vrt deredactie.be blog: Leven is bewegen
Leven is bewegen
In een oeroud BRT interludium op de beeldbuis konden Canadese houtvesters nooit stilstaan op hun rollende bomen die als een reusachtig vlot door de rivier naar zagerijen aan de kust werden gedreven. Zo dreigen ook mensen die niet bewegen tussen de wiebelende stammen waarop wij leven het water in te glijden. Deel 3 van de mijmeringen tijdens een elektrische fietstocht naar Rome en terug.
Gezwinde trance
Leven is bewegen om evenwichtig te bewaren. Zeker op de fiets is geen stilstand mogelijk behalve ‘surplacen’ bij sprintende pistiers. Zonder beweging verliest een fietser zijn dynamisch evenwicht en zonder tegensturen vallen we in bochten naar binnen.
Ook mentaal is beweging noodzakelijk om een paar duizend kilometer recht te blijven. Ondanks gps missers, gebroken spaken, kapotte pedaal, versleten band en remblokjes, geplooide spiegels.
Zoals mijn Bion X motor resets nodig heeft, behoeft een eenzame fietser ook in zijn gedachten noodzakelijke resets. Lang fietsen voert tot trance, waarbij de vaart en het genot van de altijd durende gezwindigheid knie-, nek- en rugpijn tempert. Ook het gevoel in handen en kruis en de mentale alertheid zwakken af: tijd om de beweging te onderbreken.
Water
De stramme pijn speelt op in alle spieren wanneer bij een storm massa’s water over de lamentabele asfaltwegen stroelen. Dan blijken op landwegen – waar ik voordien nog speurde naar waterpunten om de hitte te compenseren – alle huizen en schuiloorden achter hekken gesloten. Een enkele verkoopt fruit van eigen teelt en heeft een overdekte patio waar de vrouw des huizes nog gauw ramen en deuren sluit en toestemt in mijn smeekbede voor onderdak bij haar afdak: ‘Shelter from the storm’.
De betekenis van water bij lange fietstochten is zeer dubbel.
Het is je beste vriend, trooster bij een moeizame klim, beloner bij een welverdiend oponthoud. Het is je enige airco in de hitte van de volle middag wanneer de rijwind je natgemaakte fietskleding koelend droogt.
Maar het kan ook in plots opkomende hozende stortbuien tekeer gaan. Waarna de zon weer onthaald wordt door het lokale vogelbestand. Het vinkendialect wisselt zowat om de dertig kilometer, met of zonder suskewiet.
Europa’s mooiste fietspad
Voorbij de Reschenpas klinkt het ruisen van de snelstromende Etsch/Adige als muziek wanneer ik bij een wegomlegginkje weer eens verloren reed in de immense appelboomgaarden. Wanneer de GARMIN Edge Touring gps van slag is, helpt het geluid van het water in het bomenlabyrint de weg terug te vinden.
De enorme vallei van de Adige is een boomgaard van tegen palen opgebonden smalstammen, met althans in de verkoop langs de weg lekkere appels (van vorige oogst).
Wanneer de ochtendnevel tussen de bergen rondom verdwijnt en de zon nog fris is, geeft de rivier zelf een basisruis met daar bovenop vogels in alle toonaarden. En dat in een decor van vijftig tinten groen. De fietspaden zijn een onderdeel van een zeer uitgestrekt en goed aangelegd netwerk dat zich na de Via Claudia Augusta langs de Adige graag het Keizerin Maria Theresia fietspad laat noemen.
Naarmate de dag vordert zijn er meer wielrijders op pad. Tourfietsers en gezinnen met kinderen, die goed leren rijden over lange trajecten. Zowat de helft blijken lokale Duitstaligen. De anderen komen uit Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Een enkele Nederlander of Vlaming. Tegen de middag wordt het geluid van de rivier gedempt tot zacht murmelen wegens hoge waterstand en trager verval.
In tegenstelling tot Trentino Alto Adige zijn de wegen in de Veneto lamentabel. Lokale en landbouwwegen lijden het meest onder de provinciegrens met de Alto Adige Trentino.Tot daar loopt het asfalt als een biljartlaken en vanaf het Veneto-bord is het brokkelig met scheuren, bijgegoten met teerpotten, losgereten, uitgevreten en dan vooral de zijkanten waarvan je als fietser ten volle mag genieten. Subsidies voor de aanleg van veilige ronde punten op nog halflege shoppingzones werden in de Veneto ook maximaal benut. Inclusief rood geschilderde nieuwe asfalt tussen hekken om de verschillende verkeersstromen naar nergens te scheiden. Die nieuwe fietspaden leiden vaak naar abrupte stops met forse drempels, waarvoor je alle remmen dicht moet gooien om erger te voorkomen.
Hoofdstad van de fiets
Van Verona over Ferrara naar Ravenna fiets je door de Bucolica van Vergilius, langs Savonarolla die nog steeds met wijde armen van onder een dreigende capuchon het stedelijke verkeer staat te regelen. Giorgio Bassani vertelt in ‘Het verhaal van Ferrara’ hoe zijn generatie jonge mannen op het plein schijnbaar achteloos onderuit gezakt op een cafestoel de meisjes aanschouwden die na de dienst koket de Duomo verlaten. Vandaag kan het niet meer wegens het plein een bouwput. En ook niet omdat meisjes – zoals die van Ferrarese schrijver – de Duomo niet echt meer frequenteren. Misschien nog wel de tennisclub zoals in zijn ‘Il giardino dei Finzi-Contini’.
Ferrara gaat prat op de slogan ‘hoofdstad van de fiets’, zoals Hasselt die van de smaak.
Het is een wat speciale titel voor de onoverzichtelijke vloot versleten rijwielen die de stad hebben ingenomen. Tegen het stelen, zeggen sommigen. Goedkoop vervoer in een studentenstad kan ook. Maar vaak gaat het om aftandse rijwielen met een ferme antiquarische waarde die goed onderhouden worden. Met zo’n rijwiel kan je in de stad flaneren zoals hoogbejaarde fietsers over de mooie fietspaden cruisen in roze of gele wollen koerstrui op mintkleurige Colnago’s uit de jaren zestig van de vorige eeuw.
Mausoleum
En dan is er Ravenna. Bij het mausoleum van Theodorik de Grote is alles nu uiteraard anders. De grafkamer van de eerste koning van Ravenna is onderdeel geworden van de nieuwe toeristische. route van de religieuze mozaïeken. Al was hij als Ostrogoot niet-katholiek, maar Ariaan. Het mausoleum bergt geen mozaïeken meer, en geen levenslabyrinth. Geperforeerde metalen deuren hoeden de duistere leegte.
Van Patrick Lateur die recent nog de Ilias van Homerus vertaalde in vijfvoetige jamben, kreeg ik het indrukwekkende vers uit zijn bundel ‘Ravenna’ toegestuurd.
Mausoleum
‘Ik kan Boëthius nu niets meer vragen,
mijn vriend, een man van wijsheid, mijn verrader.
Hij stierf vertroost, mij vreten onbehagen
en onrust aan, mijn dood komt alsmaar nader.
Men bouwt mijn graf buiten de stad: de luister
van oude keizers en de geest van Goten,
een kalken decagoon rondom het duister
van leegte met een monoliet gesloten.
Lemuren groeten me terwijl ik traag
de trap beklim, me hoed voor de fantomen
en loer in mijn porfieren sarcofaag.
Laat nu het orthodoxe gif maar komen.’
(Ravenna, P, Leuven, 2001)
Fiamminghi op de fiets
Ik ben hier dertig jaar geleden naartoe gereden omdat de foto ooit in een boek van Latijn of geschiedenis stond. Bij mijn eerste bezoek kwam deze ‘kalken decagoon met een monoliet gesloten’ mij al zo vertrouwd voor dat ik er mijn fiets tegenaan zette als kwam ik thuis in de deuropening. Wellicht werd ik ook verleid door de vertrouwde vorm en verhouding zonder ornamenten rondom het ‘duister van leegte’ die we zelf invullen.
Daar stond ik dan: magerder, peziger, onschuldiger en daardoor zelfbewuster. Want ik had me nog niet zolang met pijn en moeite geïmmuniseerd tegen de orthodoxie van Marx en wie na hem kwamen. Nu sta ik er oog in oog met mijn jongere zelf en wat allemaal nog komen zou en intussen voorbij is, of volbracht. De bewaker die zijn bezoeker alert observeerde, raadde me aan om ook het Baptiserium van de Arianen te bezoeken. Het was waarlijk verbluffend.
Een beetje zoals de ontmoeting met hoogbejaarde klanten bij een onooglijke fietshersteller die wel de juiste pedalen en het juiste spatbord uit zijn chaotische verzameling kon toveren.
Ze vroegen me of ik Vlaming was of Waal, of zoals Eddy Merckx beide. Ze kenden Rik Van Looy. En Rik van Steenbergen, dat was de grootste van allemaal. Als hij niet zoveel werk had met al die vrouwen, zei er een. Dat was later, zei de fietsenmaker in een grijze stofjas met blauwe latex handschoenen.
Fiamminghi op de fiets, het is ook altijd wat.