Venezia, la Serenissima Repubblica met een 55ste Biennale...
Met de Biennale gokt de stad op de betere spenders. Maar organisatorisch blijft het toch een behoorlijke puinhoop.
De Venezia Card is uiterst handig en bij voldoende tempo voordelig – ook voor een hele reeks kerken met inhoud achter slot in sacristie of crypte . Een even lang lopende openbaar vervoerskaart is evenwel onmisbaar.
Maar verder lijkt de oude tante zich vooral over te geven aan georganiseerde groepen die hun vlaggen volgen en gelukkig voorzien zijn van een oortjesgeluidssysteem wat de overlast van roepende gidsen ferm ingeperkt heeft.
Organisatorisch blijft het dus mank lopen voor de individuele bezoeker, die een tot anderhalf uur kan aanschuiven voor toegangstickets en dan nadien maar ontdekt dat er een aparte toegang is voor de grote Manet -tentoonstelling in het Dogepaleis, of met de Veneziacard de Biennale tickets vlot, vriendelijk gekocht kunnen worden aan een aparte snelkassa bij de Giardini.
Het Dogenpaleis met ‘Manets terugkeer naar Venetië’
Het paleis blijft met alle attributen van de macht die hier ooit speelde een schitterend decor uit tijden die lang verloren zijn. De Manet tentoonstelling is behoorlijk imponerend. Zelfs als je ‘De leeuwenjager en Manet’ van Olivier Rolin en ‘De Droom van Baudelaire’ van Roberto Calasso niet gelezen hebt, is de ontmoeting met Berthe Morisot adembenemend. Er wordt flink overdreven met de dwingende inspiratie van Venetiaanse werken bij Manet – naast de vele Spaanse invloeden – maar al bij al een expositie met allures en werken die iets te vertellen hebben en niet zomaar uit je herinnering verdwijnen.
Punto della Dogana & Palazzo Grassi
Daartegenover staat de Franse collectioneur François Pinault die een deel van zijn collectie moderne kunst in de door Tadao Ando behoedzaam gerestaureerde Punta della Dogana heeft gestouwd. Veel lege ruimte voor enkel boeiende kunstwerken en veel flauwe kul die de tand des tijds wis en zeker niet zal doorstaan. Zelfs niet als een overjaarse karikatuur van wat ooit als boeiend en diepzinnig werd omschreven. Het cafetaria is duur en ongezellig en de kunstig zwart geklede dienster wil alleszins het gevoel geven dat zij jou ei zo na een gunst verleent.
Erger nog werd het Palazzo Grassi door Rudolf Stingel verbouwd tot een reusachtige tapijtensouk. In een strakke cafetaria kan je voor een ferme prijs met uitzicht over de Canale Grand lunchen. Van op de eerste verdieping zie je veilig onder je de talloze altijd en overal mobiel telefonerende gondolieri, motoscaferende taxispuiters en transportboten sturende schippers voorbijglijden zonder de stank of het lawaai. Koud en warm buffetje, lekker gebak, mooi kader, vriendelijke bediening.
Het eigenlijke paleis werd in zijn hele innemendheid verpakt in kunststof tapijten zodat de bezoeker onthechting beoefent wanneer hij zich bescheurt bij de aanblik van die kunst voor zoveel geld.
Ca’Rezzonico is dan weer wel een prachtige tip.
Mooi gerestaureerd met knappe collectie waaronder prachtige zeegezichten. Je verdenkt Thierry De Cordier ervan hier inspiratie opgedaan te hebben voor zijn fenomenale Marines. De balzaal is adembenemend. In de Sala dell’Allegoria Nuziale hangt een formidabel fresco van Giambattista Tiepolo. Na het lezen van Roberto Calasso’s Het Roze van Tiepolo, weet je in Venetie waaraan je jezelf als toeschouwer kan verlustigen. Tiepolo, Tiepolo, het kan niet op. En een toneelkijker is een noodzakelijk attribuut.
Palazzo Fortuny
De collectie wordt fors ondersteund door Axel Vervoordts stukken om en rond ‘Antonio Tapiès, de blik van de kunstenaar’, die hier goed tot hun recht komen en uitgebreid becommentarieerd worden door de meester zelf op video. Fascinerend is ook de geschiedenis van het huis en de eens zo enorme rijkdom van het Venetiaanse luxetextiel. De lectuur van ‘Velours uit Prato. De geschiedenis van een Italiaanse textielfamilie’ van Eduardo Nesi kan helpen.
Chiesa di Santo Stefano
Boeiende kerk, met in de sacristie een hele reeks topwerken, waaronder een fenomenaal laatste avondmaal van Tintoretto waar Christus aan het smalle hoofdeinde van de tafel zetelt en Judas in de omgeving verdwijnt. De voetwassing en de Hof van Olijven baadt in chiaroscuro.
Gallerie dell’Accademia
Wat hier hangt is vaak adembenemend – Giorgione – De storm en De Oude Vrouw – Bellini – Veroneses Laatste avondmaal – Titiaans Pieta – Carpaccio en Tintoretto. Schitterend roze en bloot van Tiepolo en de enorme maar beschadigde ‘Castigo dei Serpenti’ (Robert Calasso Het roze van Tiepolo)
De omgeving, de inrichting, de trappen en de audiogids zijn aan een ferme opfrissing toe.
Hier kan je je een halve dag vergapen aan het ongelooflijk vakmanschap van die Venetiaanse schilderscholen en het genie van hun meesters
184.
De slang is het continuüm. Of de herinnering aan het continuum. Het teken van zijn wijsheid – die volgens Genesis 3:1 die van alle andere dieren overtreft – is zijn ongearticuleerdheid. De slang is het enige aardse dier dat niet in segmenten kan worden verdeeld.
En alleen te onderscheiden valt aan zijn oog en zijn beet. Daarom hebben dat oog en die beet zo’n macht. Zijn hele verdere lichaam is het continuüm: dat wat iedereen kwijt is, waar iedereen contact mee zoekt, wat altijd weer
opduikt en wegglipt. Zoals kleine katachtigen de trekken en de uitdrukking van grote katachtigen herhalen, herkennen we in elke slang, ook de allerkleinste, de potentie van de Leviatan en Behemoth, wezens die geen contouren hebben en door geen enkele blik te omvatten zijn, omdat die blik er zelf door wordt omvat.
De verdienste van Mozes toen hij een koperen slang oprichtte en de morrende Hebreeën beval ernaar te kijken – de verdienste van Mozes was de ontdekking dat het kwaad kan worden genezen door het beeld ervan. Dat het kwaad zelfs alleen kan worden genezen door te kijken naar het beeld ervan. Rondom niets dan zand en onder het zand verscholen slangen.
En toch beval Mozes iedereen op te kijken naar een object dat veel weg had van de amuletten waar het in Egypte van wemelde. Maar waar kwam dat vandaan? Er was geen smidse, geen metaal. En toch werkte zijn bevel. Het was een van de voornaamste ontdekkingen die gedaan kunnen worden.
En ditmaal een zonder woorden. Niet in stenen tafelen gegrift, niet toevertrouwd aan een tekst. Het was de ontdekking van het beeld, van zijn heilzame kracht. Dat deze ontdekking te danken was aan degene die zou worden herdacht en geëerd als de vijand van de beelden, hoort tot de meest wonderbaarlijke Hebreeuwse paradoxen.
Museo Correr
Het begint natuurlijk ietwat verbijsterend wanneer de bezoeker nederig zijn of haar kaartje moet aanbieden aan een pontificaal zetelende suppoost die de moeite niet doet om bij zijn zegeningen zijn luie reet uit zijn ligstoel te verheffen. In de zalen lijken de suppoosten vooral belast lijken met onderling gekeuvel, gekir en schoudermassage.
Museo Correr bevat een reeks topstukken, maar steevast in een versleten, aftandse presentatie, geflankeerd door ietwat provinciaalse weetjes en aanverwante wetenswaardigheden.
Voor een stad waar om en bij de 20 miljoen toeristen per jaar hun geld laten, kan hiervan meer gemaakt worden.
Scuola Grande Dei Carmini – de mooiste religieuze erotiek!
Ook al zijn de begijnen hier begonnen in 1594, snel werd de nieuwe scuola ook voor mannen opengesteld.in 1675 had deze scuola reeds 75000 leden of zowat de helft van de Venetiaanse bevolking. De monochorme vijftig tinten grijs op het gelijkvloers zijn op zich reeds boeiend en verleidelijk, maar wat Giambattista Tiepolo vqn 1739 tot 1744 op de eerste verdieping aan plafondwerk heeft gepresteerd is verleidelijk, verbluffend en adembenemend. Het gaat om negen taferelen waarvan het centrale deel de verschijning van Maria aan de heilige Simon Stock, de generaal overste van de karmelieten-kluizenaars – voorstelt.
De allegorieën van de deugden zijn echter van die aard dat er geen deugd meer te houden is.
Nergens werden zo’n prachtige meisjesbenen ontbloot, zo’n enkels, knieën, dijen en kuiten geschilderd. Menig bezoekend broeder moet hier een TIA hebben opgelopen door het langdurig achteroverknikken van het hoofd in de hoop deze beelden in het geheugen te kunnen prenten. Bedelers van verrekijkers en spiegels deden hier ongetwijfeld gouden zaken.
Deze religieus geïnspireerde erotiek in kleur en vol met ‘Het roze van Tiepolo’ doet het boek van Roberto Calasso ook recht.
Een ander fenomenaal werk is enkel op vrijdagmiddag te bekijken in het Palazzio Labia, waar de burelen van de RAI gevestigd zijn: The Meeting of Anthony and Cleopatra en The Banquet of Cleopatra
De 55 ste Biennale van Venezia.
Giardini.
De omgeving van de Giardini blijft al een eeuw mooi ondanks alle nieuwe ingrepen zoals de Skandinaven die hun magnifieke paviljoenen met grote kundigheid hebben verborgen achter muren van afgrijselijk gelijmd cellenbeton. Moet kunnen toch? Maar levert het wat op behoudens armoe, kommer en kwel?
Het tsaristische paviljoen van Rusland had een interessante interpretatie van Jan Gossaerts Danaë en de gouden regen van Jupiters zaad.
Frankrijk en Duitsland probeerden interessant te zijn door zich inruilbaar voor te doen – wat politiek een boeiend perspectief kan worden.
De VSA was een speeltuin voor neuroten die op die manier tenminste geen overlast elders veroorzaakten.
In het centrale paviljoen ‘Il Palazzo Enciclopedico’ behoorden de Marines van Thierry De Cordier effectief tot de absolute top van de hele Biënnale.
Het leukst in de Giardini blijven de allures van landenpaviljoenen die intussen goed honderd jaar geleden werden opgezet en allerlei dramatische veranderingen in en van het thuisland hebben doorstaan. Niet alleen Rusland, maar ook de Baltische republieken, Hongarije, Japan, de Arabische Republiek Egypte hebben wonderbaarlijk de tand des tijds doorstaan.
In het historische Belgische paviljoen presenteerde Berlinde De Bruyckere een ferme bos kreupelhout achter de deur. Gewond, verzorgd, geheeld en vol littekens in een commentaar van John Coetzee uit ‘IJzertijd’:
“We kijken niet als de ziel het lichaam verlaat maar versluieren onze ogen achter tranen of bedekken ze met onze handen. We kijken niet naar littekens, wat plekken zijn waar de ziel uit alle macht geprobeerd heeft naar buiten te komen, maar is teruggeduwd, opgesloten, ingenaaid (…)
‘Her sculptures explore life and death – death in life, life in death, life before life, death before death – in the most intimate and most disturbing way. They bring illumination, but the illumination is as dark as it is profound’.
J.M. Coetzee,
Arsenale
Hans Josephson met bronzen en het paviljoen van Zuid Afrika met Botha’s boekenmensen en hier en daar nog een mooie maar zeker niet de massaal aanwezige Chinese kunstcomponent kon beroeren.
En dan wordt een shuttle voorzien vlakbij het cafetariagebeuren Arsenale Nord, maar dan blijkt die al weken in panne en niemand weet wanneer die ooit weer zou gaan varen.
Het blijft geklooi, soms mooi geklooi, soms ellendig, maar vanuit de schaduw de medebezoekers bezig zien is ook als balsem voor de vermoeide ziel.
In het stadscentrum bleef ons Richard Mosse bij met ‘The Enclave’ in het Ierse Paviljoen.