Het Red Star Line Museum te Antwerpen: voor een goed gevoel met geur van miserabilisme.
Het Red Star Line Museum te Antwerpen: voor een goed gevoel met een geur van miserabilisme.
Al bij al is het nieuwe Red Star Line Museum een boeiende landmark ten noorden van het Antwerpse eilandje, waar een oud pakhuis van de Red Star Line werd opgetuigd tot een museum over migratie. Er werd architectonisch een ietwat postmoderne pagaddertoren aan toegevoegd, die ook de rokende schouw van de Red Star Line schepen symboliseert. Deze keer niet om de kinderen op uitkijk te zetten om als eerste nieuwe schepen te melden, maar om een selfie van de koekenstad mogelijk te maken.
De omgeving oogt nog wat desolaat maar dat betert in hoog tempo.
De openingszaal probeert migratie als des mensen door de eeuwen heen te verklaren, met weinig oog voor het initieel nomadische karakter van menselijke samenlevingen.
Alle migratiebewegingen omwille van oorlog en geweld, vluchten, economische ellende, misdrijven of verlangen naar ander en beter worden graag onder een noemer gevat, terwijl de verschillende drijfveren fundamenteel zijn en blijven. Een grondplan voor het stouwen van slavenschepen blijkt even vrolijk opgehangen als een doorsnede van verschillende klassen op de oceaanstomers.
In die zin klopt een en ander niet helemaal in het verhaaltrant van dit museum.
De migratie naar de Noord-Amerika via Antwerpen werd vanuit de VS en Canada aangemoedigd wegens binnenlandse belangen aldaar. Wanneer die keerden, was het meteen afgelopen met die migratiebeweging.
De tentoonstelling biedt interessante verhalen van verschillende mensen die ooit langs de Antwerpse Rijnkaai gepasseerd zijn, maar slaagt er niet in duidelijk te maken dat ook veel bemiddelde mensen met diezelfde boten reisden. Dat heeft te maken met de jacht op het migratieverhalen over verliezen, verlaten en vereenzamen: ‘Over miljoenen mensen en één droom’.
De gepresenteerde migrantenverhalen proberen schrijnend leed te koppelen aan tien dagen klasse-onderscheid naar voeding, ontspanning, slaap- en leefruimte op hetzelfde schip.
De emotionele nadruk wordt voor de bezoekers al te vaak onderbouwd met een opvallende vorm van miserabilisme. Er moet een glimp gruwelijk leed ervaren worden van de volksverhuizers die have en goed verloren om met hun naakte hebben en houden een nieuw leven op te bouwen in verre onbekende landen.
Doorgaans prezen arme en behoeftige vluchtelingen zichzelf diep gelukkig wanneer ze na lange omzwervingen de dodelijke dans aan het thuisfront ontsprongen waren op weg naar een nieuw bestaan. Veel trieste verhalen moeten al het menselijke leed nog wat extra aanzetten over diefstal, oplichterij, afwijzende reacties van de autochtone Antwerpenaren die vonden dat de passanten stonken naar azijn en formol. Maar vooral over het noodlot van ziekte en medische keuringen die gezinnen konden verscheuren, die dromen amputeerden.
Emigratiecommissaris Eugène Venesoen verklaarde eind 19de eeuw: ’ De Russen hebben geen idee van wat beschaving of properheid is. We kunnen ze beschouwen als de vuilste emigranten die hier aankomen’. En verder :’Hun ziektekiemen kunnen duizenden slachtoffers maken.’ Deze citaten worden als waarschuwingen boven de bezoekers geprojecteerd, als een vorm van zelfkastijding. Nochtans was er al eens een tyfusepidemie in New York en cholera-epidemie in Hamburg uitgebroken.
Herhaaldelijk wordt in het museum een grondplan gepresenteerd van de medische keuringskamers en trajecten ter ontluizing van reiziger en kleding in douches en stoomovens, alsof dit (toen en nu) niet de normaalste en verstandigste manier was om met zoveel mensen vanuit half Europa om te gaan. Zij werden met vele duizenden op één boot verscheept en één reiziger met een besmettelijke aandoening kon dus een hoop anderen infecteren. De VS probeerde bovendien enkel gezonde migranten toe te laten en stelde ook eisen aan de selectie. De regisseurs van het Red Star Line Museum presenteren dit opvallend graag als de gruwel van de Rijnkaai. Je zou haast durven denken dat ze enige gelijkenis met de gang van zaken in latere concentratiekampen voor ogen hadden.
In het eigenste Red Star Line gebouw aan de Montevideostraat/Rijnkaai werden vele tienduizenden mensen gekeurd. Sommigen onder hen, soms kinderen nog werden gescheiden van hun ouders of geliefden wegens trachoom of mentale problemen en de bezoekers worden vooral aangespoord om emotioneel te proeven van de gevoelens van de ouder of het achtergelaten kind in kwestie. Die verhalen worden ook steevast in de pers herkauwd.
In die zin wil dit uiteraard een ‚belevingsmuseum’ zijn. De bezoeker moet zich (kunnen) vereenzelvigen met het leed van de migrant, gisteren en vandaag. Het wordt graag gevoed door romantische beelden van de grootste en indrukwekkendste gevels van Antwerpen met den elektrieken tram versus de voortsjouwende ellende van de ‚Landverhuizers’ triptiek van Eugène Laermans die in volle glorie ietwat te nauw bemeten werd opgehangen. Om de gruwel die Laermans voor ogen had ten volle te kunnen smaken is er meer afstand nodig tot het drieluik.
In die zin is de miserabilistische ondertoon van het museum er ook fors over.
Maar er wordt duidelijk gemikt op de nakomelingen van de migranten die intussen voldoende poen hebben verworven om de lijdensweg van hun voorvaderen in omgekeerde richting te volgen. Gegarandeerd succes voor een eindeloze stroom overzeese bezoekers. Wie ooit dacht familie te hebben die het in Amerika kan gemaakt hebben, kan ook op zoek naar de verre en vermeende verwanten met hun al dan niet vermeende successen.
In het Red Star Line Museum werd dus aan ongeveer alles gedacht om een grote bezoekersstroom op gang te krijgen en te houden. Een audiogids in verschillende talen lijkt dan nog wel te ontbreken al zou een app daarbij misschien soelaas bieden.
Op de piekuren is er amper doorkomen aan, ook al worden de contingenten bezoekers enkel na reservatie – eventueel online – toegelaten.
De slotverhalen van de bewoners van Antwerpen van verschillende leeftijden en oorsprong manen de bezoeker ook weer tot een miserabilistische schuldbelijdenis. Wat een beetje raar lijkt wanneer de situatie in de landen van herkomst vergeleken wordt met die van de migranten van vandaag in de Koekenstad.
Wie het vroeger niet naar zijn of haar zin had in de VS of Canada werkte zich de pleuris om geld te sparen voor de grote terugkeer. Vandaag wordt daar bijzonder weinig aandacht aan besteed.
Of is het allemaal onderdeel van een groot verhaal voor een goed gevoel bij het goede doel?