchtend openvouwen – nooit vergeten,
niet hoe het had kunnen zijn – hoe we hadden willen zijn.

Wat van ons verloren is gegaan.
Wie van ons verloren ging.
Laten we ons elkaar zo herinneren
voor de herinneringen dingen met ons doen:

een dunne lijn rood, gloeiend in de avondlucht,
hoe we, op onze ellebogen leunend, naar elkaar keken,
een fonkeling in het wachten, een nauwelijks hoorbare zucht.

Wit
oplossend als suiker
in het dalende duister.

De echo van je zucht.

De echo van de echo van je zucht.

Peter Verhelst, WIJ TOTALE VLAM. 2014 Prometheus.

Archief

vrt deredactie.be – opinie : De barometer van de angst is gekeerd

20 januari 2015

De barometer van de angst is gekeerd
wo 14/01/2015
Er zijn tekenen aan de wand. Vele jaren hebben we geloofd dat we ons moeten inleven in de psyche van plegers van terreur om te begrijpen wat hen bezielt. Na Parijs blijkt overduidelijk dat deze aanpak onbruikbaar is als morele en politieke gids. We moeten onze angst afleggen. En onze normen en waarden met vuur verdedigen.
Godslastering...

De katholieke primaat van België, aartsbisschop Léonard, verklaarde op Radio 1: ‘Ik erken dat mensen bijvoorbeeld cartoons kunnen ervaren als een zware inbreuk op hun meest heilige overtuiging, maar ik ben tegen een wettelijke inperking van godslastering. De vrije meningsuiting – ook al mag die niet verabsoluteerd worden – is een groot goed en het is altijd gevaarlijk voor de democratie die te beperken.’

Bij de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 te Amsterdam door de islamitische fundamentalist Mohammed Bouyeri gingen in Nederland nog stemmen op om het verbod op godslastering te verstrengen. De toenmalige minister van justitie, de christendemocraat Piet Hein Donner vond dit belangrijk om islamitische radicalisering te voorkomen en tegen te gaan. Zijn partij- en ambtsgenoot Ernst Hirsch Ballin probeerde het nog eens in mei 2008 bij de arrestatie van de cartoonist Gregorius Nekschot. Zo zou een vonnis uitgelokt worden over het verbod op godslastering buiten de wetgever om.

Kwetsende uitlatingen dienden volgens de justitieministers verboden te worden als ‘de belediging naar alle waarschijnlijkheid ernstige gevolgen zal hebben voor de openbare orde’. In februari 2014 werd in Nederland echter het verbod op blasfemie opgeheven.

... is een democratisch recht

Moedige islamitische geestelijken en opinieleiders die de aanslagen op democratische vrijheden afkeuren én ook openlijk durven pleiten voor een herziening en modernisering van de islamitische grondbeginselen, zijn een ander teken aan de wand.
Er is immers een groot verschil tussen respect voor een mens die troost vindt in een geloof en het machtsspel van bedienaars en zeloten van dat geloof. Respect en erkenning eisen voor goden, profeten, religieuze instituten en symbolen is onderwerping eisen van anders- of ongelovigen. Daarom ook is blasfemie een democratisch recht.

De vermoorde hoofdredacteur van Charlie Hebdo had dit goed gezien. Stéphane Charbonnier – Charb – verklaarde in Le Monde van 20 september 2012 naar aanleiding van hun Charia Hebdo-uitgave en de cartoons over de islam: “Wij moeten doorgaan tot de islam evenzeer gebanaliseerd is als het katholicisme. We hebben twee taboes doorbroken, Eros en Thanatos. Rest nog dat op religies.”

De barometer van de angst

Bij de enorme manifestatie van zondag te Parijs verdrongen tientallen staatshoofden en regeringsleiders elkaar op de Boulevard Voltaire om naast de Franse president hun steun te betuigen aan de republikeinse waarden van de democratie: voor vrijheid, op basis van gelijkheid en in broederlijkheid. Zij hopen daarmee de verontwaardiging, de woede en het verzet alsnog te begeleiden want ook al hebben sommigen onder hen een vreselijke – zelfs bloedige – palmares in deze, zij hebben allemaal een goeie neus voor een wijzigend klimaat.

De barometer van angst na 9/11, de vele aanslagen zoals in de Londense Metro en het Madrileense Atocha station blijkt gekeerd met de nieuwste moordaanslagen door
islamitische fundamentalisten in Parijs.

Al blijven de ‘NousSommesKouachi’ – reacties van islamitische jongeren tijdens de minuut stilte op de Franse scholen en op internet wegen als lood, de politiek correcte verklaringen van discriminatie, racisme, slecht onderwijs, onvoldoende toekomstperspectieven en internationale conflicten klinken dezer dagen wat en sourdine.

Respect voor de fundamentele regels

In het westen denken we graag dat empathie ons menselijk maakt, objecten en subjecten van morele zorg. Bij het inleven in verlangens en eisen, denken en belijden, leven en lijden van de ander spiegelen we vooral onszelf. Wanneer die ander echter dreigt en gruweldaden begaat, beschermen we ons graag met een amalgaam van solidaire wensen voor liefdevol respect en vrede. Angst voor een verschrikkelijke werkelijkheid belemmert echte interesse in die ander en zijn of haar drijfveren. Dit soort empathie verraadt ons wanneer we dit politiek en maatschappelijk als morele gids proberen te gebruiken.

Na anderhalve eeuw godsdienstoorlogen in Europa werd bij de Vrede van Munster in 1648 een belangrijk principe aanvaard: ‘Cuius regio, eius religio’ – ‘Wiens gebied, diens gebed’. Europa is aan een nieuwe investituur toe: ook islamitische geestelijken dienen de fundamentele principes van de democratische rechtstaat te belijden. Wie zich vandaag binnen democratische staten niet houdt of wenst te houden aan de fundamentele regels van vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor alle burgers enwie onderwerping eist van anders- of ongelovigen, kan geen rechten laten gelden. Zij kunnen best het vertrekadvies van de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb opvolgen.

Wanneer ook de netwerken van raddraaiers, verbindingsfiguren, financiers aangepakt worden, zullen de anderen wellicht na jaren eieren voor hun geld kiezen, door twijfel bevangen, niet in het minst door hun familie gepord.

“We moeten hoe dan ook beseffen dat voor de overwinning van het kwaad in de wereld niet allereerst de blinde uitvoerders aansprakelijk zijn, maar de ziende dienaars van het goede.” Fedor Stepun in ‘Het einde van de rode mens’ van Svetlana Alexijevitsj.

Reacties op de website vrt deredactie.be:

15 Reacties

Werner •
Ik deel uw analyse; evenwel voel ik me genoodzaakt om toch de opmerking te maken dat diverse politieke partijen, waaronder uw ex-partij, jaren lang elke – soms terechte – kritiek op de islam dadelijk in het verdomdhoekje van extreem-rechts hebben verwezen en daarom vandaag toch mee schuldig zijn dat de ketel is overgekookt. Ik denk dan aan het afdwingen van spijswetten, ook voor wie een bepaalde religie niet volgt (maar op een concentratieschool uit armoe zijn of haar boterhammetjes tijdens de ramadan op het toilet moet opeten), maar ook de vele instanties van vrouwonvriendelijkheid zoals het deseksualiseren van de vrouw, jodenhaat en gay bashing. Vandaag werd een ex-mandataris van uw ex-partij uit de partij gezet omdat hij zich nogal haatdragend opstelt tegenover de Charlie Hebdo-sympathisanten; vòòr vorige week zou echter zulks onbespreekbaar zijn geweest. Wat is er veranderd dan? Het fulmineren tegen al wie in de ogen van de belijders van hun godsdienst geen medegelovige is is al héél lang bezig. Het categoriek afwijzen van islamkritiek is iets wat vandaag bijvoorbeeld nog steeds gedaan wordt tegenover Pegida-adepten, waartussen heel wat gewone terecht bezorgde gezinnen met kinderen zitten die je bezwaarlijk van nazi-sympathieën kan betichten. Met daarbij ineens de opmerking dat er voor moslimhaters evenmin een plaats in onze maatschappij behoort te zijn.

Als de islam een plaats in onze maatschappij behoort in te nemen zullen ze toch moeten leren leven met het feit dat de civiele wetten voorrang hebben op de godsdienstige en dat aan de scheiding van kerk en staat raken on-be-spreek-baar is. Het christelijk geloof heeft zich noodgedwongen onderworpen aan de idealen van de verlichting; wellicht is het nu de beurt aan de islam om zichzelf te onderwerpen aan een gewetensonderzoek. Tekenend is bijvoorbeeld ook dat de islam geen apostasie verdraagt. Wie zijn heil echter in een dergelijke religie kan vinden, fijn, maar leer dan ineens accepteren dat er mensen zijn die niet geloven in hetgeen waar u in gelooft en respecteer hun kritieken. Als u daar niet tegen kan dan hebt u welgeteld één legitiem wapen ter uwer beschikking om daar tegen in te gaan en dat is ironisch genoeg… het vrije woord.

Raymond •
Ik respecteer de schrijver als hij beweert “Vele jaren hebben we geloofd dat we ons moeten inleven in de psyche van plegers van terreur om te begrijpen wat hen bezielt.” Ik laat deze uitspraak volledig voor rekening van de schrijver, op dat vlak beschouw ik mijzelf als ‘verlicht’.
Persoonlijk vind ik iemand die terroriseert een terrorist. Met terreurzaaiers valt niet te praten omdat ze per definitie extreme denkbeelden aanhangen. Denkbeelden of ideologieën die ‘a la carte’ aangemaakt worden.
Dat fenomeen van extremisme heeft niets met rang, stand, kleur of geloof te maken. Maar de terroristen verschuilen zich er wel achter. Net zoals de ‘kruisvaarders’ vandaag kunnen bestempeld worden als terroristen die tot in het extreme achter het ‘heilige kruis’ aan liepen en overtuigd waren dat ze vanuit de Bijbel ‘oog om oog, tand om tand’ moesten scandeerden, zo gaan nu ‘jihadstrijders’ zich wegsteken achter een geloof dat bovendien de Sharia gebruikt als een (beperkte) vorm van rechtspleging. Bij mij haalt geen van beide zijn ‘groot gelijk’.
Er zullen moslims zijn die inderdaad aanstoot nemen aan de afbeelding van Mohamed en andere die er een beeld van produceren. Maar er zijn ook democratische christelijk opgevoede mensen die aanstoot nemen aan het kruisbeeld op openbare plaatsen en andere die het verwijderen van die kruisbeelden dan weer als ‘godslastering’ beschouwen. Als ik dan binnen onze westerse context over een “heilige koe” spreek gaan er vast en zeker in India extremistische stemmen mij op de brandstapel willen plaatsen en het woord ‘godslastering’ scanderen.
Het verbaasd mij als ik van een Amerikaan verneem dat het stenigen van een ‘overspelige vrouw’ een barbaars islamitisch gebruik is dat opgelegd word door de Sharia terwijl het gebruik feitelijk stamt uit de Joodse Thora die veel ouder is dan de Koran.
Hoe dan ook ben ik graag bereid om respect op te brengen voor eender welke godsdienst die mensen verenigt in een streven naar evenwaardige menselijkheid.
Zoals vele heb ik mij na 9/11 zorgen gemaakt en ben zelf op onderzoek gegaan. Gelijk was ik verlost van mijn angst dat ik een God zou belasteren, maar besefte ook dat ik respect moest opbrengen voor elk geloof en zijn bedienaars die geen misbruik maken van hun positie.
Het is mijn en hun democratisch recht om zonder angst hier over de fundamenten te schrijven die mensen kunnen verenigen en op eender welke manier te streven naar een wereld zonder extremistische terreur.

Paul Hoornaert •
Onbegrijpelijk dat sommigen hebben gewacht tot de zinloze daden van enkele moslim fanaten in Parijs om tot de conclusie te komen dat de aanpak van psyche inleving onbruikbaar is als morele en politieke gids .
Hopelijk dat het wereldbeeld hierdoor verandert , en dat fanatici en fundamentalisten uit dit wereldbeeld verdwijnen , er is geen plaats voor deze individuen.
Doorheen heel onze geschiedenis waren er godsdienstfanaten, nu staan ze weer voor onze deur en misbruiken geradicaliseerde fanatici om lafhartig te doden. .
De moslim gemeenschap heeft in blok gereageerd , en deze wandaden afgekeurd , strijdig met de ware Islam , met de ware godsdienst ., of wat de interpretatie ook moge zijn.
Welnu mogen we van dezelfde moslimgemeenschap verwachten dat ze de daad bij het woord voeren, en dit soort van Jihad anno 21 eeuw naar de geschiedenis te verwijzen.
Vandaag is er geen plaats meer voor godsdienstfanatisme , het is genoeg geweest., enkel dan kan toenadering groeien .

Daniel  Paul Hoornaert •
U schreef (geheel terecht overigens) : ‘De moslim gemeenschap heeft in blok gereageerd, en deze wandaden afgekeurd’ Mijn reactie: Dat hebben ze, inderdaad, gedaan, maar ondertussen rijst er al een nieuw probleem: De nieuwe M-cartoon in de allerrecentste uitgave (van vandaag) van Charlie Hebdo, want die is, voor vele – ook gematigde – moslims (zowel in de hele wereld, maar ook hier, in Europa en het Westen) onaanvaardbaar en een belediging van hun profeet en hun geloof. Dus daar zijn we weer: gisteren waren we nog allemaal Charlie, maar nu zijn we opnieuw verdeeld. En dit probleem zal blijven, nog vele generaties lang, en ik maak me daar weldegelijk zorgen over, want ook de gewone moslim voelt zich daardoor beledigd, en dus zal dit alweer aanleiding geven tot discussies en, spijtig genoeg, tot terreur. Mvg,

theo mouton  Daniel •
elementair aan de discussie is dat indien een moslim aanstoot neemt aan dergelijke cartoons hij zichzelf en zijn geloof boven een ander plaatst en het zaad zaait voor de opvolgers van de aanslagen. Een tweede aspect is dat als ze aanstoot nemen ze dan ook consequent moeten hun eigen gelovigen aanspreken op het beledigen van andere geloofsovertuigingen die niet bekritiseerd en niet worden gecorrigeerd (onder de geloofswetten wordt je geacht dit wel te doen) Als elkeen voor zijn eigen deur veegt dan denk ik dat er meer respect zou bestaan.

Bruno  Daniel •
Et alors? in onze democratieën hebben we gelukkig het recht van het vrije woord en dus ook het recht om onder meer te beledigen. Er is geen wet te vinden die dat verbiedt. Dat met deze nieuwste editie een belangrijke minderheid voor het hoofd wordt gestoten is misschien niet leuk. Echter niemand verplicht hen om Charlie te lezen. Integratie is ook onze westerse wetten, waarden en normen accepteren en naleven. Zo niet kwam er inderdaad goed reisadvies van de Rotterdamse burgervader. Ne touche pas à ma démocratie, je suis aussi Charlie.

Hilaire Roose  Bruno •
Ik wens een onderscheid te maken tussen recht op mening en recht op beledigen. En dan maar beweren dat men vrede wil.

Werner  Hilaire Roose •
Wat voor u een mening is kan voor een ander een belediging zijn. Ik wens dat ik op elk moment vrij en onbevangen kan zeggen dat er geen god bestaat. Een moslim kan je bijna niet erger beledigen dan dat.

mki •
Ik help u echt hopen dat de barometer gekeerd is.
Mijn hoop komt ook voort uit de reacties van de Moslimwereld: deze keer geen feestende moslims op straat in Cairo na 7/1 waar dat wel nog het geval was na 9/11.
Het is misschien niet veel, maar het is in elk geval een teken in de goede richting.

Laat ons als les hieruit toch maar goed proberen te luisteren wat het volk zegt.
Dat is toch de grondslag van democratie.
De Vlaams Blok stemmer had wel degelijk een boodschap, zelfs al was het antwoord van de partij niet echt kies.
De Pegida betoger heeft ook een boodschap.
Ook de Westerse Moslim heeft een boodschap.
De referenda tegen het verdrag van Lissabon hadden ook hun waarde.
Laat ons dat niet onder de mat vegen.

Ik daag politici uit om de moed te hebben om om te gaan met veranderende inzichten. Dat maakt u als politicus sterker, niet zwakker. Uw kiezer zal er u voor belonen. Uw kiezer is misschien wel veel slimmer dan u zelf denkt.

Rudy •
Zoals ik al eerder zei: accepteert men de scheiding tussen kerk(religie/levensbeschouwing) en staat, of niet? Zo eenvoudig is het.
Beste VRT, het zou een heel interessant programma kunnen opleveren, een discussie tussen vertegenwoordigers van de verschillende levensbeschouwingen en religies rond dit thema. Met een aantal heel verrassende vaststellingen, vrees ik.

Guest •
Uiteraard moet iedereen zich onverkort aan de wetten en spelregels van de democratie houden. Uiteraard moeten misdrijven niet ‘begrepen’ worden. Ze horen niet en moeten (zakelijk) het gepaste gevolg krijgen. Evenwel zonder begeleidende zedenpreek. Voor de rest zie ik grote verschillen. Dat initiatieven als Charlie H iets bijdragen is volgens mij nonsens. Eerder verslechteren zij de zaak. Hun provocerende strategie werkt alleen binnen de eigen cultuur. Wij hebben zelf onze eigen heilige huizen afgebroken, inclusief de kerk. Het is gelukt omdat dit van binnenuit gegroeid is. Een cultuur die een andere van buitenaf met wetten probeert te veranderen is gedoemd te mislukken. Hybris en paternalisme scoren te hoog en de slachtofferrol is een leuk spel dat niet te verliezen valt. Geen goed idee. Het lichtpunt is inderdaad dat er van binnenuit signalen komen dat er een andere islambeleving moet komen. Deze lichtbronnen verdienen alle steun. Als en slechts als een beweging van binnenuit groeit is er kans op emancipatie van de islam. De “willenden” moeten dus alle steun en opleiding en omkadering krijgen zodat er een soort netwerk van middengroepen kan ontstaan die zoals destijds onze landelijke verenigingen de volksontwikkeling op sleeptouw kon nemen. En wie te rap wil lopen valt wellicht op zijn neus.

Gunther  Guest •
Laat ons de redenering omdraaien. Islam en haar vertegenwoordigers is al decennia bezig met onze cultuur te bekritiseren en ondermijnen. Religieuze symbolen op paspoorten, aparte zwemuren, homofobie, halal eten, enz…, maar als vanuit onze cultuur kritiek wordt geleverd op Islam, desnood als satire, wordt er moord en brand geschreeuwd. Wat een hypocrisie.

jan maes •
“Culturen mag men niet mixen”, zei ooit iemand. En inderdaad op dat punt hadhij gelijk. Acculturatie lijdt eel vaak tot spanningen. Verschillende rassen in een zelfde cultur kunnen uiteraard wel perfect samenleven. Volledige Acculturatie is een begrip dat thuis hoort in de boeken van Thomas More.Utopia….. Leren van andere culturen staat echter bij mij wel hoog aangeschreven… Dit kan zeker verrijkend en verbredend werken…

Dirk VD
Ik moet vaststellen dat Van Duppen oproept tot polarisatie: strijd voor de ‘goede’ democratische waarden tegen de ‘slechte’ radicale moslims. Moslims moeten zich bekeren tot de democratische waarden of vertrekken, zoals Van Duppen het voorbeeld van de Rotterdamse burgemeester aanhaalt.
Dit gaat compleet voorbij aan de kern van de democratische gedachte dat iedereen een plaats heeft in onze samenleving en dat wij als samenleving opkomen voor de rechten van het individu. Het hoofddoekendebat bijvoorbeeld verrijkt de democratische waarden in plaats van het in te perken. Het is een heel interessante filosofische vraag: iemand die zich vrijwillig onderwerpt aan religieuze inperkingen van jouw vrijheid is dat democratisch? Is het democratisch om dit te verbieden? Moet en democratie dan alle religie verbieden?
Van Duppen zijn opinie gaat in tegen dit democratisch debat: ik heb gelijk en als het je niet bevalt moet je maar oprotten. Terwijl dat naar mijn mening dit debat en de islam in het algemeen de democratie juist verrijkt.
Van Duppen gaat voorbij aan het feit dat het probleem van de moslim terrorist niet een fenomeen is van de islam. Het is een fenomeen dat ingebakken zit in onze moderne samenleving. Via het internet en sociale media vinden mensen met extreem gedachtegoed elkaar, vormen connecties en netwerken en krijgen beschikking over middelen om hun extreem gedachtegoed te uiten in aanslagen. Dit is dus geen fenomeen van de islam, maar dit uit zich evengoed pedofiele netwerken, gewelddadige anarchistische betogingen, de Arabische lente,... Het is ook niet echt negatief op zich, want ook initiatieven als Ringland en Hart boven Hard vinden in het internet een katalysator om hun ideeën een luidere stem te geven.
Laten we dus niet, zoals Van Duppen afglijden in een verhaal van hen tegen ons, maar geloof hebben in de sterkte van onze democratie. Het is een tragische realiteit dat mensen elkaar doden voor domme gedachten en helaas beid de moderne wereld meer middelen om dit op een grotere schaal te doen. Dat is geen gemakkelijke gedachte. We zouden daar iets moeten aan doen, maar moeten we daarvoor onze democratische waarden opgeven?

Stephan Bruglemans •
Lang is de weg die mens bewandeld heeft. Met bochten, vallen en opstaan. Een weg die nooit voltooid zal zijn en waar onderweg geregeld weer gefaald zal worden. De motor van die weg ? Heel eenvoudig: het menselijke bewustzijn. De geestelijke capaciteit om vragen te stellen en antwoorden te zoeken. Steeds weer. Dit heeft ons doorheen conflicten en dwaalsporen voorlopig tot een seculiere samenleving gebracht. Een entente waar elke mens, zoveel als mogelijk, vrij zijn vragen kan stellen en vrij zijn ideeën kan vormen. Elke poging om een idee te doden door de denkende mens te doden, is mislukt en zal steeds mislukken. Immers, het is zijn kern die je niet kan ontkennen, te niet doen of doden. En welke bedoeling zou een godheid kunnen hebben gehad met de creatie van een wezen dat zijn eigen kern ontkent ? Ik ben geen historicus, geen academicus in welke discipline ook. Ik ben mens met de diepst menselijke gave te kunnen denken. En ik kan luisteren naar de ideeën van anderen, eruit leren, ze bijtreden of verwerpen na een eerlijke en verstandige analyse. Ik kan mijn ideeën vertellen, schrijven of tekenen. En misschien brengen ze anderen op een nieuw pad. Vooruitgang is dat, of toch zeker de mogelijkheid tot vooruitgang. En mag er nog gelachen worden met ons falen ? Er moet gelachen worden met ons falen, het is ook diep menselijk. Elk dogma, systeem of macht die dit manu militare tracht te verhinderen, zal falen. Want boven alles ontkent het de kern van de mens en juist daarom zal het falen.

Archief

LEVIATHAN – ANDREY ZVYAGINTSEV

31 december 2014

LEVIATHAN ANDREY ZVYAGINTSEV


Alweer een afgrijselijke film uit Rusland. Deze keer zelfs geproduceerd met de steun van het Russische ministerie voor Kunst en Cultuur en officieel ingediend voor de Oscars. Het is nauwelijks te bevatten.


Op het festival van Cannes kreeg hij de prijs voor het beste scenario.


Twee uur en twintig minuten gruwelijk uitzichtloze ellende – mannen die zuipen, misbruik, geweld, vrouwen die werken en soms ook proberen te zuipen, net als de aankomende jongens, corruptie op alle niveau’s – temidden van de ongelooflijke beeldenpracht van het desolaat gekleurde landschap aan de Noordelijke Barendtszee. Alleen het land, de zee en de lucht werken nog wat helend voor de gewonde zielen.


En geen minuut verveelt ‘Leviathan’ de toeschouwer die verbijsterd wegzinkt bij de aanblik van zoveel uitzichtloos leven, lijden en verdwijnen. Soms hilarisch, soms grappig, vaak triest en verstijfd van wanhoop.


De apotheose van de grote kladaradatsh voor het kleine Russische gezin en zijn directe omgeving leidt zoals steeds in de Slavische mythologie tot een grootse culminatie van de natie, het volk, zijn leiders en de orthodoxie, zijn gelovigen en bedienaren.


Een schitterende filmische illustratie van het al even beklijvend boek van Svetlana Alexijevitsj “Het einde van de Rode Mens – Leven op de puinhopen van de Sovjet-Unie” .


In Rusland moet de orthodoxie van het nationalisme alle wonden helen.


‘Levithan’ mag dan wel uit de bijbel geciteerd worden door de aartspriester of patriarch, het is meer nog geïnspireerd op Thomas Hobbes ‘Leviathan, or The Matter, Forme & Power of a Common-Wealth Ecclesiasticall and Civill’ uit 1651.


Archief

‘Berlinde De Bruyckere | Sculptures & Drawings 2000 – 2014’ in het S.M.A.K. te Gent

29 december 2014

‘Berlinde De Bruyckere | Sculptures & Drawings 2000 – 2014’ in het S.M.A.K. te Gent -  tot 15 februari 2015



De droom van het Kreupelbos kan zich niet oprichten, groeit krom, in elkaar gedoken; uit zijn stam worden krukken gesneden voor wie anders alleen kan kruipen; een boom met takken vol knopen, knoestig en warrig.” J.M. Coetzee.



Het is natuurlijk niet niks, Berlinde De Bruyckere in het S.M.A.K. te Gentjuichend thuiskomen met beeldhouw-, hout- en waswerk. En de tekeningen als voorstudies en varianten ruim bemeten.


Maar om een of andere reden waren mij haar opgezette dierenvachten destijds dierbaarder dan het kreupelhout van mensen en aanverwante figuren. Dat kan natuurlijk ook aan mij liggen, en aan het versluierende van echte paardenvachten.


Opgezette paardenhuiden laten meer verbeelding toe dan het dwingende technicolor van de wassen beelden uitgebloed vlees. Die opperen een overweldigende veelheid van menselijke lijden waaraan haar figuren ten onder zijn gegaan. Net zoals de nabloedende hertengeweien. Gekunsteld verbonden wassen kreupelhout moet dan troost bieden aan de bedrukten.


Zoals tegenwoordig ook bij Coetzee – die haar werk op de Biënnale te Venetië cureerde - is er weinig opbeurend te bespeuren. En daardoor nog weinig verrassend, eerder repetitief in het suggereren van ijzingwekkend lang doorstane leed. In die zin kan haar werk in het S.M.A.K. een troost en toeverlaat zijn voor wie eigen pijn wil gespiegeld zien.


Maar zoals de meester het ooit schreef:


‘Kunst kan niet met ontbering alleen worden gevoed, met verlangen, eenzaamheid. Er moet ook intimiteit, hartstocht, liefde zijn.’ (J.M. Coetzee, Portret van een jongeman)



En dat mis ik toch wel erg in het S.M.A.K. te Gent.


Wellicht een heerlijke tentoonstelling voor mensen die verlangen naar compassie, om te geven en te krijgen.

Archief

De ketter en de kerkvorst – Vermeersch vs Léonard op Canvas en te boek gesteld

29 december 2014

De ketter en de kerkvorst

Aflevering 1 zag ik niet alleen als twee bejaarde broers die elkaar herkennen als uit dezelfde moederschoot, waarvan de jongste (aartsbisschop André-Mutien-Joseph Léonard)  – nu als de meest ambitieuze – zijn gram probeert te halen tegenover zijn nieuwe overste in Rome. De oudste (Prof. Dr. Etienne Vermeersch) heeft zijn gram reeds lang gehaald en is de wanhoop duidelijk voorbij.

Twee heren van stand?

De stand oogde wat verschillend ten huize van de beide heren. Ten tijde van Frieda van Wijck ‘Ten huize van kardinaal Danneels’ op VRT (2004) speelde het bezoek zich vooral af in de monumentale keuken. Met monseigneur Léonard was het in de muziekkamer. Bij professor Vermeersch tussen keuken en huiskamer.

Een rondgang in het XVIII de eeuwse aartsbisschoppelijk paleis te Mechelen leidt tot de vraag wat de kleurvoering van het portret van de huidige primaat van België worden zal bij zijn afscheid. Zijn eminente voorgangers sieren de wanden van het aartsbisschoppelijk paleis in kardinaalrood gekonterfeit.

Wellicht houdt monseigneur Léonard het liever bij vele tinten grijs, zoals ook zijn hofhouding tijdens de intieme eucharistieviering pijnlijk onthulde.

Het was dus wat wachten op de resultaten van de in het eerste deel zuinig geschonken rode wijn.

De sluimerende belofte van discussie en debat in deel 1 verwerd echter tot een ontluisterende eensgezindheid onder het levenslange devies ‘Kijk mij eens, mama, zonder handen!’

Leeftijd brengt de last der jaren, een lijf als loden mantel gedragen, rafelige gaten in de geest, gretig toegedekt met verzen van herkenning.

Waar eens kardinaalrood door de gangen ruiste, ritselen nu die vijftig tinten grijs: spiritueel en intellectueel gemurmel om de repetitieve banaliteit te overstijgen.

De onbevlekte primaat van België probeerde de Roomse machtscultuur van schuld en boete te temperen met het vrolijke ‘Mamaaa!’ van de afgedreven foetus in het ‘jenseits’.

De katerloze atheïst prees zich zalig hoe hij de irrationele vlucht uit het ‘diesseits’ rationeel onderuit kon halen.

Geluk is heel gewoon wanneer zij al hun mooie woorden blijven horen in het oorverdovende applaus voor de spiegel waarin hun moeder altijd over hun schouders mee zal kijken.

Of zoals Jules de Corte wel eens zong:

“Ik zou wel eens willen weten,

waarom zijn de zeeën zo diep?

Misschien tot geluk van de vissen

Die hun woorden zo slecht kunnen missen

Of tot meerdere glorie van God die de wereld schiep

Daarom zijn de zeeën zo diep”.

W.G.Sebald schrijft in ‘Campo Santo’: ‘Het diepste geheim van muziek is dat ze de paranoia afweert, dat wij muziek maken om niet overspoeld te worden door de verschrikkingen van de werkelijkheid’.

‘De ketter en de kerkvorst’ op Canvas was alleszins daarvan een mooie illustratie.

Nu maar hopen dat het boek beter baat, als ‘een meeslepend boek over de grote vragen van het leven’.


André Léonard en Etienne Vermeersch zijn generatiegenoten. Geschoolde filosofen die een leven lang nagedacht hebben over de grote vragen die de mens zich stelt en de uitdagingen van onze tijd. Léonard werd priester en theoloog. Hij is vandaag aartsbisschop van Mechelen-Brussel. Vermeersch verliet de jezuïetenorde en werd atheïst. Hij is emeritus-hoogleraar en ere-vicerector aan de Universiteit Gent.

Léonard en Vermeersch praten in dit boek over de ideeën en ervaringen die hun leven hebben bepaald. Ze gaan in debat over de grote thema’s die geloof en wetenschap aan de orde stellen. En ze bespreken de uitdagingen die vandaag en morgen op ons afkomen. Deze historische en meeslepende dialoog wordt opgetekend door Joël De Ceulaer.

 

Archief

Van Gogh Museum Amsterdam vernieuwd

22 december 2014

Mooi gevoerd Van Gogh Museum Amsterdam vervoert


Floris Visualisaties, artist impression, nieuwe inrichting, 2014

Sinds vorig jaar is het totaal witte Van Gogh Museum in Amsterdam van een nieuwe voering voorzien. Aan de jas en de nieuwe ontvangstruimte wordt nog gewerkt.

Nevelen


Mijn eerste bezoek in de vroege jaren zeventig met de ?ets vanuit Turnhout was een belevenis: na de grote rivieren, de lage luchten, plassen en nevels kon een jongen uit de Kempen zich eindelijk aan de vrije stad beroezen. In het Van Gogh Museum waren de totaal witte muren verblindend. De schilderijen van de meester uit Zundert leken wel te verzinken in het dwingend moderne van het door Rietveld ontworpen museumgebouw. De strenge kleurcode van De Stijl verblindde. Er was van meet af aan een stormloop van over de hele wereld. Zelfs toen konden we al kennismaken met Japanse toeristen, niet alleen uit de VS.

De Dam geurde nog na van wiet en traangas, het Rijks was nog niet gerestaureerd volgens Cuijpers’ kleurvoering. Het Stedelijk had nog veel te bieden. En dat allemaal op loopafstand in een echt Museumkwartier. Ruim veertig jaar was Van Gogh vaste prik bij een bezoek aan Amsterdam met geliefde, vrienden en kinderen. Maar nu was het meer dan een decennium geleden.

Rechtlijnige haat


Nog van vóór de terroristische moord op de achterkleinzoon van de gelijknamige broer van de schilder, de ?lmmaker Theo Van Gogh door Mohammed Bouyeri. Deze islamitische fanaat schoot hem met een pistool van zijn ?ets, keelde hem met een mes dat hij in zijn borst dreef met een boodschap als bedreiging aan het liberale parlementslid Ayaan Hirsi Ali. Een bezoek aan Amsterdam werd nadien terugkomen in een andere stad, een ander klimaat. Minder wazige nevels, meer rechtlijnige haat.

Marlene Dumas heeft de moordenaar een gezicht gegeven in haar schilderij “The Neighbour/ Debuurman” uit 2005. Hij kijkt nu de bezoekers van het belendende Stedelijk Museum aan vooraleer ze naar buiten gaan. Van Dumas loopt daar nog tot 4 januari 2015 trouwens de indrukwekkende overzichtstentoonstelling ‘The Image as Burden‘.

Artist impression Nieuwe Entree, Museumplein

Met ruim veertig jaar herinneringen is ook het Van Gogh Museum ?ink veranderd. Vooral vanbinnen. De muren zijn niet langer rechtlijnig en totaal wit. Er werd voor een temperend kleurendecor gekozen. De werken per thema noden nu meer tot rust langs waardig getinte muren.En dat ondanks de niet geringe bezoekersstroom waardoor een tijdslot reserveren zelfs op een natte winterdag geen overbodige luxe is.

Wazig is mooier


En ja, tegen de wazige wanden komt de grootste collectie van het werk van Vincent van Gogh beter tot haar recht. De schilder had jarenlang intensief het effect van kleuren op elkaar onderzochten hechtte veel belang aan de omkadering van zijn werken.Met deze opstelling ervaar je iconische werken als verbluffend.Niet alleen zijn zelfportretten in alle tinten geel tot blauw.De drie bloesems, de slaapkamer, de aardappeleters, de irissen, tot zelfs het korenveld met kraaien lijken verfrissend nieuw. Ook al heb ik wel 15 jaar lang de kraaien in het korenveld gekoesterd met een postkaart op mijn werktafel. Het herinnerde mij na gedane arbeid tijdens eindeloze studiejaren eraan dat het allemaal altijd nog erger kon. Het was een verkwikkende illustratie van ‘De mythe van Sisyphus’ van Albert Camus.

Korenveld met kraaien, 1890, Vincent van Gogh (1853-1890) Olieverf op doek, 50.5 X 103 cm Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting); foto Niek Sprakel op wikimedia

De huidige opstelling is ook duidelijker door belendende werken van zijn voorbeelden – de boerenschilders die hij bewonderde – tijdgenoten, vrienden en vijanden, navolgers en schilders die hij beïnvloed heeft. Mooie doeken van Kees van Dongen, Francis Bacon, Jan Sluijter, Odilon Redon illustreren dit.

Audiogids en website


De audiogids is wat wennen in handeling, maar biedt soelaas. Zij het dat het gebezigde toontje eerder past bij een leuk-lekker evenementen bureau dan een museumbezoek. Soms is het verhaal kinderlijk, altijd opgewekt en toch zonder vermelding van de hulplijn voor mensen met suïcidale ideeën. Te licht en te luchtig.En dat was het niet. Vincent was niet vrolijk wegens zijn messianistische drive, complexe persoonlijkheid, relationele en psychische problemen.En daar wordt handig omheen ge?etst. Teveel entertainment en te weinig tragiek. Met een domme fout bij de Zonnebloemen: “hij besefte zich”. Ook in Amsterdam is ‘beseffen’ tot nader order geen wederkerend werkwoord en dus zonder ’zich’!

De website is erg mooi en goed uitgebouwd maar zou nog meer openingen mogen bieden naar achterliggend teken- en briefwerk.Van Gogh verleidt weer als geen ander in zijn vernieuwd museum. Grote sponsors en wereldberoemde architecten bouwen een nieuwe onthaalruimte in de geest van zijn voorliefde voor de Japanse prentkunst, de bloesems en takken.Qua toeristische marketing blijft de strategie van het museum voor de vereenzaamde schilder een wereldwijd succes.

Auvers – Mons – Anvers


In 1986 ?etste ik met een peloton artiesten van Auvers sur Oise naar Anvers ter gelegenheid vande honderdste verjaardag van zijn verwijdering van de Antwerpse Academie van Schone Kunsten.Na een bezoek aan de graven van Vincent en Theo op het kerkhof van Auvers ging het naar Cuesmes waar zijn prediking begon als protestantse zendeling onder de mijnwerkers van Henegouwen.Dat werd intussen een mooi excuus voor de Europese culturele hoofdstad van 2015 om met de messianistische schilder uit te pakken.Hij heeft er volgens Mons 2015 het licht gezien, al waren zijn maanden in de Borinage gruwelijk, niet alleen in zijn herinnering, niet alleen in die tijd.
Vincent van Gogh en de polsslag van gedurige verrukkingen: Carel Peeters in Vrij Nederland, 

In de laatste tien jaar van de negentiende eeuw werd Vincent van Gogh ontdekt, te beginnen in het jaar van zijn dood in 1890. Dat blijkt uit een bloemlezing uit de kunstkritieken die in die tijd verschenen in tijdschriften als De Nieuwe Gids, De Kroniek en De Amsterdammer.



 

Archief

‘Paul Delvaux onthuld’ in Elsene, meer dan treinen en koud vuur.

25 november 2014

Paul Delvaux, Het bezoek. Afbeelding wikiart.com

Treinen die ook zonder staken stilstaan in verlaten stations en naakte vrouwen in een antiek leeg decor leken niet alleen voor mij de oormerken van Paul Delvaux (1897-1994). Van deze eminente kenner van vrouwen en spoorwegen wordt in het Museum van Elsene een en ander onthuld: de vrouw, het geheim, de droom, de ontsnapping, de eenzaamheid en het theatrale. Nog tot 18 januari een ommetje meer dan waard.

Dank zij het echtpaar Pierre en Nicole Ghêne die een belangrijk deel van hun leven en centen aan het werk van Paul Delvaux hebben gewijd, is ‘Paul Delvaux onthuld’ een sterke tentoonstelling geworden. Ze gaat veel verder dan de gekende sporen in zijn werk: zijn vroegste impressionistische tot expressionistische werken presenteren een heel andere kijk op natuur, spoorwegen en industrialisering.

‘Het laatste avondmaal’ uit 1924 is even indrukwekkend als zijn beroemde ‘Crucifixion’ uit 1952. De verzamelaars Ghêne werden in 1962 getroffen door het schandaal rond ‘Het bezoek’ (1939) waar een ontklede jongen de deur opent naar een op haar beurt blote ontvangende vrouw.

Ongenaakbaar


Zijn naakte figuren – ongenaakbaar tussen klassieke ruïnes – zijn niet in staat tot relationele interactie, ook niet met de toeschouwer. De surrealistische spanning houdt naar verluidt verband met de onmogelijkheid tot ontmoeten die de jonge Delvaux ervoer bij zijn eigen moeder. Hij zou zijn hele leven die traumatische relatie proberen te verwerken. In het bourgeois milieu waarin hij opgroeide was tederheid en seksualiteit onbespreekbaar. Als schilder zonder vaste inkomsten lag hij slecht bij de familie van zijn eerste geliefde, maar ook zijn moeder aanvaardde ‘Tam’ nooit. Hij moest haar zelfs beloven deze vrouw nooit meer te zien.

Pas in 1947 zou hij haar bij toeval opnieuw tegenkomen in Sint Idesbald. Zijn moeilijk huwelijk werd ontbonden en in 1952 trouwde hij uiteindelijk met zijn jeugdliefde.

IJzingwekkend


Als schilder was Paul Delvaux danig onder de indruk van het rariteitenkabinet in het “Musée Spitzner” en professionele diensters die hun handelingen ook voor hem zonder emoties verrichtten. De Minotaurus-tentoonstelling in 1934 waar hij het werk van surrealisten zoals De Chirico leerde kennen, dreef hem naar een poëtische interpretatie va zijn thema’s. Alleen tussen vrouwen onderling onthult hij in zijn tekeningen een tedere interactie.

Mannen dwalen als castraten door de leegte of nemen deel aan gruwelijke handelingen: ‘De verkrachting’ (1934)

Voor het eerst is in Elsene het ijzingwekkende tweeluik ‘De Brand’ (1935) verenigd te zien. Naar verluidt was het omwille van de herinneringen aan zijn erg autoritaire moeder dat hij zelf dit werk in tweeën zaagde. De twee dames naast elkaar voor toeschouwer en brand zouden voor har onverenigbaar geweest zijn. Nu dus weer samen, zij aan zij: frontaal naakt en gekleed gekeerd.

‘De Brand’ (1935)


‘Delvaux onthuld’ is zeer de moeite, niet alleen voor kenners en liefhebbers. De audiogids is erg goed en het begeleidend filmpje een boeiend extraatje.

Archief

Constantin Meunier, een fascinerende retrospectieve.

23 november 2014

In het Brusselse KMSK  loopt nog tot 11 januari 2015 een interessante Retrospectieve Constantin Meunier (1831-1905). Enkele van zijn werken krijgen ook aandacht in Leuvense M-Museum waar hij in 1887 leraar werd aan de Academie voor Schone Kunsten.

Ontroering is een zeldzaam goed, dat niet om tranen, wel om inzicht vraagt, om een besef van de eenmaligheid en kortstondigheid van jezelf evenzeer als van het voorwerp van je medelijden.’ Gerard Koolschijn bij ’Euripides – Medea & Bachanten’

De topper blijft echter voor mij het Meunier Museum in Elsene waar de bezoeker ongestoord de tijd krijgt om in de collectie door te dringen. En dan nog eens rustig kan luisteren naar een suppoost die graag deskundige toelichting geeft.

Zo kwam ik zachtjesaan tot een voor mij verrassend inzicht in de evolutie van Meuniers beeldhouwwerk tot ‘De Puddelaar’, de ‘Grauwvuur-Pieta’ en het ‘Oude Mijnpaard’.De tentoonstelling in het KMSK presenteert een overzicht van zijn werk als schilder en beeldhouwer.

mijnpaard01.

Ook uit de Kempen


Constantin Meunier werd in 1831 als jongste zoon geboren in Etterbeek waar zijn vader – intussen geruïneerd en bestolen als belastingontvanger voor het Koninkrijk der Nederlanden – vroeg overleed. Zijn moeder kwam uit een familie van koetsenbouwers die ?nancieel aan de grond zat. Met haar zes kinderen trok zij naar een B&B voor artiesten in Brussel waar ze in contact kwamen met de Italiaanse graveur Calamatta die door de jonge Belgische regering was aangetrokken voor een beter kunstonderwijs aan de Brusselse Academie. Oudere broer Jean-Baptiste werd ingeschreven voor boetseer-, graveer- en tekenwerk. Constantin mocht thuis meegenieten van de opgedane kennis, maar kon al snel terecht als leerling en helper bij beeldhouwer Charles Auguste Fraikin, afkomstig uit Herentals.

Constantin Meunier schilderde oorspronkelijk volgens de toen gebruikelijke romantische en religieuze kunststroming die de jonge Belgische staat aan een historische legitimiteit moest helpen. Hij ging in de leer bij de neoclassicistische portretschilder François-Joseph Navez (1787-1869). Hij trok zelfs naar de trappistenabdij van Westmalle voor rituelen, pijen en stilte in de Kempen.Toch trouwde hij in 1862 met een Franse pianiste, Léocadie Gorneaux. Meunier ging op studiereis naar de Borinage waar hij kennismaakte met de keerzijde van de industriële ontwikkelingen die het nieuwe landje in een razend tempo aan de top van de wereld positioneerde. Hij deed er inspiratie op voor zijn werk over de arbeid. Met zijn zoon reisde hij naar Sevilla voor een kopie in opdracht van de Kruisafneming uit 1547 van Pieter de Kempeneer. Maar hij keek verder en schetste met ‘De tabaksfabriek’ uit 1882 de omgeving van Bizets opera ‘Carmen’. In 1885 kwam hij op het tweede salon van Les Vingt met wassen ontwerpen voor de puddelaar en de buildrager. Na de ontplof?ng van mijngas met meer dan 100 doden in de mijn La Boule van Quaregnon maakte hij in 1888 het indrukwekkende ‘Grauwvuur’. In 1894 stierven zijn beide zoons. Hij verhuisde naar zijn nieuwe atelierwoning aan de Abdijstraat 59 in Elsene waar hij in 1905 overleed.

meunier-3066adig-l meunier-3066bdig-l

P1040364

De wanhoop voorbij


Vandaag is hier zijn museum gevestigd, in de buurt van de huizen van vele kunstbroeders. Prominent in zijn museum vallen de vrouwen op voor wie goed kijkt. Er is een mooie versie van het bronzen ‘Moederschap’ maar er zijn ook heel wat ‘hiercheuses’,mijnmeisjes, die hij frêle maar rechtop tegen het geweld van de koolmijnen schilderde of boetseerde – voor zich uitkijkend naar hun toekomst. Met zijn eerder heldhaftige proletariërs en de ode aan de ‘Arbeid’ – waarvan een gekleurde gipsen variant de toegang tot het Leuvense Hoger Instituut voor de Wijsbegeerte ?ankeert – viel hij erg in de smaak van de opkomende arbeidersbeweging, vakbonden en socialistische partij.Al hield hij zich graag ver van partijpolitiek.

Constantin Meunier is voor mij echter op zijn best in drie belangrijke werken met een intensiteit die ook door Auguste Rodin werd bewonderd. In het KMSK zit de ‘Puddelaar’ voor zich uit te staren zoals de ‘Christus op de koude steen’ in de Leuvense Sint Pieterskerk. De staalarbeider heeft in onmenselijke omstandigheden het roeren van het gesmolten staal volbracht. Hij zit uitgeput voor zich uit te staren, zoals de Christus?guur na de geseling wachtend op zijn kruisweg.


Meunier, Oud mijnpaard. Foto www.fine-arts-museum.be


Zoals het ‘Oude Mijnpaard’ dat wacht op wat komen gaat. In ‘Grauwvuur’ buigt een moeder zich over haar zoon tussen de dode mijnwerkers zoals een middeleeuwse piëta. Zij zijn de wanhoop voorbij en de toeschouwer kan zich via deze beelden verbonden voelen met wie voor ons kwam en na ons nog komen zal.

Meunier, Het grauwvuur. foto: www.fine-arts-museum.be


’De Madonna met het kind in haar armen staat voor het menselijke in de mens, en daarin schuilt haar onsterfelijkheid. Kijkend naar de Sixtijnse Madonna ontwaart ons tijdperk zijn eigen lot. Zo aanschouwt elk tijdperk deze vrouw met het kind in haar armen, en ontstaat een tedere, ontroerende, droeve broederschap tussen mensen van verschillende generaties, volken, rassen en eeuwen. De mens wordt zich bewust van zichzelf en zijn kruis, en plotseling begrijpt hij de wonderlijke samenhang tussen de eeuwen, hoe wat nu leeft verbonden is met alles wat ooit geleefd heeft en zal leven’ Vasili Grossman, Een klein leven


https://www.flickr.com/photos/59276281@N00/sets/72157649290436171/

Archief

QUIRKE – miniserie BBC one met Gabriel Byrne

9 november 2014

QUIRKE - miniserie BBC one met Gabriel Byrne


Dank zij de ondertiteling erg goed te volgen miniserie waarvan wellicht nog nieuwe jaargangen in het verschiet. Dat zou mogen want ondanks het compleet gebrek aan kleur in een permanente smog of eeuwigdurende schemer speelt Gabriel Byrne – Ier van geboorte en gebreken – de pannen van het dak. Een enkel kleuraccent van een verloren gelopen jonge vrouw of de deuren van de fameuze maar onderkomen Georgian townhouses zorgt voor een kortstondige opbeuring in de Ierse ellende van drank, misbruik, incest, vruchtafdrijving, weeskinderen en adoptie dankzij de zorgzame nonnen en paters.


Byrne als Dr. Quirke draagt het leed van zijn eigen verleden en herkent het moeizaam in de door zijn halfbroer geadopteerde dochter. Phoebe probeert in de vroegste jaren vijftig te rebelleren tegen de familiewetten van dokters en rechters en wijdt haar vader in de geheimen in van Dublin tussen boven- en onderwereld. De nationalistische katholieke moraal van upstairs blijkt niet te gelden in de relaties met downstairs.


Gabriel Byrne kan zijn fenomenale acteerprestatie als psychotherapeut Paul Weston in de fenomenale reeks ’In Treatment’ hier ook aanhouden.


Al bij al een mooi beeld van de loden jaren in Ierland.



Archief

Uit de boom gekeken kat – Victor J. Brunclair

9 november 2014

d4935430r












Uit de boom gekeken kat.


Strijk hoog je keizerknevel


en snor snor aldoor bij de pijp


snorren spinnen


snorrepijp


spinnewiel.


Tijdsimbool ben jij:


voor je janboel die heet de chaos der eeuw


past je postuur: een hoge rug en een geeuw.


Zolang heb je in je staart gebeten


dat hij krult vol sier nu, en een vraagteken poneert van gewicht


aan het eindpunt van alle heimwee en geloven.


Raaskal raak je ronkmotief


in de muziekschool voor stom- en doven.


Victor J. Brunclair, De Kat 1925


cit. in “Dansen op een vulkaan. Victor J. Brunclair, schrijver in een bewogen tijd”


van Dieter Vandenbroucke, uitgegeven door De Bezige Bij Antwerpen


Fernand Léger La femme au chat

Archief

Ook bij de nieuwe Markthal van Rotterdam is ontroering een zeldzaam goed

8 november 2014

Ook bij de nieuwe Markthal van Rotterdam is ontroering een zeldzaam goed

”Een van de zeven engelen met de offerschalen kwam op me af en zei: ’Ik wil je laten zien hoe de grote hoer die aan talrijke waterstromen zit, veroordeeld wordt. De koningen op aarde hebben ontucht met haar gepleegd, en de mensen die op aarde leven hebben zich bedronken aan de wijn van haar ontucht.’ Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar de woestijn. Ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest vol godslasterlijke namen, met zeven koppen en tien horens. Ze droeg purperen en scharlakenrode kleren en gouden sieraden, edelstenen en parels. In haar hand had ze een gouden beker vol gruwelijkheden, al haar liederlijke wandaden, en op haar voorhoofd stond een naam met een geheime betekenis: ’Het grote Babylon, moeder van alle hoeren en van alle gruwelijkheden ter wereld’.’’


(Openbaring van Johannes, 17: 1-5).


De stad is vrouwelijk, niet alleen taalkundig


En daarom zijn steden nachtmerries voor de bedienaars van exclusieve en eenkennige religies. Vrije stadslucht biedt geborgenheid in de anonimiteit, aan de rafelige rand van pronkende luister, in de schaduw van uitdagende pracht.


Hypermoderne steden met fallische torens en spektakel-bruggen mankeren geborgenheid en identiteit. De verleidelijke spiegeling van de macht verblindt alleen onzekere jongens tot patserige dromen. Steeds weer bedrogen.


Neem nu Rotterdam en Antwerpen.


Naburige havensteden koesteren een eigen cultuur, naburige naties evenzeer. Zelfs wanneer ze zich tot een zelfde taal bekennen.


Stadscultuur of segregatie


Wie het bij onze noorderburen gemaakt heeft, probeert een pand op het land of verlaat de stad voor een Vinexwijk. Oorspronkelijk bedoeld om de druk van de sociale woonwijken weg te nemen door koopwoningen elders, blijken deze buitenwijken met dure architectuur vooral de segregatie in de oude steden te stimuleren.


Wie op de Nederlandse sociale ladder stijgt, wil vooral weg uit de stadscentra. Een succesvolle Rotterdammer weet zich geslaagd in de ogen van de ander met paarden in Brabant en een boot bij de eilanden.


Allochtone ’nieuwkomers’ volgen dit vluchtpatroon wanneer ze beter boeren. De achterblijvers zien hun wijk verder verloederen.


Wie in Vlaanderen sociale promotie maakt, kijkt eerder uit naar een stadspaleis of vergelijkbare loft. In Amsterdam wordt een tweede woonst in hoofdstedelijke grachtenpanden extra belast volgens het socialistische solidariteitsbeginsel.


Paleizen, markten en pleinen


In de Lage Landen ontstond stedelijk weefsel vooral in de middeleeuwen, inclusief spannende weeffouten. Verschillende sociale klassen woonden in elkaars buurt. Hoge heren hielden graag familie en hofhouding in of om hun stadspaleizen. Handel en ambachten vonden elkaar op markten en pleinen. Met de industrialisatie werd dit dynamisch stedelijk patroon grondig verstoord. Wie het zich kon veroorloven ontvluchtte de stinkende steden.


Vlaanderen was ooit een conglomeraat van stadstaten die hun banmijlen desnoods te vuur en te zwaard oplegden aan het platteland. Plattelanders wantrouwen steden en hun bewoners, maar wie verder wou dan purperen hei, berk en gele brem week uit naar de stad.


Progeria.


Aan de Rotte brandde het Duitse terreurbombardement op 14 mei 1940 grote gaten in het oude stedelijk weefsel.


Aan de Schelde waren de brandgaten van de V-bommen kleiner. Ze werden versteld met woningsanering en niet altijd even geslaagde nieuwbouw.


Rotterdam koos voor sociale woningbouw aan de randen en met dertig jaar fallische hoogbouw in het stadscentrum voor het Manhattan van Europa. Met als paukenslag een gestileerde zwaan over de machtige Maas en fantastische woontorens op ’Kop van Zuid’ ter sanering van de oude vervallen havenzone.


De laatste decennia verrijst in het Monaco aan de Maas een skyline van het type ’opzichtige ruitjesbroek’ tot fallussen in afwijkende vormen: gepunt, scheef, met een verschot, met weerhaken of induratio plastica van Peyronie.


Maar reeds van bij de conceptie lijden de trotse torens aan een genetisch euvel: progeria. En dat heeft meer te maken met de visie van de architecten dan met de materiaalkeuze. Misschien doen ze het er wel om: hoe sneller de aandachtshoeren in de Rotterdamse skyline versleten, hoe makkelijker de beton-, staal- en glasboeren aan de bak blijven.


Erasmusbrug


Een uitzondering op de regel blijft voor mij de Zwaan. Die straalt een tijdeloze schoonheid uit: zien en gezien worden. Wat met de selfie cultuur een heel nieuwe dimensie gekregen heeft.


Voor wie vanuit de zuidelijke wijken de Erasmusbrug nadert en in het duister wacht op de passage van een al te hoog schip spreidt de zwaan in de nachtelijke belichting haar vleugels als een reusachtige vulva. Een vrouwelijke brug als toegangspoort, niet om de stad te mijden. Langs deze brug penetreren bezoekers de stad die tuk is op selfies.


Ondanks de jaarlijkse macho-evenementen op en rond die brug over de Maas zoals de Bavaria City Racing, de Fortis Marathon, de Adidas Ladiesrun, het Ortel Zomercarnaval, de Red Bull Airrace en zelfs de Tour de France van 2010 kan dat zelfbeeld niet ontroeren.


Tussen de staalkaart aan fallussen omheen de vulva werd nu eindelijk een volwaardige ’womb’ opgetrokken, aan de Blaak.


Daar steekt sinds kort de pendant van de ’Koopgoot’ als ’Koopboog’ de ogen uit van wie de markt bezoekt. Als hoefijzer omschreven voelt het meer als een uterus waarbinnen een overdekte Markthal graag de concurrentie aangaat met overdekte markten elders: Stockholm, Barcelona, Valencia, Kopenhagen en de Criée in Antwerpen.


Baarmoeder.


De buitenkant bestaat uit een paar honderd luxe appartementen, in de ondergrond een reusachtige en dure parking, mond en kont gedekt door de grootste glas-in-netconstructie van de wereld. Het baarmoederslijmvlies is voorzien van de Hoorn des Overvloeds van Arno Coenen die op glazen panelen overvloed en verzadiging moet symboliseren: fruit, groenten, granen, vissen, bloemen en insecten. Digitaal geanimeerd op 4000 panelen van geperforeerd staal. Vele honderden Hollanders schuifelen in de ’de Sixtijnse Kapel van Rotterdam’ van hippe kraam naar cocktailbar, van pret naar prut: ’Van brood tot bananen. Van roomboter tot rozen. De vloer is voor vers’. En ongetwijfeld zullen ze dit nog lang volhouden, wegens veel bejaarden – niet alleen Nederlanders – op zoek naar bluf als vertier in wat zich graag omschrijft als ’het foodwalhalla van Nederland’.


Aan de buitenkant van de hemelse baarmoeder tussen Laurentius en Blaak moet de langste buitenmarkt van Europa aan de Binnenrotte tot de Meent op dinsdag en zaterdag klanten lokken.


Rest de vraag waarmee de last der jaren zo’n overdekte markt nog tekenen zal: glanzend patina of klonterende glitter.


Het kan hard en koud waaien aan een miezerende Blaak.


Zoek de stadsgod


Ondanks deze visuele pracht en praal slaagde de belangrijkste stad van Nederland er niet in haar burgers bij een solidaire ’multiculturele’ gemeente te betrekken.


Zolang zij de stad aan de Maas niet als hún gemeente herkennen, niet als residentie van hún godheid ervaren boven de eigen importgoden, zolang zij Feyenoord niet als hún voetbalploeg erkennen, rafelt het religieuze weefsel van de Wereldhaven. Op de een of andere manier moeten Rotterdammers zich kunnen identificeren met het groen-wit-groen blazoen van hún gemeente. Wanneer deze stad hun machtsverlangen beter bevredigt dan emotionele uitspraken over ’ons land’, ’mijn cultuur’, ’ons geloof’ kan een nieuwe coherentie ontstaan.


En dat duurt lang, generaties lang. Tot het herkomstland niet langer ’thuisland’ is. Tot tijdens de jaarlijkse vakanties heimwee klinkt naar het zelf deelachtig zijn aan de macht van de stadsgod ’bij ons in Rotterdam’.


Dat heeft de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb (PvdA) goed begrepen. Aan hem zijn de macho evenementen van zijn voorganger – intussen justitieminister – niet besteed. Aboutaleb werkt liever in de diepte, vanuit de onderbuik van de havenstad waar de stadsgod zich ophoudt. Een van zijn grootste fans is de Antwerpse burgemeester.



’Ontroering is een zeldzaam goed, dat niet om tranen, wel om inzicht vraagt, om een besef van de eenmaligheid en kortstondigheid van jezelf evenzeer als van het voorwerp van je medelijden.’ Gerard Koolschijn bij ’Euripides – Medea & Bachanten’

Archief

ROTHKO IS GROOT, ROTHKO IS ROOD – Gemeentemuseum Den Haag

4 oktober 2014

ROTHKO IS GROOT, ROTHKO IS ROOD


De overzichtstentoonstelling van Mark Rothko (1903 – 1970) in het Gemeentemuseum van Den Haag vergeet je niet licht als bezoeker, misschien kom je er wel nooit meer van af. En dat is ook goed. Iedereen draagt in zijn of haar lange of korte leven beklijvende belevenissen als een Madeleinekoekje, het parfum van een tuin of geliefde, het geluid van de stilte, de smaak van zout, de kleur rood of blauw. Die blijven in je geheugen haken en lokken nu en dan oude emoties in de mozaïek van je persoonlijkheid.


Intimiteit


In het Haagse architectonische meesterwerk van architect Berlage schuifelen hoogbejaarden, ernstig zieken, ingetogen jongeren en uitgelaten kleuters langs de reusachtige schilderijen van Mark Rothko. Rolstoelen en zuurstof?essen maken het naderen tot de beleving nog een laatste keer mogelijk. Opluchting is nodig bij het terugtreden of achterover leunen.Hoe dichter bij het doek, hoe intiemer en verleidelijker, hoe sacraler de emotie.


Wij zijn met velen. We koesteren elk onze stille verbazing of visuele herinnering. Na zoveel jaren met bedrukkende pijn, serene aanvaarding tot zelfs bevrijdende vreugde. Hoe jonger hoe nieuwsgieriger. Kinderen vallen voor de zwarte draad die tot afstand dwingt bij de laag hangende doeken. Zij brengen beweging in de gewijde stilte en slaan de snaar tot een geluidloze golf. Jonggeliefden poseren als Rothko’s vroege theater?guren solidair in hun paardenstaart, cool in ladderkousen en zakkende broek. Met weidse armgebaren baltst een Haagse heer om de nieuwe geliefde. Zij geniet beloftevol van zijn inspanningen als haar particuliere audiogids. Een oude Chinese man fotografeert nog ieder werk. Breekbaar schuifelt zijn levenspartner op enige afstand achter het enthousiasme aan.


Emotioneel


Anderen luisteren op Berlages banken ingetogen naar de voortreffelijke verhalen op de audiogids. Rothko’s werk ontroert, soms zelfs adembenemend. Nog lang na zijn zelfgekozen dood spelen zijn ‘classical’ doeken zonder titel uit de jaren ’50 en ’60 in een driehoeksverhouding. Schilderij en bezoekers onderling treden stilzwijgend in een emotionele relatie.


‚Ik besef dat grote schilderijen historisch gezien bedoeld zijn als iets heel grandioos en pompeus. De reden waarom ik ze schilder – en ik denk dat dit opgaat voor de andere schilders die ik ken – is juist omdat ik heel intiem en menselijk wil zijn. Als je een klein schilderij maakt, plaats je jezelf buiten je eigen ervaring, kijk je naar de ervaring als door een toverlantaarn of een verkleinglas. Hoe je een groot werk ook schildert, je maakt er altijd zelf deel van uit. Dat is iets wat je niet in de hand hebt.’ - Mark Rothko, 1951


Rothko’s werk is de ervaring zelf. Meer nog hij biedt de toeschouwer de gelegenheid om erin te verzinken. Zoals in de (Vlaamse) polyfonie menselijke stemmen als een emotionele zee weerklinken, zo bieden Rothko’s grote schilderijen toeschouwers een religieuze beleving.


Mark Rothko ben ik vier decennia lang nooit vergeten, maar Piet Mondriaan was ons jaren liever. Het waren de jaren van de rechte lijn, de primaire kleuren in ons denken. We geloofden nog in het ene en de ware, de loepzuivere zekerheid van een maakbare wereld. Iedere lijn was een onwrikbare stelling. Het duurde jaren eer we ons konden verlossen van die axioma’s en wazige grenzen leerden waarderen.


Verlopen grenzen


In het Haagse Gemeentemuseum hangen ze ook naast elkaar. Mondriaans fenomenale Victory Boogie Woogie bevestigt Rothko’s kritiek op De Stijl, maar het laat ook de tederheid zien die Mark in Piets kleurzetting herkende. Rothko’s grenzen zijn overgangszones. Niets is wit noch zwart. Gradueel verlopende tinten omarmen je, zoals het leven zelf. Broeierig, weifelend, verleidelijk, naarmate je dichterbij komt en het doek je hele gezichtsveld inneemt. Je wordt de kleuren ingezogen zoals een empathische verbondenheid met alle mensen die zich voor menselijkheid nog een beetje proberen open te stellen.


Piet Mondriaan kwam van de natuur, de zee en het land, de bomen en de bloemen. Hij kende er het spel van licht tussen schemer en donker. Hij schilderde bomen als kathedralen en rosettes, maar hij verankerde zich in de klare lijn en de dwingende kleuren. Voor Mark Rothko waren vormen – vanuit zijn ?loso?sche achtergrond – meteen theater?guren op’s werelds schouwtoneel. Hij schilderde ze van multiforms naar lagen in kleuren die zich in elkaar verliezen. En toch verlenen zijn werken in de Houstonkapel – in de tentoonstelling op videobeelden – ontroerende rust. In de grijs, zwart en groene zijkamers van Berlage kan je je even alleen voelen met Rothko’s grijs, zwart en groen. Vrolijk licht nog een afsluiter op met lachend geel op glinsterend blauw.


‚Kijkend naar de Sixtijnse Madonna ontwaart ons tijdperk zijn eigen lot. Zo aanschouwt elk tijdperk deze vrouw met het kind in haar armen, en ontstaat een tedere, ontroerende, droeve broederschap tussen mensen van verschillende generaties, volken, rassen en eeuwen. De mens wordt zich bewust van zichzelf en zijn kruis, en plotseling begrijpt hij de wonderlijke samenhang tussen de eeuwen, hoe wat nu leeft verbonden is met alles wat ooit geleefd heeft en zal leven’ - Vasili Grossman, Een klein leven


Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde catalogus met artikelen van onder andere Joost Zwagerman, Franz- W. Kaiser en Harry Cooper.

Archief

Peter Vermeersch, EX over een land dat zoek is.

4 oktober 2014

Peter Vermeersch, EX over een land dat zoek is. 

uitg. De Bezige Bij 2014

Niet alleen een prachtige reisgids in poëtische woorden en pijnlijke herinneringen, ook een verleidelijke uitnodiging voor een nieuw bezoek aan oorden waar wij  na het zoveelste – gruwelijke – ochtendgloren niet eens meer durfden te zien, horen en proeven.

Misschien komt het er met de hulp van ‘EX’ nog ooit eens van.

 

64. Over een waarheids- en verzoeningscommissie.

Juist daarom ijvert ze zo onvermoeibaar voor een waarheids? en verzoeningscommissie. Rechtspraak voor oorlogsmisdadigers is één zaak, een andere is de rol van gewone burgers. Dat verantwoordelijken op het topniveau worden veroordeeld in Den Haag betekent nog niet dat gewone mensen de draad van het leven weer kunnen oppikken. Daarvoor is meer nodig. ‘Eigenlijk had dit al veel eerder moeten gebeuren, zelfs voor de oorlogen in de jaren negentig begonnen.’ Ik weet dat ze aan de Tweede Wereldoorlog denkt. Daar is nooit waarheid over gesproken in Joegoslavië; het onderwerp werd gesmoord onder een deken van min of meer goede bedoelingen. Een groot deel van de naoorlogse periode stond in het teken van de slogan Bratstvo i Jedinstvo, Broederschap en Eenheid. In praktische termen betekende dit dat de daden van ?etniks, ustaša’s en Joegoslavische partizanen niet meer aan de orde werden gesteld. Volgens het regime was inmiddels wel duidelijk welke rebellen de verliezers waren en welke de overwinnaars – Tito had tenslotte de partizanen geleid – en over oorlogsmisdaden moest het maar beter niet meer gaan. Nieuwe tijden, schone lei. Maar burgers bleven achter met hun wroeging en trauma’s. Het is duidelijk wat het nut van een waarheidscommissie in de jaren ’50 of ’60 had kunnen zijn. Kijk naar de cijfers: officieel telde Joegoslavië 1,7 miljoen oorlogsdoden, en daarvan is vermoedelijk meer dan de helft omgekomen door binnenlands geweld. Ook in de jaren net na de oorlog waren er veel vervolgingen, deze keer uitgevoerd door het nieuwe communistische regime. ‘Wanneer je een oorlogsverleden onbesproken laat, dan wordt dat later gekaapt voor politieke doeleinden,’ zegt Nataša. Dat is inderdaad wat in de jaren ’80 en ’90 gebeurd is. Er werd toen veel herdacht maar weinig onderzocht. Dat reduceerde de geschiedenis, zoals Hannah Arendt ook al beweerde over de herdenking van de Holocaust, tot een weerspiegeling van het heden. Neem de discussies over het concentratiekamp van Jasenovac in Kroatië. In dat kamp, dat geleid werd door de ustašabeweging, de fascistische organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de macht was in Kroatië, zijn honderdduizenden mensen op een gruwelijke manier gedood – politieke tegenstanders van het regime, gewone burgers van Servische, Joodse of Roma-afkomst. Maar over de precieze aantallen mocht lang niet gesproken worden. Het was te pijnlijk, te veel een bron van interne discussie, te weinig een verhaal van vooruitgang. Tot er uiteindelijk wél over werd gesproken, in de late jaren’80, maar toen was het al te laat: toen verkruimelde het overkoepelend moderniseringsideaal, de onenigheid over de machtsverhoudingen binnen de Joegoslavische federatie nam toe. En dus kreeg het debat over het concentratiekamp een andere inzet: het ging over macht. Hoe fanatieker Servische politici de cijfers opbliezen, hoe vastberadener hun Kroatische collega’s ze minimaliseerden. Een waarheidscommissie had zulke spelletjes met de geschiedenis kunnen vermijden, vindt Nataša. Met het oog op duurzame vrede moet je zelfs het ergste verleden bespreken, want alleen zo kun je een herhaling van de geschiedenis vermijden. Ze wil dat beklemtonen. Je moet de angel uit dat soort discussies halen door in een gecontroleerde setting de ressentimenten een stem te geven, door zeker te zijn dat er geen bewijsmateriaal wordt verdoezeld, dat de rechtspraak op basis van feiten verloopt en dat niet alleen de daders worden gestraft maar ook de slachtoffers mogen spreken.

70. Balkanmacho.

Als er al een Balkanmacho is, dan komt hij volgens hen in elk geval niet overal voor. Hij is misschien een wijdverspreid fenomeen in Servië, Montenegro en aan de Dalmatische kust in Kroatië, maar minder in Bosnië. Ook in Slovenië is hij moeilijker terug te vinden (‘Sloveense mannen? Allemaal mietjes,’ lachte iemand). Macedonië, daar komt ook veel viriel gedrag voor, maar daar betekent het iets anders. Ouderwetser is het er. Retromachismo, zo zou je dat haast kunnen noemen. Daar blijft het teren op denkbeelden van de traditionele patriarchale samenleving, net zoals dat in Albanië of Griekenland het geval is. Mannen zijn er dominant omdat ze een duidelijke taak hebben, ze zijn gezinshoofd en kostwinner. Daaruit putten ze vertrouwen en rust. In Servië is het omgekeerde aan de hand. Dat heeft misschien met iets anders dan met oorlog te maken. De Servische man heeft juist zijn mannelijke taak in de economie van het land verloren. Wat overblijft zijn verbeten pogingen zich staande te houden in een tijd vol veranderingen en onbekende dreiging, een tijd waarin gezin en maatschappij aan zijn controle ontglippen. Zijn mannelijkheid is zoek. De deïndustrialisatie heeft bovendien veel mannen symbolisch gedegradeerd. Vroeger waren ze niet alleen de motor van het economisch bestel, ze hadden ook veel inspraak. In Joegoslavië waren zelfbestuur in de fabrieken en democratie op de werkvloer wijd verspreid. Nu heerst de hiërarchie van het internationaal kapitaal en domineren corruptie en nepotisme. De trots van de werknemer heeft een deuk gekregen, en gedeukte trots leidt tot hypercorrectie. Kortom, hoor ik van sommige vrienden, de Servische man is ten prooi gevallen aan zelftwijfel, zijn haantjesgedrag is een vorm van aarzelen.

129. Herinneringen

Wanneer het gaat over reiken naar herinneringen, moet ik vaak denken aan deze versregels van Paul van Ostaijen:

Over de randen van mijn handen 

tasten mijn handen 

naar mijn andere handen 

Onophoudelik

153. Geheugen 

Zo is het beslist niet verlopen. Niet precies zo. Mileva zou haar herinneringen preciezer kunnen vertellen, maar de toehoorders zullen geneigd blijven daar eigen beelden bij te zien. Ik heb die neiging. En misschien bedriegt ze ook zichzelf een beetje. Het geheugen is geen digitale camera. Een camera is een sleutelgat. Je observeert anders als je twee ogen en twee oren hebt, en kunt voelen en ruiken en proeven, als je een lijf hebt. Volgens Mileva was de oorlog van iemand anders, maar onder de geïndexeerde Kroatische herinneringen zitten uiteraard ook getuigenissen van oorlogsveteranen. Zij kunnen moeilijk zeggen dat de oorlog niet van hen was. Zij voerden de gevechten. Bij het woord veteraan denk ik altijd aan mannen van een zekere leeftijd. Nog meer bij het woord oud-strijder. Hoogbejaarden in een uniform die bevend kransen groeten. In ex-Joegoslavië zijn oud-strijders gewoonlijk jong. Daarmee bedoel ik: van mijn generatie.

296. Servisch orthodoxe Kerk en de politiek

Ik begrijp nu in ieder geval beter dat het efemere en ideële denkbeeld van de eenheid van het Servische volk, waar nationalisten mee uitpakken, perfect spoort met de spirituele eenheid van levenden en doden die de Servische orthodoxe Kerk cultiveert. Maar er is ook het fetisjisme. De kerk houdt van het aanraken van concrete voorwerpen, van botjes en iconen die heilig zijn. Heilig was ook de grond in Kosovo. Er zijn misschien geen grote economische redenen om aan het concrete Kosovaarse territorium te hechten. Kosovo is een arm en ingesloten gebied. Maar de Servische orthodoxe Kerk heeft van Kosovo een fetisj gemaakt, een madonna met drie handen, een schedel met een jaartal. De Kerk wendde haar fetisjisme aan om het volk te betrekken bij de Servische politiek. Dat legde een grote verantwoordelijkheid bij de Kerk. Maar wat zei dat over de gelovigen? Volgden ze blindelings en naïef de kerkelijke autoriteiten? Of konden ze gewoon gelovig zijn zonder het politieke programma van de Kerk te moeten volgen?

301. Servisch Orthodoxe Macht 

Priesterschap in Servië is ook een manier om je toekomst te verzekeren. Een universitair diploma levert die zekerheid niet. Ook dat moet worden meegewogen in het onderzoek naar hoe vanuit de Servische maatschappij wordt gekeken naar religie. De macht van de orthodoxe Kerk in Servië is groot, en niet alleen omwille van het wonderwel samengaan van nationalistische politiek en religieuze tradities; ook de economische omstandigheden dragen ertoe bij. En dat economische valt wellicht breed op te vatten: het slaat ook op het verlangen van veel mensen naar zekerheid, naar leiders die hun die zekerheid kunnen bieden, naar afgeschermde plaatsen waar zekerheid heerst, waar ze kunnen ontsnappen aan de angst niet te winnen, geen carrière uit te kunnen opbouwen, geen sprookjeshuwelijk te hebben, geen dure wagen te bezitten, geen burger van de Europese Unie te worden, niet gelukkig te sterven

308. Samuel Beckett L’innomable

‘Oké, waar zullen we de rondleiding beginnen?’ ‘Wat mij betreft: bij jouw tatoeage.’ Ze kijkt naar haar arm en glimlacht. ‘Heb je nu nog steeds niet geraden van wie het citaat is?’ ‘Is het Beckett?’ Brede glimlach.

Toen haar huidige vriendin indertijd vroeg wat er op haar arm stond, had Anja het knoopje van haar hemd losgemaakt. Meerdere knoopjes. Nerveuze vingers. Kleren opzij. Zo waren ze in bed beland.

Ze heeft daar later een gedicht over geschreven. Ze lagen in elkaars armen, terwijl de vriendin de tattoo las. Anja bekeek haar blanke rug, streelde haar schouderbladen. Want is er iets mooiers dan iemand die geconcentreerd leest, iemand die een vinger onder letters zet en spelt?

De tatoeage heeft haar overigens flink wat moeite gekost. In Ljubljana kreeg geen tatoeëerder dit voor elkaar. Een vriend kende iemand in Maribor. ‘Een tatoeage van een handschrift is uitzonderlijk moeilijk, zeker zo’n klein handschrift als dat van Beckett. En een tatoeage die niet op een tatoeage lijkt, dat is haast onmogelijk. Stel je voor: iemands handschrift nabootsen en dat dan tatoeëren alsof de persoon zelf op je arm heeft zitten pennen. Zoiets hangt tussen tekenen en schrijven in, en dat met een tatoeagepistool!’ ‘En waarom precies het handschrift van Beckett?’ Ze vertelt hoe ze, als ze schrijft, woorden achterlaat: op papier, op een computerscherm, op een harde schijf, op muren. Ze wilde dat de literatuur iets terugschreef op haar. ‘Ik weet het wel: een citaat van Beckett, het lijkt alsof ik een poseur ben. Maar echt waar, toen ik L’innomable, De Onnoembare, had gelezen, wist ik dat ik die zinnen voor altijd zou koesteren. Hier komt de literatuur op een punt waar er geen onderwerp meer is buiten de tekst zelf. De personages en de auteur zijn verdwenen. Alleen een stem overleeft. Alsof de tekst het heeft overgenomen van de schrijver. Alsof het schrijven zelf spreekt.’

Het schrijven dat spreekt. Ik moet denken aan een gedicht van haar, een lang meeslepend vers over een vrouwelijke ik-figuur die overal haar liefde wil neerschrijven: op zwijgzame harten van bloemen, op stammen van voorjaarsbomen vol hars, op zwermen van insecten, microchips, schaamlippen, rode bloedcellen, en op de talen die we spreken en onder de tong in jouw mond. Gaat dat over hypergrafie? Over de overweldigende drang om altijd en overal te schrijven? Sommige epileptici schijnen daarmee te worstelen. Ze blijven maar pennen en krabbelen, het maakt niet uit wat of waar, het houdt nooit op. Anja kijkt peinzend in de verte. Nee, zo heeft ze dat gedicht nooit bekeken, zegt ze. Ze heeft ook nog nooit over hypergrafie gehoord. Misschien, suggereer ik, wilde ze dat niet alleen de literatuur maar de hele wereld een gedicht op haar huid schreef? Daarom Beckett. Iets universeels in de vorm van een kattebelletje? Tijdloos op haar arm, en tegelijk vluchtig?

Archief

Nuri Bilge Ceylan, Wintersleep – Gouden Palm Cannes 2014

23 september 2014

Nuri Bilge Ceylan, Wintersleep – Gouden Palm Cannes 2014


‘Vroeger had ik bewondering voor je. We dachten dat je grootse dingen zou gaan doen, dat je beroemd zou worden. (...) Maar die artikeltjes van jou… het is sentimentele romantiek. Er spreekt een naïeve, zwakke zelfovertuiging uit. Je neemt geen risico’s; de auteur trapt open deuren in om zich geliefd te maken. En die lyrische, naar sentimentalisme neigende dekmantel maakt het alleen maar erger.’



Zo moet je het van je inwonende zus Neclam hebben, zeker als zij haar man en Istanboel heeft verlaten voor het ouderlijke grothotel ’Othello’ in Cappadocië waar jij als oude acteur met je jonge, geëngageerde en nog in de goedheid van de mens gelovende echtgenote inspiratie en rust hoopt te vinden om met het betere schrijfwerk een plaats te veroveren in de intellectuele geschiedenis van Turkije.


“Je bent onverdraaglijk, ouderen verwijt je dat ze conservatief zijn en jongeren dat ze tradities verloochenen, gelovigen dat ze naïef zijn, zich laten meeslepen, niet-gelovigen dat ze geen idealen hebben.”



Deze 194 minuten durende film heeft voor niet Turks sprekenden kijkers één nadeel: je moet te vaak, te lang en te veel de ondertiteling volgen om de lange theaterdialogen te begrijpen, waarbij je het breedbeeld van pose, mimiek, beweging verliest. Als niet Turk is het gissen naar nogal wat verwijzingen naar voor Turkse mensen evidente betekenissen van sommige uitspraken, geladen citaten.


Desondanks kan je als oudere kijker meegezogen worden in een besloten verhaal van menselijke verwachtingen, onderlinge pijn en de vele manieren om de kneuzingen en bijtende littekens te zalven. Je krijgt een staalkaart te horen en te zien van foute keuzes die mensen maken, van dingen die in het leven verkeerd gegaan zijn, die weer opgelapt werden en toch rafelen. Van de schrijnende pijn bij naïeve hulpvaardigheid, sociale idealen en haat die altijd koud overblijft.


Je verbijt het verbale armworstelen waarmee in besloten familierelaties posities van vermeende eer en machtsposities worden bedwongen. Met verbazingwekkende vanzelfsprekendheid merk je hoe mensen die niet bereid zijn verraad te plegen of afstand te nemen van hun kinderlijke hoop telkens weer vastlopen in een geestdodend stramien van vertrouwde wrok en rancune als ultieme zelfbevestiging in het grote eigen gelijk.


’Winter Sleep’ is geen film voor jonge mensen die nog geloven in hun eigen verlangens als drijfveer van hun verwachtingen.


Zoals in zijn vorige films Once upon a time in Anatolia  en Three Monkeys gaat Nuri Bilge Ceylan in ’Winter Sleep’ gestaag verder in het onderzoek naar een draaglijke positie in menselijke relaties, deze keer in de bijna ondraaglijke schoonheid van de winter in Cappadocië. Hij weegt nu de houding van Aydim, de vroeger in de wereldstad Istanboel beroemde acteur en theatercriticus. Ondanks de vele woorden en wendingen wordt hij te licht bevonden, ook in de spiegel. Omdat het zeer oude verleden in iedere boom en beek huist, in iedere grot en mens. Emotioneel evenwicht kan alleen dynamisch bewaard worden, steunend op erbarmen met anderen en mededogen met onszelf.


‘Ik begrijp niet dat je het niet beu wordt altijd over hetzelfde onderwerp te schrijven,’ bijt Neclam Aydim toe in Winter Sleep.


‘Volharding is de enige manier om je te verdiepen in een onderwerp; om iets nieuws te creëren,’ antwoordt Aydim.


Archief

Alain Finkielkraut, Ongelukkige identiteit. De ontsporing van de multicultuur.

24 augustus 2014

Alain Finkielkraut, Ongelukkige identiteit. De ontsporing van de multicultuur.

uitg. De Bezig Bij Antwerpen 2014

Met ’Ongelukkige identiteit’ presenteert de Franse filosoof een flink stuk  denkwerk voor de argeloze linkse lezer die voortdurend uitgedaagd wordt om na te denken over kartonnen waarheden en ijdele slogans en bezweringen. Finkielkraut doet dat vaak met verrassende, soms ingewikkelde, soms glasheldere analyses. Hij besteedt veel aandacht aan het verbrokkelen van de Franse republikeinse idealen en probeert een antwoord te formuleren aan de hand van de republikeinse opvattingen over school en onderwijs. Hij ondermijnt veel linkse praatjes en machteloze verontwaardiging. Legt de kloppende vinger op de schrijnende positie van de vrouw in de publieke ruimte, de verdwijnende galanterie, de hobbyisten van de verontwaardiging als zingeving, de onbeschoftheid van de onbenulligen, de idiotie van onderwijs als spiegel van de samenleving.

Hij grijpt terug naar een conservatieve traditie die velen reeds lang bij het oud vuil hebben gezet, maar die tabula rasa blijkt vooral een revolutionaire illusie.  En dat laat velen triest achter in hun ideologisch conformisme.

http://www.slate.fr/story/78960/alain-finkielkraut-identite-malheureuse

http://www.vn.nl/Literaire-kroniek-2/Literaire-kroniek/Finkielkraut-en-de-terugkeer-van-schroom.htm

http://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3541972/2013/11/10/Alain-Finkielkraut-Frankrijk-is-bezig-zichzelf-te-vergeten.dhtml

 

43. Hume: ‘Barbaarse naties spreiden deze superioriteit tentoon door vrouwen te verlagen tot de verwerpelijkste slavernij: door hen op te sluiten, te slaan, te verkopen of te doden. Maar bij een beschaafd volk toont het mannelijke geslacht zijn gezag op een grootmoediger, maar niet minder duidelijke manier: door beleefdheid, respect, inschikkelijkheid en, in één woord, galanterie.’

59. Saint-Just: ‘Bij echt vrije volkeren zijn vrouwen vrij en worden ze aanbeden.’ Niets daarvan in wat tegenwoordig cités wordt genoemd, woonkazernewijken. De machtsrelaties werken hier dubbel: vrouwen worden onderworpen, mannen wordt geweld aangedaan. De kwestie is niet zozeer dat de begeerte wordt verdrongen, maar vooral dat de begeerte niet samengaat met achting voor vrouwen die die begeerte opwekken en tederheid voor wie aan die begeerte gevolg geeft.

74. Terwijl de romantici een lans braken voor de deugden van de traditie, die zij tegenover de duizelende verdwazing van de breuk met het verleden stelden, verloren ze de grote Europese traditie van de antitraditie uit het oog, waarbij het leven kritisch tegen het licht wordt gehouden. Zoals Leszek Ko?akowski schrijft: ‘Dat wij deel uitmaken van de Europese cultuur, bevestigen wij juist door ons vermogen een kritische afstand te bewaren tot onszelf, onszelf door andermans bril te willen bekijken, grote waarde toe te kennen aan tolerantie in het openbare leven, aan scepticisme in het intellectuele leven, aan de noodzaak alle mogelijke redenen met elkaar te confronteren, en dit zowel in rechtsprocedures als in de wetenschap, kortom, het veld van de twijfel open te laten.’

90. Maar sinds een paar jaar geeft de geschiedenisles in steeds meer scholen aanleiding tot contestatie, confrontaties en concurrentie tussen specifieke historische geheugens – wat wijst op onwil om een gemeenschappelijke geschiedenis te delen. […] Drie kwesties zorgen voor spanningen in bepaalde scholen: het godsdienstonderricht; de uitroeiing van de Europese Joden; het Nabije Oosten (het conflict tussen Israel en de Palestijnen). […] Er lijkt sprake van een binair wereldbeeld: enerzijds de verdrukten, die sinds mensenheugenis het slachtoffer zijn van het imperialisme van de westerlingen, en anderzijds de verdrukkers, de Europeanen en de blanke Amerikanen die derdewereldlanden plunderen. Met die waanvoorstelling wordt de wereldgeschiedenis uitgelegd en worden persoonlijke mislukkingen gerechtvaardigd.

134. Respect is niet ten prooi aan respectloosheid, onbeschoftheid of andere antoniemen, maar aan een homoniem dat zich heftig op de borst slaat. En de hele vraag is welk soort respect het zal halen: respect in de kantiaanse zin van inperking van de zelfwaardering of respect in de hobbesiaanse zin van wil die door eenieder wordt geuit om door zijn buurman even hoog te worden geacht als hij zichzelf waardeert. Ons samen-leven is tegenwoordig een strijd tussen twee vormen van respect.

137. Politieke correctheid is het ideologische conformisme van tegenwoordig. Democratie, recht van spreken voor iedereen, leidt inderdaad tot conformisme. Tocqueville was de eerste die deze paradoxale logica onder de aandacht bracht. (…)

In democratische tijden wordt alle gezag verdacht, behalve het gezag van de publieke opinie. Sociale macht is de enige macht die door de maatschappij niet wordt aangevochten. En de werkzaamheid van die macht is des te gevaarlijker omdat de ‘onderdanen’ het niet eens beseffen. Bevrijd van traditie en transcendentie denkt de democratische man precies hetzelfde als iedereen terwijl hij meent voor eigen rekening te denken.

144. Nederlands voormalig voorzitter van de PvdA, Felix Rottenberg, merkt zeer terecht op dat ‘schuldgevoelens bij de naoorlogse generatie een enorme invloed hebben gehad op het politiek correcte denken’. Kinderen van wie de ouders het kwaad hadden laten zegevieren door het hoofd af te wenden, beloofden de ogen te openen en nooit meer compromissen te sluiten met haat jegens de Ander.

De haatdragende Ander stond niet in het scenario.

Wat doen ze dan als die haat de kop opsteekt?

Ze doen zoals de vorige generaties, stelt Ian Buruma vast in een essay over de moord door een islamist op regisseur Theo van Gogh: ze wenden zo lang mogelijk hun hoofd af, of ze proberen terug te gaan naar de sociale oorzaken van het geweld, en als dat niet lukt, als de verklaarde vijand zich niet laat reduceren tot een in het nauw gedreven werkloze of een woedende verdrukte, maken ze er een psychopaat van, ze reageren op zijn misdadige doctrine met de plechtige waarschuwing dat alles niet op één hoop mag worden gegooid en gaan snel weer over tot de orde van de dag.

Maar aangezien ze zich, anders dan hun lafhartige voorouders, geroepen voelen tot een hoge morele opdracht (afrekenen met de oude demonen), volstaan ze niet met het ontkennen of minimaliseren van een werkelijkheid die zich niet naar hun definitie van het kwaad laat plooien; ondanks Lévi-Strauss slingeren ze hun antiracistische banbliksems naar al wie met die realiteit rekening beweert te houden.

Door die striemende kastijding ben je geneigd je gedeisd te houden: niemand wenst het levenslange stigma van een eerloos mens te dragen. En toch moet je bereid zijn dat risico te lopen. Het is van het allergrootste belang niet te zwichten, want het inzicht in ons heden staat op het spel.

Lees verder »

Archief

vrt deredactie.be blog: In de vlucht ligt ons heil

18 augustus 2014

In de vlucht ligt ons heil


Fietsreis naar Rome en terug, zevende en laatste deel 

Kathedraal Rouen

Van vroegere fietsreisen naar verre zuidens herinner ik me vooral het mededogen van schaduw onder bomenrijen langs Franse wegen en kanalen. Italië levert een fietser genadelozer over aan zon en hitte. Maar nu viel me nog een ander verschil op: dat van kerken en kathedralen.



Kindertreinen


Het laatste deel van mijn fietsreis naar huis vanuit Rome door Frankrijk begon moeizaam. Wegens technisch falen van de krachtsensor in mijn Bion X elektrische motor, viel mijn terugtocht langs de westelijke Santiago-route in het water. Het afkicken van mijn opgebouwde voorraad mentale adrenaline verliep digitaal lezend tijdens een dag treinen in een kindvriendelijke wagon van de Franse spoorwegen. In Cahors begint het ’s ochtends vroeg met moeders die op het voltapijt met kussens graag behoedzaam en ingehouden de vaardigheden van hun kroost vergelijken. Enkele uren verder korten vaders de tijd met een quiz over Frankrijk, het land en zijn verleden. De lange trein naar Parijs raakt alsmaar voller. Het va-etvient van ouders met kinderen gaat goed tot voorbij Chateauroux, waar plots op volle snelheid een jonge kerel met hoog opgeschoren schedel en paardenstaart begint te roepen naar een conducteur dat er een deur openstaat. Met het rennen van treinbegeleiders door de gangen stijgt de spanning in het kindercompartiment. Kindjes worden opgehaald of bijgestaan als de trein een noodstop maakt. ‘Voor onze veiligheid’, wordt meegedeeld. ‘Dat is hier altijd hetzelfde!’, roept een boze vader.

Tien minuten duurt de procedure eer de trein weer rijdt. De zuiderse schone van een eind in de twintig naast mij slaapt er doorheen, tegen het raam geleund met op haar knie ‘Voyage au bout de la nuit’ van Louis-Ferdinand Céline. Voorbij Orléans ruimen de pedagogische spelletjes, quiz en biofood plaats voor koekenvingers met chocopotjes, autootjes en poppen. Dan is er beduidend meer lawaai. Kinderen worden vanaf hier nog enkel begeleid door moeders, luid en druk bezig met hun mobieltjes. Een enkel kind heeft ook zo’n spelletje.




Onderwijs


Frankrijk heeft een grote traditie van leerrijke straatnamen. In arbeiderswijken van vroeger en later dragen scholen en straten de namen van wie tot voorbeeld gesteld werd voor de jeugd en hun ouders van toen. Een meisjesschool heet vaak ‘Marie Curie’ soms zelfs ’Marie Sk?odowska-Curie’ en een jongensschool ‘Paul Bert’, wegens wetenschapper en minister van nationale opvoeding, ook bekend om zijn antropologische rassentheorieën. Zijn tijd- en ambtgenoot, Jules Ferry, zag de school evenwel als een afgesloten ruimte waar dé cultuur werd overgedragen. De school was voor hem geen aanhangsel van het gezin, geen marktkraam en geen hulppost van de regering. De maatschappij werd er op afstand gehouden. Op school kreeg het kind de kans de wereld te ontdekken zonder dwingende banden van gemeenschap of familie. Kom daar tegenwoordig nog eens om, niet alleen in Frankrijk.

Tot dertig jaar geleden sluimerde in ons nog een alreeds tanend verlangen van een wereldwijde ’tabula rasa’ om de eindeloze beeldenstroom aan ellende, honger, ziekte en oorlogen uit te roeien. Missionair zouden we alles veranderen en verbeteren. Revolutionair stond toen nog voor ideële zuiverheid en gelijkheid. Maar wie nieuwsgierig bleef lezen en twijfelen kon met scha en schande leren. De reëel bestaande solidaire hemel bleek een bordkartonnen hel, ook voor kritisch gelovigen.

Alleen rotverwende jongetjes en kinderlijk gelovigen blijven illusies koesteren dat de wereld van hen is, of het minstens worden zal in het ware geloof. ”Die verlichte geesten kloppen zich op de borst omdat ze de oude vooroordelen van zich afschudden, terwijl die juist ‘de algemene bank en het kapitaal van naties en eeuwen vormen, en ze hun scherpzinnigheid beter zouden gebruiken om de verborgen wijsheid ervan te ontdekken’; in hun strijd voor de Verlichting vergeten ze hun licht op te steken bij de traditie. Ze denken hun intellect te bevrijden van allerlei ouderwetse ideeën, terwijl ze zich juist een schat aan inzicht ontzeggen.” (Alain Finkielkraut, Ongelukkige identiteit).




Deus sive natura


Zelf kunnen we alleen maar dankbaar zijn tegenover mensen die de waanzin die in ieder kind sluimert, ondermijnen door de manier waarop ze ons bevroegen. Gebod en verbod zijn meestal verkeersregels. Twijfel daarentegen start denkprocessen waarmee iemand zich kan bevrijden van de angst in het bos waar het licht spookt met schaduwen en niets is wat het lijkt.

Ook vandaag groeit offerend geloof in gemanipuleerde beeldverhalen uit blinde verontwaardiging. Cynische betrokkenheid beschermt beter tegen verlammende ontgoocheling. Het verrast me na zoveel bezoeken aan kerken en kathedralen in Noord en Zuid-Europa dat ik pas nu het wezenlijke verschil herken tussen de heldere open ruimte in zaalkerken of basilieken en de verraderlijke schemering der pilaren in verlichte gotiek. Kerken veranderen van gebedshuizen waar de gemeenschap van gelovigen de dienst uitmaakt in een hoogstammig woud waar licht speelt met schaduwen van bogen en pijlers. Op ieder uur van de dag en de nacht, in iedere hoek of kant, van op elke denkbeeldige of reële plek is het beeld veranderlijk. Deze kathedralen zijn de vertegenwoordigers van het bos in de stad, zoals de natuur vol vragen zonder antwoorden, vol klank zonder woorden. ’God oftewel de natuur’ nodigt minstens naar vorm uit tot kritische twijfel. Angst voor onzekerheid kan je er leren hanteren. Het heeft iets van ’De anatomie van energie’ uit 2014 van Fik Van Gestel.




Fik Van Gestel



Leven is bewegen


Je hebt alleen de weg en het ritme. Al fietsend leer je hoe leven bewegen is op een ritme met een onduidelijk begin en een onzeker einde. Ook als het misloopt of je fietsplanning vastloopt door een ontgoochelend technisch defect. Routine houdt je op dreef en trekt je doorheen lastige en ellendige periodes wanneer een subjectieve tijdservaring lang en drukkend kan wegen. Op weg naar een onzekere toekomst kan je die door ritmische afstanden steeds beter ontwaren. Zo helpt de routine van de tijd ons subjectieve en objectieve afstanden hanteren. Ik herkende het bij mijn thuiskomst op Fik Van Gestels ’Afstanden’ uit 2003 in de Turnhoutse Warande.




Fik Van Gestel



De schaduw van bomen of palen streelt ritmisch ’de eenzame fietser die kromgebogen over z’n stuur tegen de wind zichzelf een weg baant’ naar een onduidelijk einde. ’In Fuga Salus – In de vlucht ons heil’ is de wapenspreuk van Turnhout. Een aanmoediging om te vertrekken, een pragmatische reflex, niet alleen voor het hert in het wapen van de stad.

Maar finaal keren velen van ons vaak terug naar waar we ooit vertrokken. Ondertussen heeft daar ook het ritme van de tijd huisgehouden op straten en pleinen en in het aangezicht van de mensen.




Afscheid


Na vijf jaar bloggen ruim ik hier graag plaats voor wie na mij komt. Het was me als huisarts in ballingschap te Rotterdam een genoegen om de paar weken verslag te doen van lach en traan en twijfel bij onze noorderburen in de zwoele Zuidkant onder de Maas.

Het ritme hield me al die tijd bij de les en hielp me zoeken naar de wereld achter de schijn. Ik bedank graag iedereen die de voorbije jaren een teken van leven en lezen gaf.

Wie leest die leeft,
wie schrijft die blijft,
toch voor even,
vrij van de tijd.



Archief

vrt deredactie.be – blog: De listen en lagen van de Via Aurelia

6 augustus 2014

vrt deredactie.be – blog: De listen en lagen van de Via Aurelia 

Fietsreis naar Rome en terug deel 6

De Via Aurelia – langs de kust naar het noorden – kent vele varianten: de antieke, de oude, de nieuwe, de snelle. Etrusken gaven de voorkeur aan wonen op niveau, dichtbij hun dodensteden, ver van de moeraskoorts met uitzicht over de valleien tot de zilveren zee. De Romeinse globalisering verliep langs de vlakte op kaarsrechte wegen door de velden op drooggelegde moerassen.

Het Romeinse wegennet…

Ik peddel over een wegennet waarlangs het christendom zich over Europa verspreidde, en ook het Romeins recht. Van alle religies die in het rijk privé vrijelijk beoefend konden worden, boekte deze religie de grootste successen. Vooral nadat keizer Constantijn begreep dat hij als goddelijke Augustus makkelijker in de problemen kon komen dan als een Pontifex Maximus tussen hemel en aarde. Bruggenbouwers kunnen zich in tijden van nood als boodschappers presenteren. En als uitleggers voor successen, falen en ontij.

Heersers van elders en hun verliezende goden moesten al snel de duimen leggen. Krampachtig streven naar een oud gemeenschapsideaal bij andere stammen en volkeren stierf samen met de bewaarders van hun zuiverheid een zekere dood.

Gedisciplineerde legioenen, gecodificeerd recht, privébezit en kapitaalaccumulatie bleken niet te stuiten. Barbaren die Rome veroverden werden besmet door de verlokkingen van de vooruitgang. Fanatieke leiders konden ideologisch noch fysiek hun genenpool immuniseren tegen de imperiale verleiding van de christelijke traditie uit Rome. Ook vandaag verloopt die globalisering over het wereldwijde web volgens eenzelfde patroon. Verlokkingen van elders ondermijnen de macht van alle ware geloof in wat nooit is geweest.

Er is een banale uitdrukking: de geschiedenis herhaalt zich: de eerste keer als tragedie, de tweede keer als klucht. Nee. Er is nog een derde weerspiegeling van dezelfde gebeurtenissen, van hetzelfde onderwerp, een weerspiegeling in de ‘lachspiegel’ van de onderwereld. Het onderwerp is onvoorstelbaar en tegelijk werkelijk, het bestaat echt en leeft naast ons’. (Jacq Vogelaar ’Over kampliteratuur’)

... als wereldwijd web

De expresweg variant – Strada Statale 1 – van de Via Aurelia is vrij toegankelijk voor fietsers, volgens de geconsulteerde wegen- en boswachters. Maar zeer gevaarlijk volgens Italiaanse fietstoeristen die nijdige hellingen verkiezen.

Naast het razende verkeer, zonder bomen weerloos op een witte streep onder de zon, zoek ik een dynamisch evenwicht naast een veel te diepe goot of hoog afgeboord asfalt. Sommige auto’s toeteren, de meesten maken een wijde boog. Slechts één enkele vrachtwagen scheert zo dicht langszij dat ik in zijn slipstream wankel en tegen het hoge vanghekken schuur. De weg is goed, de hellingen langer en minder steil. De noordenwind vreet energie, al kan ik met mijn bagagekar een redelijk tempo aanhouden. Onderwijl nare gedachten bezwerend over bandenpech of andere problemen, wegens nauwelijks een ontsnappingsmogelijkheid uit de kooi van de SS1. Tenzij bij een boerenpad of benzinestation.

Op het hele traject van enkele honderden kilometers passeer ik één bejaarde die onverstoorbaar noordwaarts peddelt met een zeis in de nek en een schone katoenen zak van Fair Trade bij de Lidl op zijn gammele bagagedrager. Aan de overzijde zie ik één keer twee zwaar beladen lange afstand fietsers. Ze zwaaien omstandig – misschien wel urgent – en roepen onverstaanbare boodschappen. De middenberm blijft een eindeloze betonnen stootwand.

Ook auditief gedraagt het verkeer zich als datapakketjes op het web. Het is geen gelijkmatige stroom. In groepjes razen auto’s crescendo voorbij waarna weer een stilte. Dan naderen denderende bassen van vrachtwagencombinaties met een staart van tenoren en een enkele geanonimiseerde sopraan op een motor die een inhaalpoging doet.

Dwangarbeider van de weg

Op de terugweg uit de Roomse ringen vind ik vrede als dwangarbeider van de weg. In beweging schrijnt pijn immers minder dan na verstijving in rust. Vooral rond de middag glijdt het ritme van de pedalen tot een trance. De eindeloze kooi van de expresweg wordt een koesterende cocon waarbinnen de voze leegte van het rijden. Langdurig alleen fietsen ruimt de geest eens je door de muur van pijnlijk ongemak bent gebroken. De nieuwe leegte zuigt je helder verlicht mee in een bevrijdende slipstream die aarzelende horizonten onthuld.

Buitenstaanders genieten van het medelijden in hun vragen : ’Op de fiets? Naar Rome! En terug? Alleen!’ Een oude Italiaanse hotelmanager die kort na de oorlog in Duitsland geboren was, keek me na de gebruikelijke vragen in de ogen en zei: ’Dat is juist. Zo’n werkelijkheid moet je helemaal alleen weerstaan. Daar kan niemand bij helpen. Dat kan je niemand aandoen.’ Hij gaf me een anderhalve liter fles gekoeld spuitwater voor onderweg. Onze handdruk voelde verrassend fris en krachtig.

Eens voorbij Grosseto verandert het leven en het rijden. Naar de Marina loopt een lang en magnifiek fietspad met prachtig bloeiende bomen in de was. Dus nog niet veel schaduw maar het bolde goed. Met onderweg zelfs een waterpunt en picknick hoek met banken. En best veel fietsers zo in de vroege ochtend met een concert van krekels in plaats van het gebrom van motoren. Zeelucht, dennenhars en oleander in de neus in plaats van dieseldamp en verbrande rubber. Langs de kust hebben gemeentebesturen vaak schattige fietspaden geconstrueerd langs sjieke campings en betere wellness spa’s. Meer bedoeld voor het va-et-vient dan voor echte fietsers. Met in Castiglione della Pescaia midden op het smalle rode pad als verrassing één enorme parasolden die moeilijk te ronden is met een achteropkomende fietskar.
Het zwarte gat

Voor Follonica moet de weg over een uitloper van het kustgebergte, waarbij finaal een tunnel onder de top. Het wordt een forse klim met uitwijkplaatsen als stort voor en achter het zwarte gat. Tussen het zwerfvuil hanteren zwarte dames in luchtig ornaat mobieltjes op klapstoelen langs de weg. Ze gebaren enthousiast mijn fluotrein de helling op. Opgewekt en blij, kom wat dichter dichter, klinkt hun zelfspot eerder als ’herinneringen aan mijn lachende hoeren’.

Stapvoets passeert een witte bestelwagen. Hij stopt langs de keurlijn. De uitverkoren kandidate hangt haar borsten over het geopende raam. Ter inspectie. Ze mag mee. Tijdens mijn trage passage zie ik hoe in de lange rij een op vier dames succesvol afklokt. Het was dan ook volle middag en de nood leek hoog bij menig Italiaanse chauffeur.

Volgens vrouwelijke kenners plaatsen grote pooiers uitsluitend zwarte dames aan goedkope stortplaatsen langs de weg. Gunstkoopjes bij een vlugge beurt, voor en na werk- of schafttijd.

In de boutade ‘In Italië is een vrouw ofwel de maagd Maria, ofwel een hoer’ schuilt een kern van waarheid. Het beeld van de vrouw in de Italiaanse media – een sexy stoeipoes die verder mag zwijgen – strookt niet helemaal met de sociale realiteit. Italiaanse vrouwen hebben geen politieke, maar wel een andere, verborgen macht. Italië is het land van de mammoni, volwassen mannen die moederskindjes blijven en hun moeder een leven lang zullen verafgoden. Kleine jongetjes worden in Italië rot verwend. Later leidt dat tot een ambigue relatie tussen moeder en zoon, waarvan de toekomstige echtgenote het slachtoffer zal zijn.” (Ine Roox ’De schaduwkant van een zonovergoten land’)

Lood om oud ijzer

Verderop passeer ik Piombino waar ArcelorMittal de oude staalfabrieken heeft overgenomen. Silvia Avallone schreef een snijdend debuut over het smerige leven in de onderbuik van ’Staal’. Tegenover Elba waar met Napoleons verblijf het luxetoerisme welig tiert, werd haar verhaal van loden hitte en zwetend duister niet in dank afgenomen. Rosignano Solvay was honderd jaar geleden dan weer wel zo blij met de zoutfabrieken van Solvay dat ze hun stad de naam gaven van hun Belgische weldoener. De chemische vervuiling werd verguld met een theater, bibliotheek, kerk, woonwijk en zoute zandstranden. Alles van Solvay!

Ook in Italië was de architectuur van benzinestations hét toonbeeld van modernisme. Vaak laten vergane of verbouwde parels van de klare lijn zich nog herkennen aan gebogen raampartijen en een zwevend dak. Automobielen droegen de toekomst van het land tussen passagiersschepen en luchthavens. In erotiserend rood veinsde topdesign een illusie van elegante snelheid. Het was de tijd dat de Giro d’Italia nog vertrok aan zo’n verblindend wit tankstation.

In het belendend motel schemert het modernistische verleden nog doorheen vintage fraais uit de Italiaanse reclamewereld. Prominent beheerst de staatsiefoto van de vader van de bejaarde uitbater nog steeds het restaurant. Op zijn best – double breasted – flankeert hij gelukzalig een stel beroemde autocoureurs met elk een schoonheid aan hun zijde. Speciaal voor deze gelegenheid bieden ze de dames houvast achter een tafel waarop de resten van een copieuze maaltijd. Na 60 jaar drink ik nog steeds de huiswijn uit een mandfles in dezelfde waterglaasjes. Uiteraard houden de sportieve heren zelf een sigaret hoog om zich naast de dames van hun beste kant aan de fotograaf te presenteren.

Begin jaren vijftig van de vorige eeuw, een open hemdskraag met behoorlijk lange punten zonder das. Volgens de patron die geniet van mijn interesse, zou de linkse coureur kort na de foto in zijn bolide verongelukken. Zijn vader maakte het ook niet lang meer. Van de stralende meisjes weet hij zich verder niets te herinneren.

Prevelende geschiedenis

Enkele markante oude hotels waar ik in Italië terecht kon, kregen een nieuw leven door jonge mensen die onder druk van de crisis in hun streek van herkomst een coöperatieve begonnen. Al merk je daar niet veel van langs de dure kuststrook in Italiaanse ’Liberty’ architectuur rondom Livorno.
Indrukwekkende vakantiekazernes – die socialistische grootsteden uit het binnenland bouwden voor hun jeugd en ambtenarij – spoken als ruïnes van lang gepasseerde toekomstdromen aan de rafelige randen van de Marina’s.

Met ’Marina Bellezza’ pikt Silvia Avallone in op de Italiaanse trend van terugkeer naar de geboortegrond. De traditionele ’famiglia’ biedt ook vandaag een vangnet voor verloren zonen en dochters. Met hun professionele ervaring en opleiding in een grootstedelijke omgeving kunnen ze het benauwende van de familie misschien overstijgen. Het vraagt immers veel tijd en het voordeel van permanente twijfel om het vaak als verraad ervaren vertrek ten goede te kunnen keren.

Langs de aloude Via Francigena fiets ik verder naar Pontremoli.
Langs deze weg verspreidden in het Neolithicum de makers van Statue Stele zich vanuit de Lunigiana naar het noorden over heel Europa.
In 990 zorgde aartsbisschop Sigeric van Canterbury voor een upgrading van deze pelgrimsroute naar Rome.
Van 9 november 1211 tot 6 juli 1212 reisde abt Emo van het Friese Nijeklooster naar de paus en terug. Hij wou er zijn gelijk halen tegen de bisschop van Münster die zijn klooster het kerkje in Wierum betwistte. Na twee maanden wachten in de pauselijke antichambres kreeg hij gelijk. Abt Emo passeerde bij zijn forse reis tweemaal het stadje Pontremoli.

In februari 1249 liet keizer Frederik II op het pleintje voor de kerk van San Geminiano de ogen uitsteken van zijn raadsheer Pier delle Vigne. Hij had hem als een kettinghond achter zich aangesleept vanaf Cremona op verdenking van gekonkel met de paus. Pier maakte in de keizerlijke kerkers een einde aan zijn leven door met zijn hoofd tegen de muur te slaan.
Dante zou hem later met Vergilius tegenkomen in de hel bij het woud van de zelfmoordenaars. Hij rehabiliteerde hem in zijn Inferno, Canto XIII.

In Pontremoli werd voor het eerst in Europa een stad met een toren en muur in tweeën gedeeld tijdens de strijd tussen Welfen en Ghibellijnen.
Wie tijd neemt om te luisteren hoort in talloos veel Italiaanse stadjes stenen hun geschiedenis prevelen.
Onder de noordwestelijke oksel van Toscane kan ik uitbollen en vind ik rust in ’Il Glicine e la Lanterna’, bij de lantaarn onder de blauwe regen … als een die in de nacht op weg is met op zijn rug een lamp die hem niet baat, maar misschien inzicht schenkt aan wie hem leest. (vrij naar Dante Alighieri, Divina Commedia).

 

1666731330

Archief

Stefan Zweig, Widerstand der Wirklichkeit – Reis naar het verleden.

24 juli 2014

Stefan Zweig, Widerstand der Wirklichkeit – Reis naar het verleden. uitg. Atlas 2009.

Wat kan die man schrijven.

40. Hij had ze zo vaak gelezen dat hij ze woord voor woord vanbuiten kende, zo vaak geopend dat de vouwen erin doorzichtig waren geworden en sommige woorden door tranen of kussen waren uitgewist. Als hij alleen was en wist dat er niemand in de buurt was, haalde hij ze soms tevoorschijn om ze woord voor woord met haar intonatie uit te spreken en zo de aanwezigheid van de verre geliefde magisch te bezweren.

45. Het ligt niet in de menselijke aard alleen op herinneringen te teren, en zoals planten en welk schepsel dan ook voedsel uit de aarde en steeds nieuw gefilterd licht uit de hemel nodig hebben, zodat hun kleuren niet verbleken en de bloemkelken (niet) verwelkt hun bladeren verliezen, zo hebben dromen, ook dromen die schijnbaar niet van deze aarde zijn, voedsel nodig van het zinnelijke, ondersteund door tederheid en beelden, anders stolt hun bloed en de intensiteit van hun licht verbleekt.

 

Archief

vrt deredactie.be – blog: In de ban van de Romeinse ring

21 juli 2014

Fietsreis naar Rome en terug deel 5 


In de ban van de Romeinse ring




Onder een dreigende hemel buiten de Romeinse Centrale Montemartini stelde ik na het serene afscheid van de muze Polimnia mijn gps in op de B&B in Cerveteri tussen de Etruskische dodensteden. Ten noorden van de Eeuwige Stad zou Sabrina mij aldaar volgens booking veilige rust bieden.



Met mijn voorkeur ’fietspaden’ kwam ik na veel keren en draaien op Romeinse straten richting Ostia aan de zuidelijke oever van de Tiber terecht. Deze had me als een genereus beekje van lang boven de ’Verrijzenis’ van Piero della Francesca in Sansepolcro tot voorbij Perugia van haalbare hellingen voorzien. Na Rome wordt het heilzame water al twee millennia lang een Styx met dodelijke dampen en ziektekiemen. Ergens moest een of andere Charon mij toch veilig over dit open riool kunnen tillen.




Vuil, lelijk en gemeen


Een brug van een Romeinse binnenring voert de eenzame fietser langs de stapvoets rijdende file van walmende diesel naar een gistend stort. Jonge vrouwen – meisjes nog in smerig verbleekte kleren – dwalen apathisch heen en weer met kinder- en winkelwagentjes langs wegwerpspuiten en gebruikte condooms tussen troosteloze appartementsblokken en een supermarkt beneden. Het heeft iets van Ettore Scola’s ’Brutti, sporchi e cattivi’. Zij het dat in deze film uit 1976 de bewoners van de sloppenwijk ’Trionfale’ nog dromen door het fenomenale uitzicht over de Eeuwige Stad en een uitkering voor het verlies van een oog.

Achter het ad-hocstort eindigt een splinternieuw fietspad dat me weliswaar voor een nieuwe poging terug naar de stad leidt. Van op de hoge berm zie ik een enorm onweer opbouwen in het zuidoosten achter de EUR wijk van de Wereldtentoonstelling in 1937. Tussen het lijkbleke Colosseo Quadrato – waarop Mussolini’s ode aan ’Un popolo di poeti di artisti di eroi / di santi di pensatori di scienziati / di navigatori di trasmigratori’ – en de vaalwitte Basilica dei Santi Pietro e Paolo is de hemel zwart met flitsende bliksems aan de verre randen.

In een nieuwe poging om voor de storm uit de ringen van Rome te breken naar het noorden duik ik in de drukkende vochtigheid van desolate straten met schotelantennes en autowrakken, al dan niet uitgebrand. Aan de uitpuilende vuilcontainers schrikken schurftige honden van mijn krijsende remmen. De achterkant van de beruchte Magliana wijk lijkt nog in alles op de municipio waar ’La banda della Magliana’ goed vijfendertig jaar geleden haar Romanzo Criminale begon.

Gelukkig ogen de doorgaande wegen vandaag beter. Maar ook zij drijven me weer naar de ring over de Tiber. Aan de zuidkant vind ik dan toch een verloren vervolg op het mooie fietspad naar de kust bij Ostia. De logica van Italiaanse fietsurbanisatie – onderbroken stroken zonder zinnig verband – wordt hier reusachtig uitvergroot. De randbegroeiing overwoekert ruim de helft van de rood geasfalteerde fietsweg. Een late slang geniet nog van de opgeslagen warmte tot ze mij voelt naderen.
Rijden op de hoge zomerdijk biedt een ruim panorama over de oude voorstad met verlaten industriële ruïnes en vervallen ’latifundia’. Op het hele traject rijdt slechts één fietser in blitse outfit mij tegemoet, met een rotvaart. Het ruisende riet schuurt langs onze schenen. De Romeinse beau monde lijkt nog lang niet aan de fiets, ook niet voor de show.




Circonvalliazione


Het wordt duister op volle middag met dikke druppels als ik aan het einde nog onder een pergola tussen het gespreide afval wil schuilen. De gps weet het blijkbaar niet meer en leidt me in bochten op de buitenring naar een laterale brug die ik in de gutsende regen maar liever verlaat. Ik leid mijn fiets met bagagetrein moeizaam achteruit tegen het trage verkeer in om onder de brug zelf te gaan schuilen. Het giet en het wordt steeds erger met toornig gerommel dat het verkeer overstemt. Beneden staat een lege auto verdacht te wezen. Er komt er nog een aan, een grote met een heer in pak met das aan het stuur en een erg luchtig geklede zwarte dame. Maar hij rijdt weg als ik blijf staan tussen de gebruikte condooms en de gore afvalverzameling.

Met het water dat nu in golvende gordijnen van de circonvallazione-bruggen naar beneden stort, spoelt het vuil richting rietbossen rond de reusachtige pijlers. Ik zoek voor mijn voeten een hogere plek en houdt mijn fietstrein recht tegen de stroom in. Na een uur of wat komen vier jonge kerels onder plastiek kappen met onduidelijke zakjes vanuit de rietbegroeiing aan het water argwanend naar de eenzame auto gelopen. Op mijn ontwapenende vraag in het Engels of ik met de fiets de brug over mag, zegt de oudste kortaf dat ik niet anders zal kunnen. Ze laden hun juten zakjes in en rijden zonder boe of bah weg. Ik sta daar drijfnat in mijn poncho en probeer de B&B uitbaatster te bereiken wegens intussen duidelijk dat ik niet voor 18 uur zal arriveren. Het is haar antwoordapparaat.

Omdat de regen van geen ophouden weet en ik toch al doorweekt ben, duw ik mijn fietstrein toch maar weer de brug op. De wat uitgedunde autostroom rijdt nu stapvoets door de enorme plassen. Langs de rand probeer ik de brug over te komen waar het enkelhoge water opspat als ik er mijn hele hebben en houden doorheen trap. Aan de overkant moet ik naar rechts een pechstrook op want 100 meter verder staat een reusachtig bord fietsers te verbieden. Daar voert deze oprit naar de grote circonvallazione rondom Roma.

Een stevige poort sluit de toegang tot de dijkweg af die aan de noordkant van de Tiber onder de brug doorloopt. Het is ook de toegang tot een manege verder in de uiterwaarden richting de kust. Naast het hek is de pechstrook afgezet met een vangrail van goed anderhalve meter hoog met extra versterking onderaan. Er is geen doorkomen aan. Fietsroutes in Rome lopen naar nergens of naar de circonvallazione als de kringen in Dantes Goddelijke Komedie.







Satyricon


Er stopt een auto, alweer. Deze keer met lichtsignalen. Ik ga er naartoe in de hoop dat hij de poort wil openmaken of mij hulp kan bieden.
Nee dus. Naast de grijzende chauffeur zit halfnaakt een slanke negerin schaapachtig te lachen. Hij wil zelfs het raampje niet openen. De ruiten van de Fiat beslaan terwijl de regen mindert en ik me gevangen voel in een gore rattenkooi. De herinnering besluipt me aan een verslag van Nederlandse fietstoeristen die enkele jaren geleden door de Carabinieri van de Circonvallazione werden geplukt. Behoudens loeiende sirenes en blauwe zwaailichten in de andere richting, merk ik niets van hulp in de trage verkeersstroom.

Omdat ik reeds lang alle hoop heb laten varen, rest me geen wanhoop meer. Gestaag voort ploeteren helpt met rustige vastheid omdat iedere weg begint met een eerste stap.Toch?
Gezien de gps suggestie van een fietspad op de noordelijke winterdijk langs de Tiber til ik eerst mijn bagagekar over de vangrails. Als ik er zelf bovenop balanceer, lukt het net. Mijn fiets is te groot en te zwaar. Mijn voorwiel draait telkens weg bij het tillen. Dus eerst alles demonteren om de naakte fiets bovenop de vangrail in evenwicht te houden onderwijl er zelf bij op klimmen om hem aan de andere kant in één beweging neer te laten. Zonder veel brokken lijkt het gelukt. De regen druilt intussen nog wat na.

De grijze figuur – naar ik nu kan inschatten van mijn leeftijd – komt uit de Fiat Doblo om opgelucht in de berm zijn water te maken en omstandig zijn broek op te hijsen. De zwarte dame blijft zitten. Al onttrekt de begroeiing de pechstrook en toegangspoort wat aan geïnteresseerde blikken, mijn fietsacrobatie lokt ’vind ik leuk’-getoeter.

Steil glijd ik naar beneden over een modderig pad onder de bruggen van de Circonvallazione langs de manege, waar het op de winterdijk verder doorloopt. Volgens de gps is er weer perspectief voor dik tien kilometer fietsweg langs de noordkant van de Tiber richting kust.
Maar wat voor kilometers. Het karspoor blijkt steeds dichter begroeid met stevig onkruid dat door de storm in vlagen is platgeslagen. Wonderwel rijdt mijn fiets met bagagekar makkelijker op deze verende mat over de uitgesleten zompige geulen.

”Op het ’einde’ van mijn levensweg
bevond ik mezelf in een donker woud
want de rechte weg was verloren gegaan.”
(vrij naar Dantes Goddelijke Komedie, De Hel, I, 1-3)




Eind goed, al goed


Het karspoor wordt alsmaar erger maar er is geen weg terug noch een pad eraf. Alle velden zijn met overvolle grachten, dreigende prikkeldraad en hoge hekken afgesloten zodat er geen uitwijken naar verre hoeven mogelijk is. Doornat en smerig van de opspattende modder heb ik nog 35 km tot mijn slaapplaats te trappen!

Ruim over de helft wordt de dijkweg wat beter berijdbaar met minder onkruid maar bredere gele plassen. Aan het einde duikt een stuk geasfalteerd naar beneden een brug onderdoor. De enkeldiepe poel van zwart slijk kan ik gelukkig op snelheid doorkomen. Gelardeerd met zwarte ’fango’ rijd ik langs alweer een gelegenheidsstort door een proletarisch kustplaatsje onder de rook van de internationale luchthaven Fiumicino die dan ook nog Leonardo da Vinci wil heten!

Vandaar op normale wegen – enfin wat heet hier normaal als de gaten in het asfalt intussen gevuld zijn met water en slijk – rijd ik de ziel uit mijn lijf met één oog op de gps én mijn batterijreserve.
Pas tegen 20 uur zou ik dank zij de iPhone van een behulpzame jogger uiteindelijk de weg naar de B&B vinden. Aan een villa met Bulgaarse nummerplaten op dure 4X4’s voor de elektronisch beveiligde poort slaan de honden aan. Vermits aanhoudend komt een vrouw kijken die me nog een halve kilometer verder verwijst naar het verlossende opschrift. Mijn batterij en gps hebben het reeds lang laten afweten. De grote stalen poort draait open en ik rijd een oude vijgenbongerd binnen met op het einde een nieuwbouwwoning in Romeinse stijl. De galerijen met zuilen in gele tufsteen rond een groot atrium met grasveld en monoliet hebben deuren en ramen in tralies met muggengaas. ’Tegen de bandieten’, zegt Sabrina mij, als ze de tuinslang gaat halen want haar man is mountainbiker en die spuit ze met al zijn spullen zo ook schoon.

Onder een peilloos blauwe hemel achter witte wolkenformaties met roze randen van Tiepolo schraap ik tussen haar nieuwsgierige honden het slijk en de plantenresten van mijn bagagekar. Dan mijn fiets en alle fluo dekzeiltjes, fietszakken, schoenen en benen met de tuinslang. Waarna een heerlijke douche in een mooie kamer. De vele verzoeken van booking om andere beoordelaars te beoordelen, laat ik aan mij voorbijgaan. Met alweer Bob Dylans ’Shelter from the storm’ op mijn iPadmini vallen mijn ogen dicht.

‘Twas in another lifetime, one of toil and blood
When blackness was a virtue and the road was full of mud
I came in from the wilderness, a creature void of form.
“Come in,” she said,
“I’ll give you shelter from the storm.”



Archief

Bart Meuleman, De jongste zoon.

18 juli 2014

Bart Meuleman, De jongste zoon.

uitg Querido 2014

‘Het heil ligt in de vlucht – In Fuga Salus’ – wapenspreuk van de stad Turnhout

86. Maar hoe zou Turnhout ook kunnen ontsnappen aan de orde van de dag? Turnhout is de orde van de dag zelf.

122. Het goede huis is het huis waar je vergeet goe het met de wereld is gesteld.

129. ’Werkelijkheidshalve kunnen wij maar één enkel verhaal vertellen: het onze.’ Daniel Robberechts.

275. Met architectuur valt niet te lachen. Ze beslist over leven en dood. Een huis is veel meer dan een dak boven het hoofd. Waar je woont dat ben je.

Archief

Gerrit Kouwenaar, als er geen oorlog is.

9 juli 2014

als er geen oorlog is

Als er geen oorlog is is men geborgen, huizen
zijn woonachtiger dan greppels sluiers asters, wit
eet alleen, alleen het zwart moet men vasten

men tafelt oneven in zomers als deze, doden
ontleden in andere oorden, eten in woorden
sneeuwt hongerwinters zolang men vlees moet lezen

men kan de telefoon alarmeren, in pillen uittreden
men kan oneindig zijn om zich te verkleinen

buiten op pleinen dreigt vallende stilte, binnen
steeds zachter haarstrelen, nergens is onweer –

Gerrit Kouwenaar, het bezit van een ruïne, 2005.
Met dank aan Peter Vermeersch – Ex. Over een land dat zoek is.

Archief

Ine Roox, De schaduwkant van een zonovergoten land

9 juli 2014

Ine Roox, De schaduwkant van een zonovergoten land

55. Vaak heb ik mij de vraag gesteld hoe het mogelijk is dat een maffialid zichzelf omschrijft als een overtuigde katholiek’, zegt de Siciliaanse oud-magistraat, zelf een praktiserende katholiek. ‘Ooit heb ik het ook gevraagd aan een maffioso, die ons net een honderdtal moorden had opgebiecht. Met een uitgestreken gezicht antwoordde hij: “Meneer de rechter, ik zweer u op het hoofd van mijn kinderen dat ik nooit heb gemoord vanuit persoonlijk belang, maar dat ik altijd daartoe eerst de opdracht had gekregen.” Voor mij staat het buiten kijf dat vulgaire maffiamoordenaars in Italië sociale erkenning hebben gekregen als “mannen van eer” die je moet respecteren, precies omdat de Kerk hen in het verleden heeft gelegitimeerd. Stilzwijgend heeft deze Kerk het vertikt om maffiageweld te veroordelen – ook al verwerpt de leer van Christus juist elke vorm van geweld.’ Pietro Grasso beschuldigt de Kerk van een jarenlange, stilzwijgende medeplichtigheid aan het fenomeen maffia, en aan de sociale aanvaarding ervan. Hij verwijst daarbij naar religieuze processies die volledig zijn gefinancierd door maffialeden, en naar de pastoor die uit dankbaarheid met zijn processie halt houdt onder het balkon van de lokale maffiabaas. ‘Waarom’, vraagt Grasso zich kwaad af, ‘heeft de Kerk zo lang aan haar functie om als een moreel kompas te dienen verzaakt, door maffialeden en hun kinderen met alle egards de katholieke sacramenten toe te dienen? Waarom al die maffiahuwelijken, -begrafenissen en -doopsels? In plaats van de maffialeden juist openlijk de deur te wijzen, desnoods te excommuniceren, hen uit de geloofsgemeenschap te bannen, weigert de katholieke Kerk wél de sacramenten aan wie gescheiden is of aan wie zelfmoord heeft gepleegd. Tegelijk spreekt de Kerk zich ook resoluut uit tegen de voorstanders van abortus en van euthanasie, in naam van een zogenaamd recht op leven dat maffialeden elke dag opnieuw met de voeten treden!’

270. In de boutade ‘In Italië is een vrouw ofwel de maagd Maria, ofwel een hoer’ schuilt een kern van waarheid. Het beeld van de vrouw in de Italiaanse media – een sexy stoeipoes die verder mag zwijgen – strookt niet helemaal met de sociale realiteit. Italiaanse vrouwen hebben geen politieke, maar wel een andere, verborgen macht. Italië is het land van de mammoni, volwassen mannen die moederskindjes blijven en hun moeder een leven lang zullen verafgoden. Kleine jongetjes worden in Italië rot verwend. Later leidt dat tot een ambigue relatie tussen moeder en zoon, waarvan de toekomstige echtgenote het slachtoffer zal zijn. Zij komt in een ongelijke concurrentiestrijd terecht met la mamma, een strijd die ze van haar leven niet zal kunnen winnen. Voor de Italiaanse man zijn er twee categorieën van vrouwen: eerst en vooral heb je zijn mamma, als de verpersoonlijking van de Heilige Maagd, en dan zijn er nog alle andere vrouwen. Dat nergens anders dan in katholiek Italië de Madonnacultus zo sterk is, kan geen toeval zijn.
In dat oerkatholieke Italië blijven seks en erotiek verboden terrein, want eigenlijk is het toch maar een beetje vies. Italianen zijn er wel op belust, maar het is ook zondig. Die overdaad aan bloot op tv is dus een beetje als gluren door het sleutelgat. Krachtig naakt kan Italië niet aan: een Italiaanse theatervoorstelling die in het Schotse Edinburgh ettelijke prijzen wegkaapte, werd in de Italiaanse pers slechts kort vermeld, en geen enkel theater durfde het aan het stuk te programmeren. De reden: het vrouwelijke hoofdpersonage houdt een lange monoloog, en is daarbij helemaal naakt.

275. In 2012 kwamen in Italië meer dan honderd vrouwen bij geweld om het leven. Halfweg 2013, in augustus, stond de teller van het aantal vermoorde vrouwen in Italië al op meer dan tachtig. Veruit de meeste slachtoffers werden omgebracht door een vriendje, echtgenoot of ex-partner, en veel van die vrouwen hadden de politie voor de fatale afloop laten weten dat ze werden lastig gevallen. De trieste balans is dat tussen 2000 en 2012 in Italië 2200 vrouwen zijn vermoord, en dat twee derde van die vrouwen is vermoord door hun partner of door een ex. In het land van mooie vrouwen en van dolce vita wordt volgens die cijfers ongeveer om de twee dagen een vrouw van het leven beroofd. Volgens een onderzoek door het Italiaanse bureau voor statistiek in 2007 naar mishandeling van vrouwen en seksueel geweld tegen hen, binnen en buiten de familiale context, worden 6,7 miljoen Italiaanse vrouwen tijdens hun leven het slachtoffer van fysiek geweld. In zowat alle rapporten – Italiaans of internationaal – scoort Italië bijzonder slecht wat vrouwonvriendelijkheid en geweld tegen vrouwen betreft. In een rapport van de Verenigde Naties uit 2012 wordt huiselijk geweld de ‘meest voorkomende vorm van geweld in Italië’ genoemd. Maar Italië is zich nog niet bewust van de omvang van dit probleem. Sommigen leggen zelfs een rechtstreeks verband tussen geweld tegen vrouwen en hun pogingen tot emancipatie.

Archief

Richard Powers, Orfeo

9 juli 2014

Richard Powers, Orfeo

205. Onzekerheid zal altijd een groei-industrie blijven. De economie is tegenwoordig afhankelijk van angst.

218. Omstanderseffect, genovesesyndroom. Momenteel was hij het veiligst in grote groepen. En dan vooral groepen jongeren die de neiging hadden vol gêne hun blik af te wenden van iedereen die zo slordig was geweest zichzelf oud te laten worden.

237. Het leven vult de wereld met kopieën van zichzelf. Zowel muziek als virussen zetten hun gastheren er stiekem toe aan hen te kopiëren.

Archief

vrt deredactie.be blog: De kronkelweg naar Rome

3 juli 2014

De kronkelweg naar Rome 



Een lange afdaling over een gammele landweg leek me te gevaarlijk voor mijn zwaarbeladen fietstrein en dus reed ik langs de strada statale door een grote industriezone. De helft van de gebouwen bood ruimte aan uitbundig onkruid op lege parkings. De andere helft had iets met stenen: kappen, zagen, vermalen, polieren. Kunstzinnige ateliers presenteerden aan de passant dansende dolfijnen en naakte dames die zich begoten met waterkruiken. Ik leek wel te hallucineren.

Marilyn

Dus in arren moede het eerste benzinestation opgedraaid voor water en koelte. Op een bruine skaien zetel met uitpuilende voering bestudeerde een hoogbejaarde man met
levervlekken mijn afstijgen. Hij knikte joviaal.

Ik stormde de bar binnen waar het wat koeler leek tot ik de dienster achter de toog zag. Struis met aangedikte rode lippen, een poker-face, een lange platinablonde pruik en een tenorstem
boven haar borsten die sonoor mee trilden. Ze repliceerde krachtig op flemende vragen van een rat met een zwarte bril die haar zowat met zijn kin op de blinkende formica toog lag aan te staren. Ze had eindeloos lange nagels in groene glitter en geen kouwe koffie, maar wel koud water.

Intussen was ik voldoende in beeld opdat ze mij bezorgd voorstelde een koffieshake te maken met ijsblokjes. En dan nog een fles spuitwater uit de koelkast. Haar verfrissing verhelderde ook mijn blik. De tatoeages van engelenvleugels op haar bovenrug waren nog prominent, die op haar armen gekrompen door het rimpelen van haar huid.

De hele bar bleek behangen met affiches van Marilyn Monroe. Aan de kassa hing de waaier foto’s van haar jongere zelf gesigneerd met ‘Marilyn’. Achteraan onder een bleirende flatscreen verstilde de huiskamersfeer met een oude man over een krant gebogen terwijl la mamma pontificaal zat tebreien binnen de gekoesterde microkosmos. Opa buiten op de bank en de resterende zoon aan de benzinepompen.

Jeugdige ritmiek

Bij mijn vertrek vroeg ik kraantjeswater voor mijn bidon. Ik kreeg galant ijsblokjes toe. Terwijl de rat continu aan haar gepruikte kop zat te zagen en haar simulatie van interesse niet bleek vol te houden, gebruikte ze mijn leed en zweet om hem even te onderbreken voor de verzorging van mijn bidon. Geen soigneur zou het beter hebben gekund dan zij die zo taalde naar behagen.
Mijn hallucinaties leken voorbij. Maar de hitte niet. Bij het bestijgen van mijn rijwiel zat de ouwe nonno nog steeds met open mond naar mijn fietstrein te staren. Hij leek uit op het waarheen, waar vandaan, waarom. Ik kon alleen nog ‘Roma’ uitbrengen waarna hij voor zich uit mijn reisdoel bleef herhalen in telkens een andere toonaard.

Die nacht waren de muren in de omgebouwde stallen van een sjieke Agriturismo erg dun. Het gebalk van stamboekezels waarmee gefokt werd voor het vlees van de veulens en het gekrijs
van pauwen om regen werd gelardeerd met ritmisch gebonk van een bedhoofd tegen de muur. Maar liefst drie sessies kort na elkaar na de eerste match van de Azzurri in Brazilië. Tegen de ochtend aan werd ik nogmaals gewekt door het gebonk. Dit keer was het trager en langduriger en werden pauwen en ezels opgeschrikt door een luide schreeuw uit de verbouwde stallen. Gelukkig geniet de Italiaanse jeugd nog volop van eigenliefde in haar dromen.

Bermmaaiers

Treurig oogt ’s ochtends het verbeten genot waarmee figuren met vizier en gele oordoppen motormaaiers hanteren. Vroeger sloeg men ook in Italie de hand aan de zeis of de pik. Liefdevol gehaard en gewet. De maaier zette zich in spreidstand rechtop en met het zingende blad sneed hij sierlijk grassen, onkruid en bloemen die in de voet geknakt werden afgelegd. Met schouders en bovenrug een Manetachtige serpentine draaiend kon je met zo’n zeis teder en ruisend snijden. De zeis was genadig voor de planten en ook voor de rug van de maaier. Gemeentelijke en private bosmaaiers zijn een aanfluiting van beschaving. Het razende lawaai, de wegspringende steentjes en de uitzinnige destructie van alle plantjes door een geselende plastiek draad laat een spoor van groene smurrie getuigen van hun nietsontziende brutaliteit.

Historische straten en pleinen ontberen dan weer bomen en schaduw. In die stenen woestijnen drukt de zinderende hitte van de middag als lood. Niet alleen in Italiaanse renaissancesteden.
Het lijkt wel besmettelijk hoe dat verlangen naar scherpe lijnen tussen licht en donker ook Vlaamse pleinarchitecten heeft aangetast. Minstens in de Kempen waar schaduwrijk groen plaats moet ruimen voor dure pronksalons die iedereen probeert te mijden. Van ontmoetingsplaats wordt de openbare ruimte een lege staalkaart van gevelarchitectuur.
‘La Città Ideale’ is een dwingende fata morgana: nacht in de middag.
In ‘Ali en Nino’ schreef Kurban Saïd reeds: ‘Misschien bestaat er slechts één juiste indeling van de mensen: in bosmensen en woestijnmensen. Het bos is vol vragen. Alleen de woestijn vraagt niets, geeft niets en belooft niets. De woestijnmens heeft slechts één gevoel en kent slechts één waarheid. De bosmens heeft vele gezichten. De fanaticus komt van de woestijn, de scheppende
mens van het bos
.’

Prelaat

De antieke bibliotheek La Malatestiana van Cesena is trots op de Unesco titel van Werelderfgoed. Rondleidingen worden druk bezocht door dames en heren op leeftijd – dus nog veel ouder dan ik – en in een ietwat andere outfit. Een van de dames van het selecte groepje dat ik mocht vervoegen voor mijn vijf euro kreeg een prikkelhoest van mijn bijeen gefietste aura. De begeleidende prelaat
gaf me ruimhartig een hand ter verwelkoming. Ook al had ik mijn fietshandschoenen aangehouden wegens lastig af te stropen. Vermits ze de vingertoppen vrij laten hoef ik ze
nauwelijks nog af te leggen tenzij bij een waterkraan of bij het smeren van UV bescherming. De monsignore onderhield met zwier zilvergrijze dames van betere katholieken huize en een wat
vertwijfelde man op hoge leeftijd. Met de fiets van Vlaanderen naar Rome, dat maakte wel indruk. Vooral gezien de ernst van de zonden die een dergelijke penitentiële bedevaart noodzakelijk
maakten. Hij vroeg me of ik een prelaat uit het Brugse kende. Helaas was ik niet gelovig, maar wel geïnteresseerd aan kerk en religie. Dat was toch wel een schok.

Maar ik kon iets zeggen over de miniatuurkunst van de gebroeders van Limburg uit Nijmegen met de ‘Très Riches Heures du duc de Berry’ en die kende de oude man ook, en bijgevolg werd mijn zondig ongeloof en fietsersoutfit met de mantel van de kenners toegedekt. Aldus begon de prelaat – kunstig goud met een robijn aan de vinger en een minstens honderd gram gouden ‘IHS’ op zijn gewelfde buik – met een mooie stem de koralen die voorlagen op de gedigitaliseerde lezenaar te zingen. Hij genoot van zijn sonore resonantie in de enorme zaal. De dames ook. Hij leek alle serieuze en dus Italiaanse pausen van de laatste honderd jaar zowat
persoonlijk gekend te hebben en vertelde bij die van de streek enkele gesmaakte anekdotes die mij ontgingen, behalve die over Pius de zoveelste die soberheid aanhing en stelde ‘Si pranzo, no
cena
!’ Al was ook hij daarvan geen liefhebber.

Het totemdier van de Malatesta clan – een Indische olifant wegens geheugen en volharding – troonde boven de indrukwekkende leeszaal met lange rijen lezenaars waaronder belangrijke te consulteren boeken aan de ketting. Licht langs links en rechts en een groot rozet voor de gang in het midden. Fascinerend hoe de Malatesta familie er toch maar mooi in geslaagd is met zo’n naam de intellectuele wereld van eeuwen te verleiden en de loef af te steken. Zelfs met hun cartografie probeerden ze het probleem van de wassende kaart in het platte vlak een oplossing te geven.
Mijn fiets-gps zou er nog wel bij varen.

Roma Termini

Op voorwaarde dat de op booking vermelde adressen van overnachtingsplaatsen correct werden aangemeld vindt mijn Garmin probleemloos de weg. Omdat de naam van Spoleto commercieel mooier klinkt dan Cortaccione, werd ook ik verleid tot een hotel waarvan het opgegeven adres op een snelwegviaduct bleek te liggen. Bij wegdeemsterende batterijen bood een jonge pompbediende gelukkig redding. De Via Flaminia naar Rome had een tunnel die fietsers naar Terni op het oude steile stuk dienden te ronden en vermits vanaf Narni nog veel klimmersvreugde tot Rome opteerde ik – na een droeve nacht in het hotel dat net door een ietwat anarchistische coöperatie was overgenomen – meteen voor de trein naar Termini.

In Italië kan je voor vijf euro extra blijkbaar overal je fiets meenemen. Meer nog, de vriendelijke stationschef van Spoleto zou bellen om te weten in welke wagon ik terecht kon voor de snelle trein van Ancona naar Roma Termini. Gelukkig vertrok die ook nog eens op spoor 1 waardoor ingewikkelde toestanden om op het juiste perron te geraken mij bespaard bleven. Tegen de aankomst van de trein liet de chef weten dat het de laatste wagon was. Dus ik naar het einde van spoor 1 waar twee schattige novicen in een grijze voddige pij met blote voeten op sandalen hun aardse schoonheid probeerden te verbergen onderwijl op echte iPhones sms’end. Ik was er helemaal klaar voor wanneer de ene non haar zuster en mij verontwaardigd porde met de mededeling dat de trein voor Rome op spoor 2 zou stoppen. Het had iets van ‘Les vacances de monsieur Hulot‘: iedereen door de smalle ondersteek naar spoor 2. Als laatste de reiziger met fiets en zware bagagetrein.

Het spoorwegpersoneel dat op de perrons borden verving door exact dezelfde borden dat je niet over de sporen mag voor perronwissels, maar dan nu in een versie op inoxpalen, hielp me mijn hele hebben en houden inladen. De tunnels, het landschap en het regenweer onderweg bevestigden mijn keuze voor de trein in dit laatste stuk naar de Eeuwige Stad. Het vlakke gedeelte tussen Terni en Narni was de moeite niet wegens monotone nieuwbouw na de bombardementen van de tweede werelddoorlog en verder enorme industriezones.
In Roma Termini eindigde de trein op het meest achterlijke spoor, dus een halve kilometer lopen eer ik uit het station was. Ik heb me daar aan de noordkant tussen de pakjesbedelers, dealers en
Somalische dames helemaal opgetuigd voor de trip naar de Centrale Montemartini waar ik voor de derde keer de Polyhymnia zou bezoeken.

De Via Merulana

De gps voerde me wel langs de Piazza Vittorio Emanuele midden Chinatown waar ik vijftien jaar geleden met de kinderen nog via Best Western geld moest beuren omdat de Italiaanse
bankautomaten toen zo mogelijk nog slechter werkten en mijn kaart niet wilden herkennen. Ik herinnerde me de merkwaardige tocht door een quasi uitsluitend Zwart-Aziatische buurt. Nu huizen
er meer Indiërs en Pakistani. En zo stond ik plots alleen met mijn fiets op de Via Merulana waar we toen logeerden niet ver van een museum van vooral Afghaanse kunst.

Op die Via Merulana was het een verschrikkelijke herrie van mensen die vanuit open autoraampjes de file van de nodige commentaar voorzagen. Een camionette liet mij toeterend oversteken en bijna werd ik gepakt door een halve gare die met zijn brullende moto voorbijstak maar mij niet had verwacht. Hij slingerde vervaarlijk bij het ontwijken. Een getier en gevloek in regel volgde, waarvoor ik de chauffeurs zeer heb bedankt.
Frans Denissen leek niet voor niets Carlo Emilio Gadda te hebben vertaald als ‘Die gore klerezooi in de Via Merulana‘.
Vandaar via een raar gps-parcours tegen het verkeer in – zonder overzichtskaart op de tast als het ware – langs het Colosseum naar de Pyramide van Cestius. Langsheen de Cimitero Accatolico naar de via Ostiense 106 alwaar de Centrale Montemartini staat.

Polimnia

In deze oude elektriciteitscentrale staat het modernste beeld van de Capitolijnse Musea, wellicht van de hele klassieke oudheid. De manier waarop dit meisje als de muze Polimnia afgebeeld werd, is adembenemend. De jonge vrouw leunt in haar stola met haar kin op haar vuist waarbij ze met de elleboog steunt op een abstracte boomstam. Ze denkt na, open en vrij maar behoedzaam en ook wel terughoudend in haar hunker naar schoonheid.
Toen ik dit beeld voor het eerst zag, werd ik niet alleen door de omgeving maar vooral door haar houding omver geblazen. Dat mensen toen een dergelijke beeld konden en durfden maken,
bestellen, betalen en nadien voor de komende barbaren verborgen als hun kostbaarste bezit, blijft mij verbazen. Wegens voor de derde keer op bezoek bij deze Polimnia, nu met de fiets vanuit België, verleende de stad Rome in hoofde van de loketbediende mij een gratis ticket.
Ik ben eerst uitgebreid naar de propere toiletten geweest om mij mentaal en fysiek te fatsoeneren voor deze lang verbeide ontmoeting. Eerst heb ik uitgebreid de kelderverdieping gedaan. Nu zag ik de link die de Capitolijnse Musea leggen met hun reservestukken en de industriële archeologie van dieselturbines die Franco Tossi uit Legnano destijds installeerde voor stroom en licht in de Eeuwige Stad. Witmarmeren beelden zonder actuele functie versus zwart, nutteloos geworden
gietijzer en staal. Zachtjes ben ik naar boven gegaan, naar de zaal van de beelden. Ik heb niet naar de Polyhymnia gekeken, ik hield mijn blik afgewend en ben eerst alle andere beelden langs geweest en heb ook veel foto’s gemaakt. Maar er was een gids met een grote Italiaanse school aan een rondleiding bezig, en dus moest ik wel, voor zij om haar heen zouden
dringen.
Ze was er nog steeds en precies zoals ze in mijn herinnering bestond: na tweeduizend jaar en tweeduizend kilometer een van de meest menselijke beelden uit de oudheid. Hoe men zo lang geleden schoonheid herkende in dit van oorsprong Griekse beeld en de indruk die zij vandaag op ons maakt. Hoe ze mij telkens weer verrast, verwondert en verleidt.
En hoe wie haar in huis had, haar schoonheid probeerde te verbergen voor de barbaren die naar Rome optrokken. Hoe dit witmarmeren beeld bijna zeventien eeuwen in een afgesloten kelderruimte voor zich uit staarde omdat wie haar verstopte, gevlucht, vermoord of dood was en dus niemand na een generatie nog van haar bestaan afwist. De herinnering aan haar stierf met wie haar ooit zag en lief heeft gehad. Van zoiets smelt ik nog steeds.
Daarna ben ik behoedzaam de rest van het museum langsgegaan achter een groep Amerikaanse studenten met een verstandige lerares. Het was allemaal nog veel mooier dan ooit tevoren, vooral omdat ik er uiteindelijk eens echt tijd voor kon nemen. Alleen met mijn herinneringen en de tijdeloze schoonheid van deze Polimnia. Geruststellend ondanks de barbaren, tenminste voor mensen die bereid zijn zichzelf te blijven bevragen over wie ze zijn, waar ze vandaan komen en waar wie na hen komt, mogelijk eindigen zal.

Caminante, no hay camino.

Reiziger, jouw voetsporen
zijn de weg en niets meer;
Reiziger, er is geen weg,
die maak je door jouw stappen.
Gaandeweg ontstaat het pad,
en kijk je om dan zie je de weg
die je nooit meer zal gaan.

Reiziger, er is geen weg
alleen schuimsporen op zee.

Antonio Machado

Archief

vrt deredactie.be blog: Leven is bewegen

3 juli 2014

Leven is bewegen


In een oeroud BRT interludium op de beeldbuis konden Canadese houtvesters nooit stilstaan op hun rollende bomen die als een reusachtig vlot door de rivier naar zagerijen aan de kust werden gedreven. Zo dreigen ook mensen die niet bewegen tussen de wiebelende stammen waarop wij leven het water in te glijden. Deel 3 van de mijmeringen tijdens een elektrische fietstocht naar Rome en terug.

Gezwinde trance

Leven is bewegen om evenwichtig te bewaren. Zeker op de fiets is geen stilstand mogelijk behalve ‘surplacen’ bij sprintende pistiers. Zonder beweging verliest een fietser zijn dynamisch evenwicht en zonder tegensturen vallen we in bochten naar binnen.
Ook mentaal is beweging noodzakelijk om een paar duizend kilometer recht te blijven. Ondanks gps missers, gebroken spaken, kapotte pedaal, versleten band en remblokjes, geplooide spiegels.
Zoals mijn Bion X motor resets nodig heeft, behoeft een eenzame fietser ook in zijn gedachten noodzakelijke resets. Lang fietsen voert tot trance, waarbij de vaart en het genot van de altijd durende gezwindigheid knie-, nek- en rugpijn tempert. Ook het gevoel in handen en kruis en de mentale alertheid zwakken af: tijd om de beweging te onderbreken.

Water

De stramme pijn speelt op in alle spieren wanneer bij een storm massa’s water over de lamentabele asfaltwegen stroelen. Dan blijken op landwegen – waar ik voordien nog speurde naar waterpunten om de hitte te compenseren – alle huizen en schuiloorden achter hekken gesloten. Een enkele verkoopt fruit van eigen teelt en heeft een overdekte patio waar de vrouw des huizes nog gauw ramen en deuren sluit en toestemt in mijn smeekbede voor onderdak bij haar afdak: ‘Shelter from the storm’.

De betekenis van water bij lange fietstochten is zeer dubbel.
Het is je beste vriend, trooster bij een moeizame klim, beloner bij een welverdiend oponthoud. Het is je enige airco in de hitte van de volle middag wanneer de rijwind je natgemaakte fietskleding koelend droogt.

Maar het kan ook in plots opkomende hozende stortbuien tekeer gaan. Waarna de zon weer onthaald wordt door het lokale vogelbestand. Het vinkendialect wisselt zowat om de dertig kilometer, met of zonder suskewiet.

Europa’s mooiste fietspad

Voorbij de Reschenpas klinkt het ruisen van de snelstromende Etsch/Adige als muziek wanneer ik bij een wegomlegginkje weer eens verloren reed in de immense appelboomgaarden. Wanneer de GARMIN Edge Touring gps van slag is, helpt het geluid van het water in het bomenlabyrint de weg terug te vinden.
De enorme vallei van de Adige is een boomgaard van tegen palen opgebonden smalstammen, met althans in de verkoop langs de weg lekkere appels (van vorige oogst).
Wanneer de ochtendnevel tussen de bergen rondom verdwijnt en de zon nog fris is, geeft de rivier zelf een basisruis met daar bovenop vogels in alle toonaarden. En dat in een decor van vijftig tinten groen. De fietspaden zijn een onderdeel van een zeer uitgestrekt en goed aangelegd netwerk dat zich na de Via Claudia Augusta langs de Adige graag het Keizerin Maria Theresia fietspad laat noemen.
Naarmate de dag vordert zijn er meer wielrijders op pad. Tourfietsers en gezinnen met kinderen, die goed leren rijden over lange trajecten. Zowat de helft blijken lokale Duitstaligen. De anderen komen uit Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Een enkele Nederlander of Vlaming. Tegen de middag wordt het geluid van de rivier gedempt tot zacht murmelen wegens hoge waterstand en trager verval.

In tegenstelling tot Trentino Alto Adige zijn de wegen in de Veneto lamentabel. Lokale en landbouwwegen lijden het meest onder de provinciegrens met de Alto Adige Trentino.Tot daar loopt het asfalt als een biljartlaken en vanaf het Veneto-bord is het brokkelig met scheuren, bijgegoten met teerpotten, losgereten, uitgevreten en dan vooral de zijkanten waarvan je als fietser ten volle mag genieten. Subsidies voor de aanleg van veilige ronde punten op nog halflege shoppingzones werden in de Veneto ook maximaal benut. Inclusief rood geschilderde nieuwe asfalt tussen hekken om de verschillende verkeersstromen naar nergens te scheiden. Die nieuwe fietspaden leiden vaak naar abrupte stops met forse drempels, waarvoor je alle remmen dicht moet gooien om erger te voorkomen.

Hoofdstad van de fiets

Van Verona over Ferrara naar Ravenna fiets je door de Bucolica van Vergilius, langs Savonarolla die nog steeds met wijde armen van onder een dreigende capuchon het stedelijke verkeer staat te regelen. Giorgio Bassani vertelt in ‘Het verhaal van Ferrara’ hoe zijn generatie jonge mannen op het plein schijnbaar achteloos onderuit gezakt op een cafestoel de meisjes aanschouwden die na de dienst koket de Duomo verlaten. Vandaag kan het niet meer wegens het plein een bouwput. En ook niet omdat meisjes – zoals die van Ferrarese schrijver – de Duomo niet echt meer frequenteren. Misschien nog wel de tennisclub zoals in zijn ‘Il giardino dei Finzi-Contini’.

Ferrara gaat prat op de slogan ‘hoofdstad van de fiets’, zoals Hasselt die van de smaak.

Het is een wat speciale titel voor de onoverzichtelijke vloot versleten rijwielen die de stad hebben ingenomen. Tegen het stelen, zeggen sommigen. Goedkoop vervoer in een studentenstad kan ook. Maar vaak gaat het om aftandse rijwielen met een ferme antiquarische waarde die goed onderhouden worden. Met zo’n rijwiel kan je in de stad flaneren zoals hoogbejaarde fietsers over de mooie fietspaden cruisen in roze of gele wollen koerstrui op mintkleurige Colnago’s uit de jaren zestig van de vorige eeuw.

Mausoleum

En dan is er Ravenna. Bij het mausoleum van Theodorik de Grote is alles nu uiteraard anders. De grafkamer van de eerste koning van Ravenna is onderdeel geworden van de nieuwe toeristische. route van de religieuze mozaïeken. Al was hij als Ostrogoot niet-katholiek, maar Ariaan. Het mausoleum bergt geen mozaïeken meer, en geen levenslabyrinth. Geperforeerde metalen deuren hoeden de duistere leegte.
Van Patrick Lateur die recent nog de Ilias van Homerus vertaalde in vijfvoetige jamben, kreeg ik het indrukwekkende vers uit zijn bundel ‘Ravenna’ toegestuurd.

Mausoleum

‘Ik kan Boëthius nu niets meer vragen,
mijn vriend, een man van wijsheid, mijn verrader.
Hij stierf vertroost, mij vreten onbehagen
en onrust aan, mijn dood komt alsmaar nader.

Men bouwt mijn graf buiten de stad: de luister
van oude keizers en de geest van Goten,
een kalken decagoon rondom het duister
van leegte met een monoliet gesloten.

Lemuren groeten me terwijl ik traag
de trap beklim, me hoed voor de fantomen
en loer in mijn porfieren sarcofaag.
Laat nu het orthodoxe gif maar komen.’

(Ravenna, P, Leuven, 2001)
 Fiamminghi op de fiets

Ik ben hier dertig jaar geleden naartoe gereden omdat de foto ooit in een boek van Latijn of geschiedenis stond. Bij mijn eerste bezoek kwam deze ‘kalken decagoon met een monoliet gesloten’ mij al zo vertrouwd voor dat ik er mijn fiets tegenaan zette als kwam ik thuis in de deuropening. Wellicht werd ik ook verleid door de vertrouwde vorm en verhouding zonder ornamenten rondom het ‘duister van leegte’ die we zelf invullen.

Daar stond ik dan: magerder, peziger, onschuldiger en daardoor zelfbewuster. Want ik had me nog niet zolang met pijn en moeite geïmmuniseerd tegen de orthodoxie van Marx en wie na hem kwamen. Nu sta ik er oog in oog met mijn jongere zelf en wat allemaal nog komen zou en intussen voorbij is, of volbracht. De bewaker die zijn bezoeker alert observeerde, raadde me aan om ook het Baptiserium van de Arianen te bezoeken. Het was waarlijk verbluffend.

Een beetje zoals de ontmoeting met hoogbejaarde klanten bij een onooglijke fietshersteller die wel de juiste pedalen en het juiste spatbord uit zijn chaotische verzameling kon toveren.

Ze vroegen me of ik Vlaming was of Waal, of zoals Eddy Merckx beide. Ze kenden Rik Van Looy. En Rik van Steenbergen, dat was de grootste van allemaal. Als hij niet zoveel werk had met al die vrouwen, zei er een. Dat was later, zei de fietsenmaker in een grijze stofjas met blauwe latex handschoenen.
Fiamminghi op de fiets, het is ook altijd wat.

Archief

vrt deredactie.be blog: Zen en de kunst van het fietsen

3 juli 2014

Zen en de kunst van het fietsen.


Tien jaar geleden fietste ik met mijn zoon en zijn vriend van Turnhout naar Marseille om mezelf terug te vinden na enkele uitputtende jaren in het beweeglijke spel van de macht. Of wat er toch in parlementen, commissies en raden voor door moest gaan. Dat fietsritme lijkt nu terug. Het heeft wel wat oefening gevraagd en vele dagen van 100 km. Maar behoudens een valpartij in een Zuid-Hessische hoogstamboomgaard met hooiweiden die traditioneel de dorpen omkransen, begin ik zachtjesaan opnieuw evenwichtskunsten op een zwaar beladen fiets met bagagekar te ontwikkelen.

Oefening baart kunst

Zoals ik dertig jaar geleden in veertien dagen van Athene naar Antwerpen kon fietsen – weliswaar met de ferry van Patras naar Brindisi – is mij niet meer gegeven. Maar toch, in het aanschijn van de finale afdaling van mijn leven word ik als eenzame fietser kromgebogen over mijn stuur weer optimistisch zoals ik mij een weg baan door wind en regen, vliegjes en rijen mee- en tegenfietsers aan de oevers van de Rijn.

Er is ook de vreugde van herkenning, zij aan zij fietsend met enorme vrachtschepen die brandstof, bulk en containers vanuit Rotterdam met wijde boeggolven stroomopwaarts naar het zuiden duwen. Tussen de rotsen van de Lorelei roept de containerbak ‘Marjan’ uit Barendrecht met de scheepshoorn pleziervaartuigen wakker die zich etaleren op de machtige stroom.
’s Zomers doorkruiste ik na gedane arbeid graag de Maasstad met de fiets. Aan de Rijnhaven en de Afrikanerbuurt hoorde ik hoe bannelingen zoals ik en menselijk wrakhout uit heel de wereld alert gehouden werden met de vaste sirenes en het loeien van de schepen.

Na de Sneeuweifel lijkt aan de boorden van de Rijn ‘willen, kunnen en uitvoeren’ weer te versmelten in het ronddraaiende fietspantheisme. Dan wil je wel juichen: ‘Es geht, es geht, es geht!’, aldus de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, die hier wat verder in Karlsruhe fascinerende leerstellingen bouwt aan de voormalige Fachhochschule.

Maar als de mens inderdaad de mens voortbrengt, doet hij dat juist niet door middel van de arbeid en de concrete resultaten daarvan, ook niet door de tegenwoordig zo veelvuldig geprezen ‘arbeid aan zichzelf’, en al helemaal niet door de als alternatief gepresenteerde ‘interactie’ of ‘communicatie’: hij doet het door te leven in oefeningen.” ( Peter Sloterdijk, Je moet je leven veranderen.

Trekken en duwen

Fietsen langs de Rijn en volgens de Reitsma-route naar Rome kan nu zonder een dwingend verlangen. Vroeger lokten uitdagingen mij als de wortel een ezel op weg naar oneindig. Nu heet zoiets vaak ‘drive’, toen nog meer verlangen. Langs prachtige promenades met mooie Biergarten en parken smaakt dit vandaag onder een vrolijke zon helemaal anders.

Al fietsend word ik nu meer geduwd dan verleid. Niet alleen door mijn Bion X elektrische fietsondersteuning.
Jeugdig verlangen we vaak naar snelheid en efficiëntie ook al is het leven nog jong en hebben we vermoedelijk nog jaren te gaan. Toen selecteerden we nog overal culturele toppers die we absoluut eens grondig zouden bezoeken zoals boeken die je tot aankoop verleiden om later te lezen. Dat ‘voor later’ krijgt een omvang die je nooit nog redelijkerwijs kan uitlezen, laat staan grondig bezoeken. Voor ieder landschap, kunstvoorwerp, gedenkteken of museum is het nu mijn laatste keer gezien de kans op een nieuwe ontmoeting eerder asymptotisch op oneindig ligt.

Gelukkig helpt de vreugde van jaren vol herinneringen mezelf milder te stemmen in de spiegel. Verleiding zit nu eerder in de beweeglijke rust van een wankel evenwicht tussen ketting en kamwiel. Het ritme van de trappers oefent de verwondering die mij zover gekregen heeft.

Permanent infinitesimaal oefenen helpt niet alleen je eigen limieten de veel te steile helling op met de kleinste versnelling en maximale ondersteuning. Desnoods duwend naast mijn ‘radicaldesign -cyclone’ bagagetrein die gelukkig goed spoort, ook bij snelle afdalingen.
Infinitesimaal oefenen helpt ook bij vallen en weer opstaan zoals Sisyphus zijn rotsblok telkens weer naar boven duwde waarbij we hem volgens Albert Camus als een gelukkig mens moeten voorstellen. Hij is ook gelukkig, want hij tart met iedere stap of trap de absurde en zinloze wil der goden.

Vaderdag, geen moederdag

Veertig dagen na Pasen wordt in Duitsland vaderdag gevierd op de christelijke feestdag van Hemelvaart. Dan keerde de Verlosser immers terug naar Zijn Vader.
En dus worden in Noordrijn-Westfalen bushokjes en reclamepanelen met het oog op Hemelvaart voorzien van een zwart-wit-rode affiche voor een vat Keuls bier dat zich aanprijst met de slogan “Ist ja schließlich kein Muttertag” (Uiteindelijk is het niet Moederdag).
 

Langs de oevers van Rur worden passerende fietsers geconfronteerd met knapen die in groepjes geconcentreerd op bierflesjes zuigen. Ze voeren bier aan in bakken op bolderkarren, waarbij steevast een forse geluidskast met hectische muziek. In de uiterwaarden organiseren sommige gemeentebesturen zelf vaderdagvieringen waar jong met oud moet verzoenen bij traditionele spelletjes en optredens van lokale vedetten. Pils wordt wel eens opgekrikt met schnaps wat de gemoederen verhit waardoor politie nooit ver weg is.

Gebrek aan eigenliefde

Soms nodigt zo’n groepje een zwaar bepakte fietser uit voor een fles tegen de dorst die nog komen kan. Maar naast het flesje gezelligheid hoor je alleen de boxen, waarbij de 16 plussers sloom zwijgend voor zich uit staren. Enkel ritmisch wiegen op de muziek veroorzaakt nog enige solidaire deining. Een enkeling lijkt ver heen in een spastische Sint Vitusdans op een vermoedelijk ritme uit de eigen oordopjes. Keer op keer reiken zijn lijf en leden asymmetrisch hoog omhoog zoals het beeld ‘Verwoeste stad’ van Zadkine in Rotterdam. Maar alleen bij deze puistenbleke knaap in het zwart gekleed steunt het teken van afschuw op verlangen. Niemand keurt zijn broeder een blik waardig. Iedereen verzinkt in een eigen waas. Tenslotte is het vandaag toch geen Moederdag. De bloem van de Duitse natie is op echte vaderdag iedere narcistische eigenliefde verloren. Het Duitse geboortecijfer is dramatisch gedaald tot slechts 0,72, waar een vrouw toch 2,1 kinderen moet baren voor een stabiele bevolking.

Aan de oude dorpspomp schurken fuchsia en paarse vespa’s tegen elkaar aan waarop meisjes zitten te roken en luidruchtig woorden wisselen. Alleen bedrijfswagens van sponsors en kleine jongetjes op de fiets dragen nog de fiere kleuren van de Mannschaft voor zich uit.

Te veel narcisme

Oudere en beter boerende Duitse jonge mannen en vrouwen hebben het laatste decennium in nauw aansluitende fietspakjes de wielerkunst ontdekt. Langs populaire parcours die op internetsites gretig becommentarieerd worden, laveren zij snedig op slanke koersfietsen tussen bejaarde wielertoeristen die dementie proberen te bestrijden op oerdegelijke e-bikes.

Sommige racers dragen een ‘gopro’- camera op helm of stuurstang om het hele parcours of de spectaculairste episodes op te nemen en de wereld via you tube van hun krachtige schoonheid kond te doen.

Maar een vloeiende aaneenschakeling van beelden ontbloot ongenadig de werkelijkheid zodat herinneringen geen ruimte meer krijgen voor eigen verhalen. Zoals vele film – zelfs gemonteerd – genadeloos het kijken bepalen, laten foto’s verstilde ruimte voor de fantasie van wie kijkt.
Foto’s zijn zelfs digitaal genadiger voor de herinnering van wie achterwaarts op het leven terugblikt.
‘Gopro-Hero3’ filmpjes manipuleren een technische werkelijkheid die geen ander verhaal meer toelaat. Zo wordt ook hun narcisme steriel en dreigen ze hun creatieve drive te verliezen.

Ze werden voor de keuze gesteld koningen of koeriers te zijn. Zoals alle kinderen wilden ze allemaal koeriers zijn, daarom zijn er louter koeriers. En omdat er geen koningen zijn, lopen ze doelloos in het rond en roepen elkaar hun zinloos geworden berichten toe. Graag zouden ze een einde aan hun ellendige leven willen maken, maar vanwege hun ambtseed durven ze dat niet‘. (Franz Kafka 1914)

Archief

Joke Hermsen, Kairos, Een nieuwe bevlogenheid.

26 mei 2014

Joke Hermsen, Kairos, Een nieuwe bevlogenheid. uitgeverij De Arbeiderspers

In opvolging van Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst. 2009’    publiceert Hermsen nu met Kairos alweer een bijzonder indrukwekkend boek over vele aspecten van tijd en tijdsbeleving.

Over de Parreisia:

14. De Franse classica Monique Trédé schetst als een van de eerste Europese academici in haar boek Kairos. L’a-propos et l’occasion (1992) een uitvoerig overzicht van de betekenis van het begrip Kairos. Voor Hesiodus, na Homerus de oudste ons bekende Griekse dichter, representeerde Kairos eenvoudigweg ‘alles wat goed is’ voor de mens: ‘Let op de maat, want in alle situaties wacht je het beste het juiste moment af.’ Voor de Griekse geneesheer Hippocrates betekende Kairos het kritische moment waarop er door een arts ingegrepen moest worden: ‘Het leven is kort, de wetenschap is groots, maar Kairos is scherp’ (p. 47).

Momenten van crisis boden een uitgelezen kans om Kairos bij zijn lok te grijpen, want als de nood het hoogst is, dwingt de tijd je om hem te onderbreken en een kairotisch ogenblik te creëren, zodat de crisis bezworen kan worden. Ook in de kunst en de pedagogiek speelde Kairos een rol van doorslaggevende betekenis.

(…)

Voor de filosoof en pedagoog Isocrates, die nog invloedrijker was dan Plato, gold Kairos zelfs als de enige zinvolle doelstelling van onderwijs en opvoeding. Hij verbond de kunst van het opvoeden, de paideia, in vrijwel al zijn teksten aan het Kairos-ogenblik. Hoeveel feiten en wetmatigheden de leerlingen ook kenden, pas als ze deze naar eigen inzicht op de immer veranderende werkelijkheid wisten toe te passen, kon er sprake zijn van een geslaagde opvoeding.  In ‚Tegen de sofisten’ bekritiseerde Isocrates het onvermogen van de sofisten om Kairos in hun redevoeringen te betrekken: zij bekommerden zich volgens hem niet om de juiste timing of maat, noch om de specifieke omstandigheden, maar maakten van het argumenteren op zich een spel, dat zo losgezongen werd van de specifieke context en volgens hem daarom nutteloos was.

De Franse filosoof Michel Foucault heeft in zijn laatste colleges die hij in 1983-1984 aan de universiteit van Berkeley hield, het kairotische ogenblik van Isocrates verbonden aan het Griekse begrip parresia, dat vrijmoedig, oprecht en waarheidsgetrouw spreken betekent.  Deze vorm van waarheidspreken – ‘le dire vrai’– betekende voor hem dat de spreker eerlijkheid, subjectiviteit en waarheid verkiest boven het herhalen van clichés, dat hij of zij zich kritisch durft uit te spreken tegen de heersende opinies en de morele plicht stelt boven het eigenbelang.  ‘Parresia’ houdt ook in dat de spreker in het verwoorden van zijn of haar ‘waarheid’ risico’s moet durven nemen en de eigen sociale positie op het spel wil zetten.  In plaats van reeds geaccepteerde meningen te vertolken die de eigen positie binnen de maatschappij bevestigen, moet de spreker op het juiste moment de moed opbrengen zijn of haar ‘waarheid’ te vertolken die niet alleen voor verandering van inzicht, maar ook voor de noodzakelijke heterogeniteit of pluraliteit binnen een samenleving kan zorgen.  Voor Foucault waren bezinning en zelfreflectie belangrijke voorwaarden om Kairos te laten verschijnen. ‘Ken het geschikte moment’ was in de klassieke oudheid sterk verbonden met het motto van het orakel van Delphi: ‘Ken uzelf.’  De diepgaande reflectie en aandacht die Kairos vraagt, werkt als het ware naar twee kanten toe. Alleen een grondige reflectie op de eigen grenzen en mogelijkheden en het zorg dragen voor de eigen ziel – hetgeen door de Griekse filosofen als de belangrijkste taak van de mens werd beschouwd – stelde je in staat de wereld en de anderen te beoordelen.

Multitasken in Plato’s grot.

30. Voordat de ‘homo digitalis’ transformeert in een van Plato’s grotbewoners – die met boeien is vastgeketend aan zijn tablet en alleen ‘maar zwijgend voor zich uit kan kijken’ en zijn beeldscherm voor de werkelijkheid houdt – is het tijd tot enige bezinning te komen. In haar commentaar op Plato’s grot betoogde Arendt dat juist de twee meest significante menselijke activiteiten: spreken en handelen (lexis en praxis) bij deze grotbewoners ontbreken. Vervolgens trok zij de lijn door naar de aan amusement en televisie verslaafde mens, die dermate vervreemd dreigt te raken van die twee activiteiten dat hij moeite krijgt een eigen standpunt of inzicht naar voren te brengen. Haar essay ‚De crisis in de cultuur’ verscheen al in 1954 en we kunnen ons alleen afvragen hoe haar stellingen zouden luiden als ze een kijkje in onze huidige digitale wereld kon nemen. In hoeverre is de permanent zappende en digitaal multitaskende mens nog in staat om tot diepgaande reflectie over zichzelf en over de wereld te komen? Voor Arendt betekende het niet langer uitdrukking kunnen geven aan onze persoonlijke inzichten de teloorgang van de democratie, die als belangrijkste pijler de pluraliteit, oftewel het kunnen en mogen verschillen van elkaar, kent.

Wetenschap en kloktijd

47. Hoewel de Chronostijd noodzakelijk is om ons leven en de maatschappij in te richten, heeft deze als zodanig niets met tijd te maken, meende Bergson, maar is het een ruimtelijke, statische en homogene benadering van tijd. De wetenschap hanteert de kloktijd, omdat deze een prettig neutraal en onveranderlijk decor vormt voor onderzoek, maar gaat daarmee voorbij aan het dynamische en veranderlijke karakter van tijd. Feitelijk hanteert de wetenschap aldus een tijdloos model van tijd, zoals onlangs ook de vooraanstaande, Amerikaanse theoretisch fysicus Lee Smolin beweer – de in zijn boek Time Reborn (2013). Van Newton tot aan hedendaagse kwantumfysici bestaat er volgens Smolin een consensus dat het universum wordt geregeerd door absolute ‘tijdloze’ wetten en dat tijd op zich een illusie zou zijn, iets wat in het geheel niet strookt met onze ervaring van tijd. Hoewel tijdelijke processen ons leven beheersen – we worden ouder en niet jonger – wordt dit ‘wordende’ en onomkeerbare proces niet in wetenschappelijke modellen verdisconteerd. Smolin pleit ervoor ‘de tijd als een tijdelijk fenomeen terug in het centrum van de wetenschap te plaatsen’, precies zoals Bergson dit zo’n honderd jaar voor hem deed.

Lees verder »

Archief

vrt deredactie.be – blog: Fietstocht langs mijn jeugd

26 mei 2014

Glück Auf!



wo 21/05/2014 – 11:45 Lange fietstochten vragen enige voorbereiding met het oog op weer- en wegomstandigheden, nachten en dagdromen. Ook bij fietsen baart oefening kunst, met pijn. Zij het met mate en pas na lange dagen van vele kilometers. Nostalgie vindt zo vrede in herinnering, zonder pijn van het zijn.



Tour of duty


Mijn fietstocht naar Rome begint voor mij als een ’tour of duty’ door een ver verleden met als eerste tussenstop de zwaar verontreinigde site van de intussen gesloopte asbest-cementfabriek van Mollith-Johns Manville-Balmatt aan het kanaal te Mol Donk. Bijna veertig jaar geleden draaide ik daar eindeloze drieploegendiensten aan de lopende band in de lakspuiterij waar op maat gebroken asbest-cement leien of golfplaten gelakt werden met verf op basis van giftige oplosmiddelen.

Om de kloktijd te doden binnen een wolk van lawaai restte mij enkel hoofdrekenen, liedjes en verhalen herhalen. Tijdens de aflos voor een drink- en plaspauzes bood ‘Het Volk’ van de ploegbaas – tevens ACV syndicaal afgevaardigde – met de columns van kanunnik De Swaef en Heer Bommel van Marten Toonder soelaas.
Asbestvezels werden in die jaren zeventig van de vorige eeuw nog als onovertroffen voor sterkte en vuurbestendigheid van bouwmateriaal gepromoot.

Intussen resten van die reputatie enkel nog blackfields en kankers van de long-, buik- en hartvliezen. Melk werd gratis verstrekt en menig jong gepensioneerde werkmakker werd vroeg begraven.




Groenten uit Balen


Langs de Rozenberg voert ons peddelwerk naar de oude Glaverbelsite – nog steeds in bedrijf maar lang niet meer zoals in de hoogtijdagen van het dubbel glas. De Casino als Biedermeyerruïne ligt tegenover de glasfabrieken te wachten op enig erbarmen. Midden de jaren zeventig waren politieke dromen van een maakbare betere wereld nog geen nachtmerries. Althans niet voor ons.

Waar konden we ons beter proletariseren dan in het aftandse industriële miserabilisme van de Kempen? Als kleinburger schuldbewust universitaire aula’s inruilen voor stakingspiketten en fabrieken zou ons een andere kijk op de werkelijkheid bezorgen. Door leven en werken onder het proletariaat zou ons denken immers nog op de valreep als staal worden gehard.
Aan de oude Vieille Montagne zinksmelterij van Balen Wezel die intussen Nyrstar heet, voert het iconische bruggetje uit ’Groenten uit Balen’ over het kanaal naar Beverlo.




Schietkatoen drogen


Van de nog oudere PRB - Poudreries Réunies de Belgique – herinner ik me de zaligspreking van een oude arbeider dat je van nitroglycerine wel hoofdpijn krijgt maar dat zink en lood van bij de buren de zoete dood heet.

Op het immense terrein werden springstoffen gefabriceerd in lange rijen bunkers. De vaatverwijdende effecten van de nitroglycerine voerden na ieder weekend tot misselijkheid en overgeven boven de mengmolen met schietkatoen. Alternatief werk was het frezen van de kopstukken voor de ontstekers bij vers afgevulde mortiergranaten die in die tijd met andere zware munitie in treinladingen naar Afrika verscheept werden. Het drogen van schietkatoen was een eenzame job naast een steeds met water gevuld bad in openlucht. Voor het geval er toch een vonk zou ontstaan.

Het bedrijventerrein is intussen ontmanteld. De vroegere Buskruitstraat heet nu Japanse Kersenlaarstraat en de failliete ’Poeier’ maakte plaats voor Ajinomoto OmniChem, een Japans chemisch bedrijf.

Proletariseren was ook een vlucht uit de werkelijkheid: nostalgie naar een vermoede solidariteit uit een imploderend industrieel verleden. Het werd nog kunstmatig in leven gehouden als principiële hoop op een betere toekomst. De wil tot verandering werd luidruchtig gekoesterd in de directe rede.




De militaire bakkerij


Langs het kanaal voert een verhard jaagpad mijn fiets tot in het centrum van Leopoldsburg. Als militair aanvoerkanaal deed het een eeuw lang dienst voor het kamp van Beverlo.
De omgeving van de militaire bakkerij vind ik niet meer terug. Tijdens onze legerdienst als chauffeur zware vrachtwagens voor de Logistiek van de Landmacht voerden we nochtans iedere werkdag grote ladingen brood naar de kantines troep en de mess off en ooff van kazernes van Herentals tot Beveren. In onze thuiskazerne aan de Lange Leemstraat te Antwerpen dienden we als chauffeurs te eten in de kantine troep van het militaire hospitaal. Vandaag huist in die oude kapel een gastronomisch restaurant.

Fietsen naar het verleden leidt ook langs de NV Kolenmijnen van Beringen waar het oude hoofdgebouw tot Vlaams mijnmuseum gerenoveerd werd. Langs de betonnen koeltorens wordt nu een subtropisch zwembad geconstrueerd.

Casino en cité ogen hier veel beter en mooier dan die van Mol Gompel. De enorme katholieke mijnkathedraal met een kloostergang als mijnpijlers staat er verkommerd bij. Schuin achter de Roomse kerk torenen de dubbele minaretten van de grote Fatihmoskee boven de omgeving uit. Blauwe, oranje en rode verkiezingsborden met kandidaten uit het eigen volk kleuren het zwart witte strepenpatroon van het gebedshuis.




Dood in de mijn…


In Turkije zijn intussen ruim 300 mijnwerkers dood gebleven door een brand na de ontploffing van een transformator in de mijn van Soma. Wellicht zijn er nog meer doden door de vele Syrische kompels die illegaal aan de slag waren in de mijn. Ondergrondse mijnarbeid was en is nog steeds erg gevaarlijk.

Destijds klonk in de Kempense Steenkoolmijnen een jaarlijkse dodentol van één op duizend kompels gebruikelijk. Sommige experts hopen op een andere en veiligere arbeidsorganisatie in de mijnen. Met de stijgende energiebehoefte verdubbelde de steenkoolproductie in de wereld na de sluiting van de Kempense mijnen. In economische opmars hebben landen en hun leiders geen oren naar broeikasverhalen.

Met de vraag naar steenkool stijgt het aantal arbeidsongevallen. Volgens Lander Vermeerbergen, organisatiesocioloog bij het Centrum voor Sociologisch Onderzoek aan de KU Leuven, heeft dat vooral te maken met arbeidsdagen van zestien uur zonder weekend of rust in wisselende dag- en nachtshiften. Oververmoeidheid leidt tot zware ongevallen. De hiërarchische structuur in een mijnbouworganisatie maakt het ongevallenrisico alleen maar erger. Toch bleek reeds uit onderzoek in 1951 dat meer beslissingsmacht bij de mijnwerkers zelf tot minder zware ongevallen leidt.




... en hoe ze te vermijden


Zeker ondergrondse steenkoolwinning vereist enorme logistieke infrastructuur die niet kan ontwikkeld worden door individuele mijnwerkers aan het front, in de pijlers of gangen, laat staan de schachten. In kleinschalige (illegale) mijnen vallen misschien minder slachtoffers – voor zover ze al bekend gemaakt worden – wegens minder kompels met een veel lagere productie. Bovendien is het in grote industriële mijnen in veel landen voordeliger om massaal gebruik te maken van goedkope handenarbeid. Bij grote ongevallen, zoals aardbevingen, instortingen, water, gas en branden laten veel mijnwerkers het leven wegens geen weg terug.

Ondergrondse energieproductie uit kolen kan perfect met een minimum aan mijnwerkers ter plekke. Maar dat zal nooit gebeuren zolang goedkope kompels op grote schaal kunnen aangevoerd worden en hun veiligheid en gezondheid niet hoeft geteld te worden. Niet in Turkije, niet in China of Vietnam, laat staan in Zuid-Afrika, de V.S., Rusland of Oekraïne.
Daar reikt wat elders een industrieel verleden was nog vol hoop naar een grote toekomst.

Glück auf!

Japanners denken veel aan het verleden, maar voor hen is dat een onuitputtelijke bron van geluk. Natsukashii betekent dat je gelukzalig terugblikt op aangename herinneringen die je steeds opnieuw en naar eigen believen kunt ophalen. Zo is het verleden ook nooit helemaal voorbij. Dat is veel intelligenter dan hoe wij in het Westen omgaan met wat achter ons ligt. Bij ons is het verleden iets wat tot droefenis inspireert. Want ofwel was het verleden zelf ongelukkig en daar kun je alleen maar wanhopig van worden. Ofwel was het verleden gelukkig en ook dat maakt ons somber want het is voorbij. Dat is idioot, want zo zijn we altijd ongelukkig.



Amélie Nothomb, Nostalgie van het Geluk.


« Volgende berichten Vorige berichten »