Orhan Pamuk Nobelprijs Literatuur 2006
Met de Nobelprijs voor Literatuur wordt Orhan Pamuk geconsacreerd in het Pantheon van de wereldliteratuur. Met Orhan als eerste Turkse schrijver die deze erkenning te beurt valt, wordt ook Dé Stad '? Istanboel geëerd, de grootste Europese stad, op de grens van Oost en West, 17 miljoen inwoners, die in Orhans boeken een oord vol weemoed is: '?Om het intense gevoel van weemoed gewaar te worden dat het Istanbul van mijn kinderjaren bij me oproept, moeten we enerzijds naar de geschiedenis kijken, naar de gevolgen van de ondergang van het Osmaanse rijk, maar anderzijds ook naar de weerslag die de geschiedenis heeft gehad op de 'mooie' stadsgezichten en de inwoners van de stad. Weemoed is in Istanbul zowel een belangrijke emotie in de lokale muziek en een kernbegrip in de poëzie, als een levensvisie, een gemoedstoestand en iets wat kennelijk essentieel is in het karakter van de stad. En omdat het al deze betekenissen in zich verenigt, is weemoed ook een gemoedstoestand die de stad zich met trots toeëigent, of in ieder geval is dat wat ze wil doen voorkomen. Daarom wordt deze emotie even positief als negatief beoordeeld. '?
1952 geboren in Istanbul – studeert enige tijd architectuur – 1974 besluit te gaan schrijven - 1982 debuteert met de roman ‘De heer Cevdet en zijn zonen’ – 1983 ‘Het Huis van de Stilte’ – 1985 ‘De Witte Vesting’ – 1990 ‘Het zwarte boek’ – 1995 ‘Het nieuwe leven’ – 2000 ‘Ik heet Karmozijn‘ - 2002 ‘Sneeuw’ – 2005 ‘Istanbul’ - De Vredesprijs van de Duitse boekhandel '? 2006 Nobelprijs Literatuur
“Ik beschouw mijzelf essentieel als schrijver, als kunstenaar. Ik begin met beelden, woorden, concepten, en ga daarmee spelen. Dan luister ik naar het rijm, naar de muziek die daaruit komt, en zeg: dat is aardig… en zo ga ik door. Je weet op dat punt niet wat je aan het doen bent. Je hebt er alleen maar plezier in; het eerder iets sensueels dan rationeels. Pas wanneer het af is, zie je de boodschap erin, de mogelijke interpretaties. Ik ben tegen `zuiverheid’: dat is een boodschap die ik wel accepteer. Maar dat is geen gedachte waardoor de roman wordt voortgebracht.’’
“Het dooreenvlechten van verschillende culturen en tegelijk de confrontatie tussen traditionele manieren van vertellen en experimentele, postmoderne vormen, gevat in mijn eigen persoonlijke stijl, is het opzet van mijn schrijven.('?)
Het zwarte boek vertelt over de zoektocht van de jonge advocaat Galip naar zijn in Istanbul verdwenen vrouw, van wie hij vermoedt dat ze met haar halfbroer, de bekende columnist Celal, ondergedoken is. In Celals columns meent Galip aanwijzingen te vinden over hun verblijfplaats. Tenslotte gaat hij, onder Celals naam, zelf stukjes schrijven voor de krant en neemt zo diens identiteit over. Ik had zelf twee ooms die in de jaren vijftig voor Turkse kranten schreven. Ik herinner me nog hoe ze thuis voortdurend het hoogste woord hadden. Hun lezers verwachtten dat ze overal hun commentaar op konden leveren, van het privéleven van de Amerikaanse president tot bepaalde fouten van Sigmund Freud of de nieuwe straatverlichting in een achterafstraatje. Ze konden die gebeurtenissen op een heel populaire manier dramatiseren. Dat maakte hen zo leesbaar en ik bewonderde ze vreselijk. Het waren mensen die de pen als een zwaard gebruikten en die je tegelijkertijd, net als Sjahrazaad, elke dag een nieuw verhaal vertelden.('?) In Het zwarte boek leest Galip de columns van Celal eerst nog op een heel rationele, cartesiaanse manier, maar aan het einde is hij er helemaal in opgegaan. Je kunt dat de vermenging van leven en literatuur noemen, en dat is voor een deel natuurlijk ook de waarde van de literatuur. Boeken, columns, verhalen hebben we altijd al gelezen, omdat we ze voor het leven zelf hielden. Dergelijke naà?eve lezers die het verhaal niet onderscheiden van de werkelijkheid en daar helemaal in opgaan bestaan nog altijd, in Turkije ook maar elders. Ik neem die lezers bij hun kladden, maar ook de meer verfijnde, westerse lezers, en draai ze in mijn boeken rond en rond, tot ze tenslotte allemaal verward achterblijven.’’ ('?)
“Laat ik beginnen met op te biechten dat ik uit een enigszins paranoà?de cultuur kom en zelf ook een beetje paranoà?de ben. Denken in samenzweringen is een heel gebruikelijke manier om in Turkije dingen te verklaren en te organiseren.('?) Maar eerlijk gezegd denk ik dat een intelligente persoon een beetje paranoà?de moet zijn. Alle systemen waarin dingen op een vernuftige manier met elkaar in verband worden gebracht zijn op een bepaalde manier slimme paranoà?a’s. Je moet alleen een onderscheid maken tussen intelligente en domme paranoà?a. Die laatste is de grond van veel alledaagse politiek. Dat Turkije zijn problemen met de Koerden en de mensenrechten niet weet op te lossen, dat het niet tot de Europese Unie wordt toegelaten, wordt allemaal verklaard doordat Europa vanwege onze religie tegen ons zou samenspannen. Ik construeer mijn boeken daarentegen rond een soort intelligente paranoia, doordat ik de dommere vormen ervan belachelijk maak, ermee speel, tegen de lezer knipoog, enzovoort.’’ ('?)
“Dat de woorden zijn losgeraakt van de dingen waarnaar ze verwijzen en hun eigen gang gaan, heeft daar misschien wel mee te maken. Ga maar eens naar Istanbul, de Gouden Hoorn over en loop door de straten, en je ziet jezelf blootgesteld aan zoveel beelden, kleuren, letters en teksten dat je vanzelf het gevoel krijgt: ik kan dat allemaal niet meer met elkaar verbinden. Het Zwarte Boek is een poging tot die verwarring op te roepen, dingen samen te voegen die uit heel verschillende bronnen komen. En als je die verwarring, die anarchie van symbolen en tekens, letters en beelden, op je laat inwerken, begin je te accepteren dat de dingen en hun betekenis zich niet meer in een organische eenheid bevinden. Dat is het uitgangspunt van mijn romans, ook weer in het Crimson-boek. In die zin zijn het Bildungsromans. Ik stuur mijn figuren het doolhof van de wereld in, dompel ze onder in de anarchie van mijn stad Istanbul, en laat ze er, hoop ik, als andere mensen weer uitkomen.’’
,,Tot ongeveer mijn vijfentwintigste beschouwde ik mezelf als volledig westers. Toen begon ik langzaam in te zien dat mijn land niet volledig bij het westen hoort. Ik begon in mijn eentje, zonder lid te worden van een of andere sekte, te lezen over de geschiedenis van religie. Die seculiere lezing van allegorische, islamitische vertellingen, heeft met sterk beà?nvloed. Ik moest veel vooroordelen overwinnen, want mij was altijd verteld dat gelovige mensen achterlijk zijn.'?
,,Het westen is onoverwinnelijk. De meeste mensen in het oosten weten dat. Het grootste deel van de mensen wil erbij horen. Maar een deel van hun ethiek, identiteit en waardigheid hoort nog bij het oosten. Het gaat er niet om dat de een `ja’ zegt en de ander `nee’. Zulke mensen vormen een minderheid. In de meeste gevallen zegt dezelfde persoon `nee’ en `ja’ tegelijk.’ Daarbij spelen ook gevoelens van minderwaardigheid en afgunst een rol. ,,Mensen in het oosten weten dat ze laatkomers zijn, dat ze niet de baas zijn. Ze weten ook dat ze tot de tweede garnituur zullen behoren, als ze naar het westen gaan. Maar als ze blijven waar ze zijn, zullen ze vergeten worden. Dat betekent het einde van alles wat ze zijn geweest. Ik schrijf over de spirituele dimensie van zulke historische veranderingen.'?
'?De meeste Turken willen bij Europa horen, om de economische voordelen en omdat Europa staat voor goed bestuur. Maar dezelfde mensen hebben ook heel primitieve ideeën over hun identiteit. Veel Turken denken dat ze speciaal en uniek zijn, zoals alle andere naties dat van zichzelf denken. Ik ben zelf voorstander van toetreding tot de EU. Ik geloof dat een Europa met een islamitisch land in de Unie een toleranter en beschaafder imperium zou zijn dan een uitsluitend christelijk imperium. Maar ik zeg dat als Turk die bij Europa wil horen, niet als een objectieve theorie.'?
,,Radicale secularisten haten me omdat ik schrijf over religie, over de Koerdische kwestie en omdat ik grappen maak over Atatürk. Fundamentalistische kranten vallen me aan omdat ik in Ik heet Karmozijn grappen maak over een imam die met de duivel neukt. Maar ze hebben daarnaast toch waardering voor me, omdat ik ook over hún geschiedenis schrijf. Ze weten daar zelf niets van, want fundamentalisten zijn ook door het moderne Turkse onderwijs gevormd. Ik vind het prettig om mezelf in dit soort dubieuze, ironische situaties te plaatsen. Een schrijver moet een publiek bereiken dat hem niet helemaal afwijst maar ook niet helemaal accepteert. Ik ben er trots op dat ik die plaats bekleed in Turkije.
'?Liever dan van een `botsing van beschavingen’ heb ik het over een eindeloos proces van wederzijdse kruisbestuiving. Natuurlijk zijn er ook dramatische momenten, die in de buurt van oorlog komen. Maar veel vaker komen culturen op een harmonieuze manier bij elkaar. In 'Mijn naam is Karmozijn' slagen de miniatuurschilders er niet in om die harmonieuze verandering te volbrengen, omdat ze de schildertechniek niet onder de knie krijgen. Ze raken in verval en gaan ten onder. Maar ik ben daar zelf wel in geslaagd in mijn boeken. Ik heb mijn Joyce, Proust, Mann, Calvino, Eco gelezen en vervolgens heb ik mijn romans geschreven. Dat is ook mogelijk.’