Kafka Index
“Eenvoud is niet het kenmerk van de beginner. Het is de duur bevochten stempel van de meester.”
Met dit citaat van Godfried Bomans opent de www.kafka.be webstek van de staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging. Het leek ons de moeite om de waanzin te toetsen in de pretenties die rondwaren op zo’n webstek met een gedurfde naam die zoals wel vaker, alle ladingen dekt, behalve die waarover het zou moeten gaan.
Het heeft wat van de dief die roept: ‘Houd de dief!’ Maar dat is theater, soms zelfs in schoonheid, wat spijtig genoeg niet kan gezegd worden van de visie op Kafka door excellentie Q.
Staatssecretaris van Administratieve Vereenvoudiging, Van Quickenborne dus, die beweert dat de politiek meer moet doen en minder praten: “A little more action, a little less conversation.” Juist. De politiek moet minder beloven en meer doen, aldus Quicky.
Wij vrezen echter dat precies door die zelfverklaarde doeners – meer bepaald de ‘doen-als-offers’ zoals de staatssecretaris - en de verwante maakbaarheidsideologen het politieke leven in dit land en uiteraard ook elders kapot gaat.
Politiek bedrijven is immers precies het omgekeerde van wat excellentie Vincent Q. beweert. Politiek bedrijven is het theater spelen van de macht, goed wetend dat de troon van de macht leeg moet blijven.
Staatssecretaris Q. verklaart op zijn webstek ook graag waarom hij zijn eigen vermeende of nog ontluikende grootsheid koppelt aan die van Franz Kafka, die volgens hem “de schrijver is die zich in zijn werk als geen ander afzette tegen de onverschilligheid van de staat. Kafka schrijft over de onmacht van de burger tegenover de almacht van een ongenaakbare, arrogante overheid die weinig of geen voeling heeft met de realiteit. Herkenbaar? Natuurlijk. Want ook bij ons zijn er absurde regeltjes, procedures die alleen bedoeld lijken om ons het leven zuur te maken, onbegrijpelijke formulieren, voorschriften waarvan niemand meer weet waar ze voor dienen – als ze ooit ergens voor hebben gediend. Kortom, kafkaiaanse toestanden. Daar willen wij wat aan doen.”
Excellentie Q. bekent hier dat hij eigenlijk niet weet waarover hij het heeft. En dat is van Quicky zo’n beetje het handelsmerk gebleken.
Hij kruipt omhoog op de rug en de nek van anderen, waardoor zijn geringe verschijning en nog geringere inhoud volume en gewicht lijken te krijgen.
Hij begon als tafelspringer bij de witte comités, werd beroemd en berucht als mediastunter, positioneerde zich in het zog van Bertje Anciaux, tot deze de Spirit zag en Quicky rook dat zijn licht onder korenmaat van grootpopulist Stevaert zou verschrompelen. Een vlugge wip naar de VLD om zich te koppelen aan Jean Marie Dedecker zou hem kunnen redden.
Als hij zijn buddy zou laten vallen, mocht hij van de Guy mee op de schoot komen zitten en zich uitleven in de zelfgecreëerde papierwinkel.
Guy weet immers al lang dat echte en ernstige problemen niet of nauwelijks oplosbaar zijn voor politici van dat slag. De tip van Verhofstadt was dan ook dat voor het verkrijgen van enig politiek charisma – zeker voor jonge excellenties zonder – eerst een probleem moet gecreëerd worden. Daarover dient dan met veel misbaar gecommuniceerd opdat iedereen zou geloven dat het een echt probleem is, waarna dat met verve en Kafka-indexen opgelost wordt. De macht van het beeld en de bewegende beelden, de XII Werken van Quicky, waarmee hij na Rob Vanoudenhoven ook een blijvende populariteit hoopte te verzilveren blijken net zo’n giller. Het lot van Rob – publiek eindigen als debiele koning van Robland – wordt ook Vincents deel. Het is natuurlijk triest dat de jongens zich ooit hebben laten leiden door de XII werken van Herakles. Ze hebben geen van beiden ooit begrepen waar die werken voor staan noch waarom Herakles ze opgedragen kreeg.
Of hebben zij misschien toch net als de Griekse halfgod vrouw en kinderen geofferd aan hun eigen tomeloze dadendrang?
Rob Vanoudenhoven lonkte ons wekenlang van op reusachtige reclameborden voor Robland. De consumenten kwamen niet, ze waren al overvoerd en dus vallende reclame-inkomsten weg en zal ook Rob ten onder gaan.
Quicky heeft zijn tweede natuur weergevonden en kruipt op de rug of in de nek van publiek aanvaarde iconen naar een centrale plaats in het beeld: Nelson Mandela en de kroonprins waren een eerste voorbeeldje. In plaats van zich te verkleinen zoals Kafka probeert hij zich alleen maar op te blazen.
Maar net zoals zijn adviseurs hem wat fout hebben gebrieft over de XII werken van Herakles, zo weet de staatssecretaris niets van Kafka behoudens enkele gemeenplaatsen in de spelonken van zijn eigen ego.
Staatssecretaris Vincent Van Quickenborne denkt dat Kafka zich “als geen ander afzette tegen de onverschilligheid van de staat. Kafka schrijft - volgens de excellentie - over de onmacht van de burger tegenover de almacht van een ongenaakbare, arrogante overheid die weinig of geen voeling heeft met de realiteit. Herkenbaar? Natuurlijk. Want ook bij ons zijn er absurde regeltjes, procedures die alleen bedoeld lijken om ons het leven zuur te maken, onbegrijpelijke formulieren, voorschriften waarvan niemand meer weet waar ze voor dienen – als ze ooit ergens voor hebben gediend. Kortom, kafkaiaanse toestanden. Daar willen wij wat aan doen.”
Althans zo wil staatssecretaris Q. de illusie verspreiden dat hij als een moderne Herakles aan deze als onuitvoerbaar ervaren XII werken een uitvoering moet geven. Als boetedoening ? Zoals Herakles voor het offeren van zijn gezinsgeluk, of voor zijn overloperij, zijn heen en weer gewip, zijn imagobuilding, zijn hoop op kijkcijfers en kiesdelers, zijn verlangen naar halfgodendom dat zijn deel moet worden?
Spijtig voor hem, maar hij heeft het mis, net als zijn grote voorganger Rob Vanoudenhove het mis heeft.
In navolging van zijn nieuwe leidsman verklaart Quicky de onmacht van de burger tot het grote probleem waaraan hij iets zal doen met zijn XII onuitvoerbare werken.
Reeds 82% hiervan werd door de nieuwe Hercule volbracht, wist de excellentie begin 2006 nog op de ministerraad aanschouwelijk voor te stellen met een grote Kafka Indexmeter!
“Voor Kafka is de band met de machten, net als voor Sancho Panza, dermate geworteld in de fysiologie, deel van de lucht die we inademen, dat de eerste en tegelijk ook meest onbezonnen gedachte die opkomt is je ervan te bevrijden. Kafka weet echter dat een dergelijke bevrijding een illusie zou zijn. Het hoogst bereikbare bestaat in het vaststellen van een zekere afstand. Aan tafel zitten en de machten gadeslaan, zoals de geestesverschijningen van Don Quichots op hol geslagen koortsdromen. Opgelucht, vol medeleven desnoods. Volgen hoe ze van gedaante wisselen, maar altijd vanaf de zijlijn, als figurant. Meer mag je niet vragen. Dit is de hoogste wijsheid. Sancho Panza is het enige schepsel dat Kafka als ‘een vrij man’ betitelde.” (Robert Calasso, K. p. 112)
“ ‘Wat is de betekenis van die grote organisatie, mijne heren? Die bestaat erin dat onschuldige personen gearresteerd worden en dat er een zinloos en meestal, zoals in mijn geval, vruchteloos proces tegen hem wordt aangespannen.’ ( Het Proces)
Zelfs de corruptie zou onontbeerlijk zijn om juist die ‘zinloosheid van het geheel’ te benadrukken. Hier zien we een nieuw inzicht doorbreken: de ‘grote organisatie’ zou helemaal niet op macht, noch op geld of het opleggen van een of andere opvatting uit zijn, de drie vormen waarvan de geschiedenis voorbeelden te over biedt. Het ware doel zou het arresteren en vervolgens straffen van onschuldigen zijn. Het doel is het straffen op zich, een activiteit die op zichzelf staat, net als de kunst. En herkenbaar is aan haar onweerlegbare ‘zinloosheid’. “ ( Roberto Calasso, K. p. 209)
“Elias Canetti is niet alleen de beschrijver van de mechanismen van de macht, hij is als schrijver en als mens ook onsentimenteel begaan met de redding en de koestering van het weerloze, het machteloze en het onooglijke dat des te meer op onze tact aanspraak zou kunnen maken naarmate het onooglijker, machtelozer en weerlozer is. Franz Kafka, de gedaantewisselaar en de machtsexpert die het verschijnsel macht vanuit het perspectief van het verlamde en geterroriseerde schepsel analyseert, is in de verkleinkunst het grootst. ‘Stellig was het zijn meest bijzondere gave zich in iets kleins te veranderen, maar hij gebruikte deze gave om vernederingen af te zwakken en de geslaagde afzwakking was waar hij schik in had’, aldus Canetti. Het is fascinerend om Canetti uit Kafka’s brieven een mens te zien oproepen die met niets zozeer bezig is geweest als met pogingen zichzelf te verkleinen, zowel in de literatuur als in het leven van elke dag. Dat is slechts schijnbaar een vlucht uit de verantwoordelijkheid. Het is veeleer de onwil om zich in de vacature van de machtsuitoefening te begeven wat Canetti in het werk van Kafka zo waardeert. Hij wijst erop dat Kafka gedurende zijn hele leven gepoogd heeft om zichzelf fysiek te reduceren, want daardoor onttrok hij macht aan zichzelf en had er derhalve minder deel aan.” ( Piet de Moor, Schemerland p. 145)
Eenvoud is niet het kenmerk van de beginner. Het is de duur bevochten stempel van de meester.
Een erg toepasselijk citaat, maar Quicky excelleert alvast niet in de meesterlijke kunst.