Jef Geeraerts, Gangreen
Gangreen
Het was laat in 1968. Parijs giste volop na onder het plaveisel, de Russen zaten weer in Praag en wij op internaat in Lier, waar we Gangreen BlackVenus maar niet te pakken kregen in de bibliotheek van de Rijksnormaalschool. Wegens de lange rij voorrang ontleners onder het personeel van de gerenommeerde school. Iedereen bleek plots meer van ‘gangreen’ te weten dan nat en droog.
Mijn broer Vik had thuis een glimp opgevangen van de kaft van het boek van Jef Geeraerts. Net vóór mijn moeder er op de keukentafel met vaardige hand blauw schoolpapier omheen plooide.
Bij onze zoektocht in ieder hoekje en kantje van alle kasten en schuiven volgden we deze keer geheel vergeefs de verstoppers-kunsten van onze ouders. Ook in gedachten.
Ondanks ons broederlijk een-tweetje om de stapel lakens, badlinnen, zakdoeken en ondergoed in de ouderlijke slaapkamer ongezien te doorzoeken vonden we het beruchte boek nergens terug. Behalve een vergeten Paris Match met foto’s uit de moederschoot en brieven die ons niet interesseerden was er geen Jef Geeraerts te vinden.
Tijdens de zondagse hoogmis oefenden wij wegens op zaterdag avond reeds onze plichten vervuld, nog even de O-Soto-Gari heupworp uit de judo en tuimelde met mijn broer de salonzetel om.
En daaronder lag een boek met een blauwe kaft, achteloos onschuldig naar ons te staren. Liefdevol heeft Vik het blauwe kaftpapier losgemaakt om zeker te zijn. Hij kon dat veel beter dan ik. En toen onthulde zich voor ons het meesterwerk van de Nederlandse letteren in al haar glorie.
Wat waren wij Jef Geeraerts dankbaar voor zoveel moois! Op onze buik op de mat verslonden we zij aan zij op ieder veilig moment de Black Venus.
Het kon niet op.
Een schooljaar later kreeg ik als examenvraag Nederlands de vergelijking tussen Felix Timmermans – een oude Lierse god – en Jef Geeraerts, de fel besproken nieuwe god van de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Proza. Het ging me heel vlot af, want onze leraar Nederlands viel voor het vitalisme, van Jefs Gangreen en Pallieter van de Fee. En ik kon er dan nog ‘De Metsiers’ van Hugo Claus bovenop leggen.
Het werden jaren dat we van iedere schrijfopdracht gretig een stijloefening maakten in navolging van Claus en Geeraerts. In ’t Klokzeel – schoolblad konden we met de liefhebbers ‘literair’ helemaal losgaan.
Hugo Claus was ons wel meer nabij. Wij waren in onze ogen maar een beetje jonger nog dan hij toen hij met ‘De Eendenjacht’ de Leo Krynprijs won. En we hadden toen ervaring noch ambities in Afrika.
In die dagen ging een nieuwe wereld voor ons open tussen de muren van de bibliotheek en het internaatsbed met boek en lampje tussen nachtelijk hijgende kamergenoten.