vrt deredactie.be blog: Over de kunst van het fietsen
Een eindeloze stroom winterse onthullingen over medische toppreparatie van wielrenners – nu ook weer cortisonen op recept – kunnen liefhebbers van blikkerende wielen niet ontnuchteren. Zij blijven staren naar bewegende beelden van kleurig opgetuigde sandwichmen in bevroren voorjaarsklassiekers. Het gaat supporters noch kijkers om de werkelijkheid. Het is hen eerder te doen om de illusie waarmee ze hun identificatie onderbouwen.
Dat renners daarvoor hun lichamelijke en geestelijke gezondheid – tot soms zelfs hun nageslacht – offeren als slaven van het asfalt, doet blijkbaar niets ter zake. Ministers en parlementairen loven en bieden op topsport als drive voor een Vlaanderen in beweging. Even later pleiten ze met een pokerface voor preventie van druggebruik.
Narren
Het heeft iets van voetbalsupporters die zich op zoek naar een identiteit graag bekennen tot een favoriete ploeg, ook al weten ze dat hun spelers overbetaalde huurlingen zijn met dito kapsones. Ook al weten ze dat voetbalwedstrijden gemanipuleerd worden ten behoeve van wereldwijd gokkapitaal.
Voor een flatterend zelfbeeld bij hun potentiële kiezers tooien zelfs nationale politici zich met de zotskap van de rode duivels en smeken ze als hyperactieve narren: ‘Aanbid mij want ook ik ben zoals gij’.
Maar er bestaat ook een andere vorm van bewegen, een ander soort fietsen.
“Op de fiets wordt een mens optimistisch. Dan ervaar je dat willen, kunnen en uitvoeren, één kunnen zijn in een ronddraaiend fiets-pantheïsme. Dan wil je wel juichen: Es geht, es geht, es geht!’, aldus de Duitse filosoof Peter Sloterdijk.
Overgangsritueel
Doorheen ons eigen bestaan bleken lange fietstochten onderdeel van een initiatieritus. In tegenstelling tot het gewone voetenwerk vermenigvuldigt een fiets louter eigen kracht tot een grotere dimensie in tijd en ruimte. En dit voor weinig geld.
Amper twaalf jaar oud rondden mijn broer, een vriend en ik met drie versnellingen een ronde van het landelijke Nederland. Dat kon op die leeftijd nog – midden de jaren zestig – en we hielden er een heuse Kröller-Müller beleving aan over.
Een zomer later leden we onder het betere klim- en daalwerk van Luxemburg, Moezel en Rijn. Jeugdherbergen waren nog goedkoop Spartaans en we leerden zelf technische problemen oplossen en lijfelijk lijden draaglijk te maken.
Uitputting en pijn bleken weliswaar broederlijkheid te kunnen splijten. Een eenzame fietser kromgebogen over het stuur kon een sterker mediterend gevecht met zichzelf leveren.
Vijftien jaar later ging het via de Bourgogne en de Route Napoléon naar Nice. Het jaar nadien nog een tocht naar het naturisme aan de Cèze en de Ardèche als schuchtere aanloop voor het grote werk: Athene – Antwerpen. De twijfel van de prille dertiger werd gewogen onder het lezen van het toen pas verschenen boek van Ronald Commers “De overbodigheid en de noodzakelijkheid van de moraal” .
Dat lag handig op mijn stuurtas en vergde om de paar bladzijden een eigen reflectie. Het verlichtte de wentelende eenzaamheid op wielen gedurende de paar duizend kilometer van het zuidoosten naar het noordwesten.
Ballingschap
Dik twintig jaar later werd mijn politieke carrière in de knop gebroken.
Omdat de fietsverhalen van vroeger bij onze zoon interesse had gewekt naar het geheim van de altijd wentelende wielen, leek een pelgrimstocht naar Marseille haalbaar. Zeker als ontwenningsritueel met het oog op een langdurige ballingschap als huisarts in Rotterdam.
Met zijn vriend maalden we langs oude spoorwegbermen, vergeten Romeinse heerbanen, Franse kanalen en rivieren, departementale routes bijna anderhalf duizend kilometer af tot Marseille.
Omdat zij als vijftienjarige veulens konden wedijveren, groeide hun begrip voor mijn ongeoefend lijden. Tijd zat om naast elkaar peddelend alle vragen van het komende leven en de reeds genoten literatuur te stellen.
De jonge goden streden op wielen over Boons Voorstad groeit, over Marquez’ 100 jaar eenzaamheid, over Multatuli’s Max Havelaar die ze het allerbeste boek ooit vonden. Het Verdriet van België deed voor hen nog onder voor De Metsiers.
De laatste Wereld
In talloze fiets- en tafelgesprekken werden moeilijke thema’s aangesneden. De Laatste Wereld van Christoph Ransmayr hielp de verhouding Octavianus – Ovidius te wegen bij diens verbanning naar Tomi. Het was niet wegens gescharrel met Augustus’ nymfomane dochter, Julia, zoals wel eens wordt beweerd, en ook niet wegens zijn Ars Amatoria – een liefdesleerboek dat al acht jaar een bestseller was, waarover Augustus boos zou geweest zijn wegens een inbreuk op zijn Ethisch Reveil. In onze wielergesprekken werd Ovidius verbannen omwille van de Metamorphosen. Juist wanneer Octavianus zich laat vergoddelijken als Augustus Divus en een altaar opricht voor zijn Gens Julia, presenteert zijn oude drinkebroer Ovidius met de Metamorphosen een kaakslag voor potentaten en partijbonzen.
Zoals ijzige halfgoden kunnen ook toppolitici enkel aanblijven door emoties los te koppelen van hun denken en doen. Nochtans leiden precies emotie en passie tot verandering. Niet dus bij autistische goden zonder mededogen.
Jaagpad
Aan de hand van Olivier Rolin ‘Papieren Tijger’ deden we het een jaar later nog eens dunnetjes over op de jaagpaden van Le Canal du Midi. Het weer was ijzig, wind en hagel evenzeer.
Wat is er dan mooier om dezer dagen opnieuw de bijtende waterkou te trotseren in de Morvan op het jaagpad van le Canal du Nivernais.
Al heb ik nu elektrische BionX assistentie om van mijn rustig peddelende zoon te kunnen horen hoe hij die wereld ontmantelend leest tot in de virtuele leegte waarop ieder van ons een eigen leven construeert.
‘Revolutie maken betekende niet zozeer de machtsovername voorbereiden, het was veeleer leren doodgaan. Dat lijkt nuttig als je erg jong bent. Vervolgens kwam de tijd dat jullie niet langer naar de bioscoop gingen, revolutie mocht met zulke beuzelarijen geen tijd verliezen, maar jullie leefden als het ware in een film, een low budget detective.’ Olivier Rolin, Papieren tijger.