knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Jorge Semprun, Twintig jaar en een dag

19 februari 2006

Jorge Semprun
Twintig jaar en een dag
Uit het Spaans (Veinte anos y un dia, 2003) vertaald door Mariolein Sabarte Belacoru
Meulenhoff, 287 blz., € 15,50

Sinds het memorabele interview met Piet Piryns in een oeroude Humo midden de jaren zeventig van de vorige eeuw is Jorge Semprun langzaam maar zeker mijn tweede vader geworden. Hijzelf weet het niet, hij kan het alleen maar vermoeden, hij is ook maar een jaar jonger dan mijn eigenlijke vader.
In het Humo interview vraagt Piryns hoe het toch mogelijk is dat Semprun, die alles had om in het leven te slagen in plaats daarvan steevast de foute keuzes aan elkaar reeg.
Hij was de kleinzoon van de markies van Semprun?en langs moederszijde van die van Maura die nog premier was onder Alfonso XIII, en bijgevolg lag de wereld van de Spaanse high Society voor hem open. Maar hij ging met de familie vader achterna die als diplomaat voor de II de Spaanse republiek naar de Volkenbond in Den Haag werd gestuurd. Na het einde van de Spaanse burgeroorlog belandde hij in Parijs en nam hij zich voor om beter Frans te kennen dan de meeste Fransen omdat hij door de vrouw van de bakker altijd erg vijandig benaderd werd als ‘rooie Spanjaard’. Hij kwam op het Lyc?e Henri IV en Saint Louis terecht, won de Filosofieprijs, studeerde aan de Sorbonne, werd lid van de Franse weerstand en de Spaans Communistische Partij. In september 1943 werd hij opgepakt door de Gestapo en naar B?chenwald gedeporteerd. Hij overleefde het concentratiekamp, schreef er een boek over ‘De Grote Reis’. Terug in Parijs werd hij als kaderlid van de Spaanse KP naar Madrid gestuurd waar hij als Federico Sanchez de communistische cellen diende te reorganiseren, ook aan de universiteiten. Als hij aan de top van de Spaanse KP dissidente standpunten innam over ondermeer het Eurocommunisme waarmee later door Santiago Carillo enig succes zou geboekt worden, vloog hij uit de partij.
Van dan af werkte hij als schrijver aan verschillende romans en scenario’s.
Het antwoord van Jorge Semprun aan Humo klonk ongeveer zo: ‘Je ziet dat verkeerd. Niet ik ben veranderd, die partij is veranderd waardoor ik mij daar niet langer kon in vinden’.?
Een fascinerend antwoord dat mij altijd is bijgebleven.
Het werd nog boeiender wanneer ik hem beter leerde kennen in de onovertroffen VPRO TV reeks van Wim Kayzer ‘Nauwgezet en wanhopig’; waar hij naast Gyorgi Konrad schitterde. Gabriel Garcia Marquez viel bij enig doorvragen door de mand en wenste enkel nog als schrijver te worden aangesproken naast de behoorlijk pedante Georg Steiner
Al zijn boeken zijn mij bijgebleven gedurende al die jaren. Meest van al nog zijn ‘Zo’n Mooie Zondag’ waar hij het verhaal over Buchenwald in ‘De grote Reis’ herziet en als een der eersten de ware gang van zaken in sommige nazi kampen toelichtte als administratief beheerst door leden van de KPD die reeds het langst gevangen zaten en hun vrienden en partijgenoten, ook Rot-Spaniers, zoals de jonge Jorge aan de handige en makkelijke baantjes hielpen.
Wie daarentegen buiten de belangen van de eigen communistische of aanverwante club viel, zoals de Tsjechische journaliste Milena Jesenska, werd door haar ex-partijgenoten in Ravensbruck aan haar lot overgelaten in handen van de nazi’s.
Jorge Semprun werd van 1988 tot 1991 minister van cultuur in de regering van Felipe Gonzales en pleitte voor de eerste Golfoorlog. Hij zorgde voor de vernieuwing in het Reina Sofia museum in Madrid en het museum van Merida. Wanneer hij zich begon te bemoeien met de intussen wijd verbreide corruptie binnen de PSOE diende hij afscheid te nemen van zijn beleidsfunctie.
Nadien schreef hij opnieuw enkele fascinerende romans waarin hij afscheid neemt van zijn communistische periode ‘Federico Sanchez groet u’ en zich bezint over ‘Schrijven of leven’ en ‘Vaarwel, heldere glans’.

Op 17 december 1999 hield Jorge Semprun in de Pieterskerk te Leiden de achtentwintigste Huizinga-lezing, getiteld Fin du si?cle, d?but du mill?naire.
We waren erbij in de overvolle volle kerk waar de spreker moeizaam en traag de preekstoel besteeg om met een broze stem een boeiende lezing te geven, over wat is geweest en zich aandienen zal in het volgende millennium.

Ik ben nadien naar hem toe gegaan en heb mij door de meute BCBG uit Holland gewrongen en heb hem aangesproken als ‘Camarade’. Hij keerde zich naar mij om en ik vroeg hem mijn exemplaar van ‘Zo’n mooie zondag’ te signeren. Hij vroeg me waarom ik dat wou. Ik antwoordde hem dat ik door zijn boek een beter inzicht had gekregen in het werkingsmechanisme van de partijen waar hij en ik lid van waren geweest. Hij glimlachte. Ik zei hem ook dat wij onze dochter nadien ‘Milena’ hadden genoemd.
Hij gaf mijn exemplaar terug en ik bedankt hem met een handdruk. Hij had een zachte koude hand en leek ontzettend breekbaar oud.
De Nederlandse intellectuele BCBG stuwde hem verder terwijl ik mij daar nog stond te verbazen met mijn gesigneerd exemplaar van zijn boek.
En plots stond hij opnieuw voor mij. Hij nam zijn boek uit mijn handen en schreef boven zijn handtekening: ‘A Milena!’ gaf het boek terug en gaf me weer een hand.

De omstanders kwamen naar me toe om te vragen wat er aan de hand was, hij draaide zich nog eens om en groette met zijn hand als ik hem nakeek, vanuit de verte.

Jorge Semprun had op die paar passen naar de receptieruimte van de Huizinga lezing begrepen dat hij mijn exemplaar van zijn boek ‘Zo’n Mooie Zondag’ moest opdragen aan onze dochter, want hij wist waarom wij haar Milena hadden genoemd en hij wist dat in zijn boek de passage staat waarin hij beschrijft hoe hij voor het schilderij ‘Meisje met zonnehoed’ van Renoir staat in een Praags museum.

Hij vertrad zich daar tijdens het zoveelste partijcongres van de PCE. Het fameuze congres van Praag startte de eindeloze reeks valse beschuldigingen, liquidaties waarvan hij intussen meer dan genoeg had. Voor Renoirs ‘Meisje met zonnehoed’ besefte hij dat?jaren voordien ook Milena Jesenska, een van de stichters van de Tsjechische Communistische Partij -datzelfde schilderij had bekeken en er nadien zelfs een artikel over had geschreven. Hij herinnerde zich ook wat er verder met Milena was gebeurd en hoe haar vroegere kameraden?haar aan de nazi’s hadden overgeleverd.
Enkele jaren nadien zou hij uit de partij gezet worden.

‘Twintig jaar en een dag’ is niet zijn beste boek, maar het blijft een boeiende roman, die hij knap in elkaar heeft geknutseld rond een aangrijpend gegeven van verraad, bevlogenheid, terugblikken op afstand, de tijd die vele wonden heelt, de fascinatie voor kunst en vrouwen. Hij lijkt graag tussen de lijnen te snoeven, ?n met zijn literaire eruditie, ?n met zijn politieke en artistieke kennis en ervaring. Maar het boek beklijft dank zij de empatische liefde en het mededogen waarmnee hij het menselijke leed – la condition humaine – weet te beschrijven.

Jorge Semprun keert terug in de bedding van de familietraditie als hij, in 1988, minister van Cultuur wordt. Hij krijgt een ambtswoning in Madrid naast het Prado, tegenover zijn ouderlijk huis dat hij in 1936 had moeten verlaten. Hij woont dan op loopafstand van het huis van zijn grootvader, minister Antonio Maura, naar wie de straat nu is genoemd. ‘Een halve eeuw nadat ik deze buurt, Retiro, verlaten heb – het park, het Prado, de Botanico, de kerk van San Jer?nimo, de straten, de kruidenier van Santiago Cuenllas, hotel Gaylard’s – na twee oorlogen, ballingschap, Buchenwald, het communisme, vrouwen, enkele boeken, ben ik tenslotte terug op het punt van vertrek.’ Semprun heeft, naar zijn zeggen, nu geen tijd om over zijn leven na te denken, want het minsterschap wacht… En in zekere zin heeft hij gelijk: van Buchenwald had hij, zo leek het, afscheid genomen met zijn roman De lange reis, van de PCE met zijn eerste Autobiografie van Federico Sanchez. Vandaar ook de titel van het latere boek: Federico Sanchez neemt afscheid van u. Semprun neemt afscheid van de persoon die hij nodig had om afscheid te nemen. Federico Sanchez is definief Jorge Semprun Maura geworden.’
Net als bij Burke is er bij Semprun en Vecht sprake van berusting en rust, van opluchting bijna, nu men in de schoot van de familie is teruggekeerd. Tradities moeten de kloof overbruggen tussen burger en bourgeois, tussen solidariteit en ego?sme, tussen universalisme en particularisme, tussen goed en kwaad. Een breuk die door de Franse Revolutie was ontstaan en die de Russische Revolutie had beloofd te herstellen door de bourgeoisie te vernietigen, de solidariteit te laten overwinnen en het nationalisme definitief door het internationalisme te vervangen. De illusie van een tabula rasa, de essentie van elke vorm van radicale democratie, is verstoord, de familiale orde is hersteld. In die familiale orde, onder de bescherming van de nationale tradities, kan vrijheid verzoend worden met ongelijkheid, verandering met behoud, het universalisme wordt ondergeschikt gemaakt aan het hier en nu.(...)
En toch is het oude onherstelbaar beschadigd. Jorge Semprun kan zich niet meer vinden in de pragmatiek van het politieke bedrijf waarin zijn voorvaderen zo bedreven waren, en stelt zichzelf politiek buiten gevecht door zich met de corruptie binnen de regerende PSOE te bemoeien. Het ministerschap is daarom van korte duur en Buchenwald zal hem niet meer loslaten. In L’?criture ou la vie (1994) probeert hij het wezen van het concentratiekamp te beschrijven als de plaats waar goed en kwaad in hun allerhevigste vormen tegenover elkaar staan.
De Groene Amsterdammer van 10 mei 1995, Meindert Fennema

In ‘Twintig jaar en een dag ’ draait een deel van het verhaal en de ontknoping rond een schilderij van Artemisia Gentileschi?( Rome, 8 juli 1597 – 1652, was een Toscaanse schilderes en de dochter en leerling van Orazio Gentileschi. (zie Wikipedia)

Gentileschi studeerde onder de medewerker van haar vader, Agostino Tassi, die in 1612 wegens het verkrachten van de tiener Artemisia veroordeeld werd. Artemisia Gentileschi werd in de loop der jaren afgebeeld als feministisch slachtoffer of heldin, en als een onafhankelijke vrouw van haar tijd.

Gentileschi’s leven werd ook in verscheidene romans en toneelstukken beschreven. In de artistieke wereld is ze ondermeer bekend door haar gebruik van chiaroscuro in de stijl van Caravaggio. Verder werd ze in 1616 als eerste vrouw toegelaten tot de Accademia dell’Arte del Disegno in Florence. Rond 1638 was ze Engeland aan het werk als portrettist.

Werken van Gentileschi in openbare collecties zijn onder andere de schilderijen Judith onthoofdt Holofernes in de Uffizi te Florence, de Maria Magdalena in de Galleria Pitti te Florence, de Christus onder de artsen in New York en een zelfportret in Engeland in de verzamelingen van koningin Elizabeth.

http://www.flickr.com/photos/59276281@N00/252381937/

Leave a Comment

Please note: Uw reactie wordt bekeken voor publicatie, dit kan even duren.