knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Berlijn, Mijn Duitsland, Good Bye Lenin, Polen en nog zijn we niet verloren…

26 juni 2007

Mazurek D?browskiego is het nationale volkslied van Polen
van de hand van Jà?zef Wybicki uit 1797.

Het gaat mij vooral om die eerste regel.
'?Jeszcze Polska nie zgin??a: Nog is Polen niet verloren!'?
Dat heeft iets van dat andere volkslied:
'?Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw,'?'?

Mensen die dit soort volksliederen koesteren, mankeren iets. Zij lijden aan een onduidelijk maar schrijnend, rancuneus en eeuwigdurend gevoel van woede en verongelijktheid wat ze zichzelf hebben aangepraat. Het gaat steevast om een mythisch verleden waarmee ze zich gaarne laten opzwepen tot grootse heldendaden, voor eigen gebruik, in de keuken, bij de haard of voor tv bij voetbalwedstrijden of andere oorlogsspelletjes.
Dit soort volkscultuur is pijnlijk provinciaal, in zichzelf gekeerd en wezenlijk angstig voor wat onweerstaanbaar komen zal.
Dit soort liederen is als roepen in het donker, 's nachts kouder dan buiten, eigen aan mensen die zichzelf zien als een eeuwige underdog, de keffende kuitenbijters die als alternatief ook wel eens de eigen staart beproeven.
Blaffen tegen de maan terwijl de karavaan onverstoorbaar verder trekt.

Nog is Polen niet verloren
Zolang wij leven.
Wat het vreemde geweld ons ontnomen heeft
Zullen wij met de sabel terugnemen!
refrein:
Marcheer, marcheer, D?browski,
Van Italië naar Polen;
Onder uw leiding
Verenigen we ons met het volk!
Wij zullen de Weichsel oversteken, de Warthe,
Wij zullen Polen zijn!
Bonaparte heeft ons het voorbeeld gegeven
Hoe wij moeten overwinnen!
refrein
Zoals Czarniecki naar Pozna? kwam,
Na de Zweedse inval,
Om het vaderland te redden,
Zo zullen wij terugkeren overzee.
refrein
En Vader spreekt dan tot zijn Basia,
Met tranen in zijn stem:
“Luister daar, hoe de onzen
Op de trommels slaan!”
refrein

De Vlaamse Leeuw
Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse Leeuw,
Al dreigen zij zijn vrijheid met kluisters en geschreeuw.
Zij zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft,
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.

Zij zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft,
Zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.

De tijd verslindt de steden, geen tronen blijven staan.
De legerbenden sneven: een volk zal nooit vergaan.
De vijand trekt te velde, omringd van doodsgevaar.
Wij lachen met zijn woede, de Vlaamse Leeuw is daar!

Zij zullen hem niet temmen, zolang een Vlaming leeft,
zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft,
zolang de Leeuw kan klauwen, zolang hij tanden heeft.

“De Poolse literatuur (net als de Poolse aard) is altijd dubbel – er is het leven van alledag en er is heroà?ek, een neiging naar patriottische bravour en hatelijke ironie. Daarom verwijs ik naar twee teksten. Aan de ene kant de openingszinnen van het Poolse volkslied.
Aan de andere kant het openingsstuk van Dziennik (Dagboeken) van Witold Gombrowicz, meer een verzameling van uitstekende essays dan een dagboek. Gombrowicz’ werk geeft goed weer hoe de Polen zichzelf zien. Hij bracht bijna zijn gehele leven in Argentinië en Frankrijk door en kon vanaf een afstand zien wat in Polen verborgen was: wij Polen hadden een minderwaardigheidscomplex en tegelijkertijd een gevoel van superioriteit. We waren ervan overtuigd dat we speciaal waren en maar kenden ook nationale historische stereotypen die iedere uitdrukking van individualisme verstikten.

Gombrowicz wist uit zijn eigen leven hoe zwaar het is om Pools te zijn. We zijn een volk dat voortdurend aan verandering onderhevig is. Tussen terugtrekken in onze nationale banaliteit en het verwerpen van nadenkendheid is er altijd voldoende ruimte om een antwoord te vinden op de Gombrovische vraag: Wat betekent het om een Pool te zijn?

‘... en tegenover Polen weet een Pool zich geen houding te geven, het maakt hem verlegen en gemaniëreerd, het intimideert hem dermate dat niets hem meer lukken wil, het brengt hem in een kramptoestand – te graag wil hij het helpen, te zeer wenst hij het te verheffen. Zien we dat de Polen zichzelf tegenover God (in de kerk) normaal en correct gedragen – tegenover Polen raken ze van hun stuk; dat is iets waaraan ze nog niet zijn gewend…. ’ ”
(Fragment uit Dagboek 1953-1969, Witold Gombrowicz, Uitgeverij Ambo in Baarn en Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 1986) geciteerd door Olga Tokarczuk in Zelfportret Europa in Trouw.

De Poolse bestuurlijke tweeling Kaczynski denkt triomfantelijk zijn gram te hebben gehaald bij de disputen over een Europese Grondwet. Zij hebben hun sabel gehard in het vuur van het verongelijkte nationalisme waarmee ze thuis, in eigen land op groot succes mikken.
Ze beseffen misschien niet dat ze daarmee opnieuw de doos van Pandora hebben geopend, waarin de rancune, de woede en het leed van vele oorlogen gesmoord werd in stromen harde euro-investeringen.
Anderen spelen wetens en willens op een populistische, domme en kortzichtige koers die alle Europese symboliek wil keren voor de kneuterige parade in de eigen spiegels.
Zo probeert ook de Nederlandse regering met haar briljante minister van buitenlandse zaken het eigen publiek te bezweren.

De Europese Unie was, is en blijft de enige oplossing voor de lappendeken aan tegenstellingen die dit oude continent bij tijd en wijle in decennia van oorlog en bloedvergieten heeft gekweld.
De domheid of erger van Europese politici die opnieuw de nationalistische toer wensen op te gaan is grenzeloos en onvergeeflijk. Zij zullen dan ook in de canon van de latere vaderlandse geschiedenis getekend blijven als de leerling-tovenaars die het wilde beest van het nationalisme hoopten te berijden maar erop hebben toegezien hoe hun eigen kiesvee erdoor werd vertrappeld.

De Poolse tweelingleiders probeerden hun gruwelijke gram te halen door de nooit geboren nakomelingen van miljoenen oorlogsdoden met eisen te eren. Het dreigt hen ijzingwekkend zuur op te breken.
Ze blijven liever met sabels zwaaien, trommels slaan en voor het vaderland vergaan dan van enig historisch inzicht te getuigen en mee te werken aan een sterke Verenigde Staten van Europa.
Tussen de Unie en Duitsland enerzijds en het Nieuwe Tsarenrijk anderzijds kan het behoorlijk koud knoeien zijn. Of Polen daarin dan nog niet verloren zal lopen, is nog maar de vraag.
Misschien spiegelen de Poolse leiders zich liever aan een Mexicaans leger, of prefereren ze een statuut van Palestijnse staat boven een volwaardig lidmaatschap van een sterke Europese Unie.
Tenslotte is ook iedere boer liever burgemeester in zijn eigen stal, dan schepen in Turnhout.

59. Bertolt Brecht: Die Là?sung
Na de opstand van 17 juni liet de secretaris van de Schrijversbond in de Stalinallee pamfletten uitdelen waarop te lezen stond dat het volk het vertrouwen van de regering verspeeld had
en het alleen door dubbel zo hard te werken terug kon winnen. Zou het niet eenvoudiger zijn als de regering het volk ontbond en een ander koos?

Geert Van Istendael weet in 'Mijn Duitsland' (uitg. Atlas) fascinerend, teder en soms messcherp, het luik te lichten dat zoveel toedekt bij onze grote oosterbuur. In de Lage Landen aan de Noordzee hebben we wellicht nooit goed begrepen dat wij in hun ogen enkel de delta zijn aan de monding van hun Rijn en Maas.
De Duitse geschiedenis is dus ook '? willens nillens die van ons '? en zal het ook blijven.
Daarom is het zo rustgevend wanneer we onszelf kunnen herkennen in het rommeltje bij de buren. Rommel is veiliger dan Ordnung, zeker voor onderdanen en volksgenoten.

Tijdens de loden jaren zeventig van de vorige eeuw, wanneer we met vier volwassenen in een rode R4 het reële socialisme bezochten, beseften we reeds dat bordkartonnen decors enkel mensen kon misleiden die hun dromen als werkelijkheid bleven koesteren en bij ontstentenis van het reële leven kozen voor een geloof in een bevrijdende maakbaarheid.
Ieder reflectief zelfbewustzijn zouden ze ondergeschikt leren maken aan de richtlijnen van partij en staat: 'Wat te doen? Wat te denken over?'
Westerse geloofsbroeders proefden het geluk van de macht wanneer ze zich oprecht gefêteerd voelden en een status leken te verwerven die troost bood voor de miezerige miskenning in eigen stad of land.
Toch zouden we zelf enkele jaren later ei zo na in een vergelijkbare val trappen bij ons bezoek aan een andere Volksrepubliek, die van China, waar met het 'reformisme', revisionisme en halfzachte knielen voor de nieuwe tsaren op enthousiaste wijze komaf gemaakt werd.
Wel hadden we in die jaren reeds de ijzige vreugde van socialistische geneugten in Albanië kunnen smaken, toen je haar daar nog aan de grens geknipt werd en de broekspijpen meteen versmald. Voor het socialisme moest je toch echt iets over hebben, ook vestimentair, niet?

Het traject door Oost Duitsland was steevast beklemmend.
Vanuit Polen een eindeloze dubbele grenscontrole '? bij de ene geld en stempels om eruit te komen, bij de nadere hetzelfde om erin te mogen. Wij begrepen nog niet ten volle het exclusief intimiderende aspect. Hoge schuttingen rond de snelwegen dienden niet als geluidswand maar wel als blikvanger. Een enkele Raststà?tte van Polen tot Berlijn waar je uitsluitend met de verplicht gewisselde Ostmarken '? met heroà?sche opdruk en een reële waarde van goed 20% – aan drank of voedsel kwam.

Berlin Hauptstadt der DDR diende gerond om West-Berlijn te kunnen bezoeken met een uitstap naar Nefertete. Via Check Point Charly na een zoveelste vragenlijst, fouillering en verplichte markenwissel kon je moeizaam naar het Oosten langs de deprimerende Friedrichstrasse. Unter den Linden werd je nog keihard afgeblaft door kelnerinnen in universele Ostoutfit.

266. De dagen van de Wende waren één langere roes. Het bedrog van Oost werd eerst uitgeschreeuwd en daarna vertrappeld. Maar hebben wij in het feestgedruis van de eindzege gelet op ons eigen bedrog, op het verraad van West dat gepleegd werd jegens de dromen die duizenden en tienduizenden eenvoudige mensen gekoesterd hadden? Op de droevige Wende?

315. Aan de overkant van de Karl-Liebknechtstrasse, recht tegenover het Paleis van de Republiek , bevindt zich de lutherse kerk, de Berliner Dom. Het is een kolos met een reusachtige koepel van groen koper, het soort kolossen die op het hoogtepunt van de wilhelminissche tijd wel vaker werden neergepoot in het zeer breed opgevat Duitse keizerrijk, van het station van Metz tot de stadsschouwburg in Tilsit. Dit kerkgebouw kwam tot stand tussen 1894 in 1905. Je kunt het, of liever je kà?n het zien in het bruine glas van het paleis, maar altijd vreemd verwrongen, uitgebeend, in stukken gehakt, grillig vertekend, vermenigvuldigd, als in lachspiegels op de kermis. Het heiligdom van de rode dictatuur deconstrueerde het vette gedrocht uit de keizertijd. De grote Duitse traditie – en als één traditie groot is in Duitsland dan wel de lutherse – werd feestelijk versjteerd. Nergens anders heb ik ooit waargenomen hoe twee bloedernstige systemen elkaar stonden uitgelachen, onmachtig gierend, bekken trekkend, zich in alle mogelijke bochten wringen. Alleen daarom al mà?ést het Paleis van de Republiek overeind blijven. Want zelfs indien de nieuwe voorgevel spiegelt als een rimpelende vijver, dan nog zal het niet hetzelfde zijn. O, het gemeenschappelijke, geluidloze schateren van Gods hervormer en de goddeloze. ( Geert Van Istendael, Mijn Duitsland, uitg. Atlas)

In de Neue Wache brandde de vlam en rustte de eikenkrans als eerbetoon aan de slachtoffers van het fascisme, met een ballet bij de wissel van de erewacht.
In 1931 werd het voor het eerst een gedenkplaats voor de doden van de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 1960 werd het in de DDR tijd het '?Mahnmal für die Opfer des Faschismus und Militarismus'?. De eikenloofkrans ligt vandaag in het Zeughaus.

'?Mutter mit totem Sohn'? of '?Pieta'? van Kà?the Kollwitz staat vandaag in het midden van de indrukwekkende ruimte waar een lichtkegel als vingerwijzing uit de koepel priemt.

323. De Potzdamer Platz vergiftigt Berlijn. Geef mij maar de Belgische architect Bob van Reeth. Hij zegt dat we intelligente ruà?nes moeten bouwen, die 400 jaar overeind blijven. Van Reeth zegt dat gebouwen geen energie mogen gebruiken. Gebouwen moeten energie produceren, wat technisch perfect mogelijk is. Dat doen de draken aan de Potzdamer Platz niet, integendeel. De sterarchitecten die de bazen
van Daimler-Chrysler, Sonny en Asea Brown Boveri op hun wenken bedienen, verwaarlozen moedwillig de echte toekomstmogelijkheden van Berlijn en zijn bewoners. Ze liegen schaamteloos als ze proclameren dat ze voor de toekomst bouwen. Hun concepten zijn zo achterhaald als bakeliet. Ze smalen de werkelijk gewaagde, de werkelijk futuristische technische vondsten weg, de niet voor de hand liggende vondsten, de vondsten waarvan nooit een glossy foto in vogelperspectief zal worden gemaakt omdat ze onaanzienlijk en zonder spektakel zijn, de vondsten die werkelijk breken met het verleden, werkelijk, dit wil zeggen technisch, economisch, ecologisch. Laag bouwen, bescheiden bouwen, zuinig bouwen, niet voor deze eeuw, maar drie eeuwen verder denken, dat noem ik bouwen voor de toekomst.
Niet energie sparen, maar inderdaad energie opwekken, zonder afval, dat noem ik avantgarde, en niet de zoveelste glanzende gordijngevel, niet het zoveelste originele koepeltje, niet het zoveelste structuurtje dat je alleen kunt zien vanuit de lucht maar nooit als je op de begane grond loopt.
De torens aan de Potzdamer Platz zuipen energie. Ze zullen het geen 300, geen 200, geen 100, zelfs geen 50 jaar volhouden. De torens aan de Potzdamer platz worden imbeciele ruà?nes. Mooi zullen ze pas zijn als er doornstruiken uit de sponningen groeien. Wie zo ontwerpt, heeft de problemen van vandaag niet eens gezien, laat staan die van morgen begrepen. Wie niet ecologisch bouwt, bouwt knekelhuizen. Iedere toren aan de Potzdamer Platz is een zerk, een teken des doods, zoals Berlijn er al zoveel gezien heeft in zijn brute geschiedenis. Berlin, dein Tanzer ist der Tod, kraaiden de hermafrodieten door de sigarettenwalm van de Berlijnse cabarets, 80 jaar geleden, toen de 20e eeuw openbarstte. De gebouwen aan de Potsdamer Platz zijn praalgraven van de 21e eeuw. ( Geert Van Istendael, Mijn Duitsland, uitg. Atlas)

In Vrij Nederland van 23 juni 2007 heeft wijlen Bart Tromp met 'De nazi's als geslaagde socialisten' nog enkele beklijvende beschouwingen tegen het licht gehouden bij de bespreking van het boek van J.A.A. van Doorn: 'Duits socialisme. Het falen van de sociaal democratie en de triomf van het nationaal-socialisme'. (Uitg. Maes&Schilt Amsterdam)

'Het socialisme heeft zich ruimschoots bewezen. Het is wellicht de belangrijkste én de belangwekkendste maatschappelijke stroming geweest. Het was de intelligentste tegenspeler van het liberalisme en de krachtigste tegenstander van het kapitalisme. Het socialisme heeft de vermaatschappelijking van het staatsbestel bevorderd en de emancipatie van de arbeid helpen afdwingen. Het diende als toeverlaat van de massa van de ontrechten en als eerste woordvoerder van de arbeiders in hun strijd voor een menswaardig bestaan. De beweging provoceerde een verbazingwekkende intellectuele activiteit die tal van nieuwe wetenschappelijke inzichten opleverde. En niet als minste verdienste: socialistische initiatieven dwongen vrijwel alle andere grote ideologieën tot reageren en niet zelden tot imiteren en reformeren. '
Dat de SPD faalde, is uiteindelijk terug te voeren op één tekort: de partij kon Duitsland niet vinden. Daarom zou ze te gronde gaan aan de krachtmeting met een partij die voor het eerst bewees dat het socialisme geen splijtzwam hoefde te zijn, maar een unieke nationaal-bindende kracht vertegenwoordigde. Het nationaal-socialisme, zou men kunnen zeggen , voltooide de geschiedenis van het Duitse socialisme door identiek te worden met Duitsland. Om dat Duitse socialisme vervolgens te vernietigen door er de laatste meest extreme consequenties uit te trekken, zoals bekend, 'zum Teufel führen'.
J.A.A. van Doorn lijkt er een sardonisch genoegen in te scheppen om aan te tonen dat het nationaal socialisme noch programmatorisch, noch wat betreft zijn consequenties , in Duitsland een reactionaire kracht is geweest, maar in tegendeel juist een hoogst revolutionaire. In enkele jaren werd de sociale structuur van het Wilhelminische Duitsland gesloopt . De stelling dat het nazi-regime een logische voortzetting was van een autoritair Pruisische Duitsland, een stelling die lang, en misschien nu nog wel, aanhang geniet, is volkomen onjuist. Hitlers weerzin tegen de staat, die hem met zijn inherente bureaucratie en juristerij in zijn bewegingsruimte belemmerde, vertaalde zich binnenlands in een ware sociale omwenteling.
De klassenstrijd werd, als marxistisch leerstuk, begraven, maar ook de feitelijk bestaande standenstaat, die plaats moest maken voor een 'Volksgemeinschaft' ('?)
('?)
Het nationaal-socialisme was meer dan een politieke partij. Het was uit op een nieuwe cultuur en een nieuw type mens, die het resultaat moest zijn van een gezindheidssocialisme. ('?)

Het algemeen aanvaarde beeld is dat de twintigste eeuw het slagveld is geweest tussen liberale democratie enerzijds en anderzijds de totalitarismen die haar bedreigden, fascisme en communisme; een slagveld waar het eerste uiteindelijk en noodzakelijkerwijs zegevierde. Dat is minder dan wijsheid achteraf. In het interbellum kon de liberale democratie zich in Europa ternauwernood handhaven. Het had geen antwoord op de Grote Depressie en ook niet op de uitdaging die de nieuwe massapolitieke met zich meebracht. Juist de nationaal-socialistische verzorgingsstaat beloofde een serieus alternatief voor de samenleving , waar vasthouden aan de liberaal-orthodoxie tot massale werkloosheid en uitzichtloosheid en uitzichtloosheid voor grote delen van de bevolking had geleid.'

286. Duitsers kunnen niet organiseren. Het Derde Rijk dondert in elkaar. Heiner Müller, later een van de bekendste theaterauteurs van de 20e eeuw, is een jaar of 16,17. Hij zwerft door de chaotische restanten van zijn verwoeste land. De concentratiekampen lopen leeg, uit de oostelijke gebieden stromen Duitse vluchtelingen toe, op de vlucht voor het Rode Leger.
In zijn gedenkschriften, Krieg ohne Slacht, zegt Heiner Müller dat hij toen vol bewondering was voor het fenomenale organisatietalent dat Italianen aan de dag leggen in chaotische omstandigheden. Bij chaos, zegt hij in zijn gedenkschriften, kun je kunnen rekenen op Italianen, niet op Duitsers. Die raken in paniek en worden dus onberekenbaar. ( Geert Van Istendael, Mijn Duitsland, uitg. Atlas)

Een eerste bezoek na de val van de muur bleef vragen om meer.
Want er is zoveel meer in deze stad die haar littekens heeft gemaquilleerd met een dubbele tatoeage van kasseien waar ooit de 'antifaschistischen Schutzwall' liep.

330. De herinnering verdwaalt tussen nieuwe muren die haar afstoten, nieuwe grafiek, het nieuwe recht te schrijven. Het indelen is de kern van de beschaving. De herinnering waakt over menselijkheid. ( Geert Van Istendael, Mijn Duitsland, uitg. Atlas)

Fritz komt thuis en vertelt vader dat hij op school een opstel heeft geschreven.
'Wat was het thema?'vraagt vader.
'Over de Antifaschistischen Schutzwall,'antwoordt Fritz
Na vier weken krijgt Fritz zijn opstel terug.
Vader wil de uitslag kennen.
'Ik heb het beste opstel geschreven, antwoordt zijn zoon. Ik heb een 4!'
'Als jij maar een 4 hebt, wat hebben die anderen dan wel?'vraagt vader.
Fritz antwoordt: 'Dat weet ik niet, zij zijn nog niet terug van het verhoor.'

En er is intussen meer, heel veel meer.

Op het Kulturforum met o.m. de Gemà?ldegalerie , het Kunstgewerbemuseum, Neue Nationalgalerie kan je jezelf dagen verliezen in een fenomenale collectie meesterwerken.
Op het Museuminsel al evenzeer.
Het Hamburger Bahnhof en de Berlinische Galerie (met Hannah Hà?ch als Dada dame) zijn architectonisch de moeite maar van collectie en tentoonstelling matig.
Het Holocaust Mahnmal aan de Ebertstrasse is adembenemend en beklemmend voor wie doorheen het woud van stenen kisten dwaalt.
Libeskinds Jüdisches Museum blijft indrukwekkende architectuur naast de aangrijpende 'Tuin van Verbanning en Emigratie'. De inhoud van de tentoonstelling vonden wij matig.
De 'Topographie des Terrors' naast de Martin Gropiusbau beklemt in de opengelegde kelders van het oude SD - Gestapo – SS kwartier tussen Wilhelmstrasse en de vroegere Prinz Albrechtstrasse.
Het Stasimuseum '? schild en zwaard van de partij – viel tegen.
Na 'Das Leben der Anderen' had ik er meer van verwacht.
Voor autochtonen zal het ongetwijfeld veel meer betekenen dan herinneringen aan schrijnende of verzwegen pijn en lijden. Aandoenlijk lijkt ook het consulteren van de eigen dossiers. Interessanter waren de publicaties en boekwerken vanwege 'Die Bundesbeauftragte für die Unterlagen des Staatssicherheitsdienstes der ehemaligen Deutschen Demokratischen Republik', over de opstand van 17 juni 1953 en over de bouw van de muur.
Naast de Reichstag-Bundestag wordt er gerechtigheid geëist voor de slachtoffers van de SED in de DDR, ook voor Russische soldaten die wegens het weigeren van schietbevelen op 17 juni 1953 standrechterlijk geëxecuteerd werden.
Aan het verglaasde bootgebouw van de CDU betoogden slachtoffers van de SED en Stasi die een gelijkberechtiging in pensioen eisten, voor het leed dat zij doorstaan hadden.
Voor inwoners van de vroeger DDR kan zoiets eerder dan heimwee een onaangenaam gevoel van gêne opwekken. Al die snuffelaars die ruiken aan de miserabele hoogtepunten van je voorbije leven, waarin je toch ook maar je geluk moest zien te vinden.
Het zogenaamde DDR museum op de hoek van de Karl Liebknechtstrasse en de Spree was een commerciële giller van 'plattenbau'-maquettes met prullaria uit de DDR tijd waar toeristen zich verdringen als gluurders in het leven van DDR gezinnen.
De militaire parafernalia uit het Oosten worden enkel nog door Pakistani of Indiërs langsheen straten en pleinen gevent.
De Ampelmannetjes daarentegen beleven een commerciële revival.
Fascinerend hoe het rode voetgangersverbod in de DDR een mannetje was met een hoed die de armen spreidde als in een rood kruis, om iedere voetganger de lust tot doorlopen te ontnemen. De 'Ampelmann' was het zinnebeeld van de overheid, de staat en haar politiediensten die zich aan haar burgers liet kennen als een burgermannetje die met gespreide armen de vloed van de massa probeerde tegen te houden. Alle andere rode voetgangerslichten beelden een mens af in rust, de armen ontspannen naast zich.
Het heeft niet mogen zijn, maar dank zij een publicitaire handigheidje worden de gespreide armen een teken van verwelkoming en omhelzing.
Of hoe een bedreiging in een accolade kan verkeren.

Het Deutsches Technik Museum Berlin is een toplokatie van oud en nieuw: geen grotere collectie Nobelprijswinnaars wetenschappen ooit bij elkaar gezien. Het contrast met de DDR fraseologie is groot: elektronische technologie uit het Verre Oosten werd van nieuwe naamplaatjes en nummers voorzien en als origineel uit de DDR op de binnen- en buitenlandse markt verkocht. De ingenieur die het waagde om partijgenoot secretaris-generaal Erich Honecker in te lichten dat digitale gegevens op een schijfje van 1 MB verzonnen praatjes waren van zijn chefs die de gewenste jaarplannen hoopten te overtreffen, heeft het zuur bekocht.

Aan de sjieke Fasanenstrasse is een oud stadspaleis omgebouwd tot het Kà?the Kollwitzmuseum Berlin .

“Ich will wirken in dieser Zeit, in der die Menschen so ratlos und hilfsbedürftig sind”Kà?the Kollwitz 1922

Wie door deze stad dwaalt, loopt doorheen zijn eigen geschiedenis.
Wie hier om zich heen kijkt, wankelt over eigen angsten.
Wie hier leeft, draagt de toekomst over duistere luiken en vervagende herinneringen..

Het Deutsches Historische Museum – Zeughaus '? heeft een nieuwe vleugel van I.M. Pei waarin tot 29 juli 2007 de beklemmende tentoonstelling loopt: 'Parteidiktatur und Alltag in der DDR'.

Dit is een topexpositie die hopelijk een permanent onderdeel worden zal van het DHM.
Hier worden met veel schroom de beklemmende leefomstandigheden in de DDR toegelicht. De catalogus is een juweel: aan reflexie heb je hier nood.
Sommige taferelen zijn dermate indringend en aangrijpend, dat de Berliner Witz noodzakelijke opluchting moet bieden. Berlijn koestert een grote traditie, van eeuwen grappenverzet tegen de Pruisische, Keizerlijke en Proletarische grootheidswaan.

'?In de FDJ, de 'Freie Deutschen Jugend' zijn er twee stromingen. De eerste handelt uit angst, de tweede uit overtuiging'?, vindt een hoog kader van de FDJ uit de omgeving van de FDJ chef Egon Krenz.
'?Aan welke van die twee zullen we de voorkeur geven?'?
'?Aan die stroming die ons uit angst volgt. De overtuiging kan immers veranderen.'?

Honecker belt in de zomer van 1989 met de Chinese ministerpresident Li Peng waarbij ze het hebben over de binnenlandse politieke situatie.
'?Hoeveel politieke vijanden hebben jullie eigenlijk in de Chinese Volksrepubliek?'?
'?Dat moeten er zo'n 17 miljoen zijn'?, antwoordt Li Peng.
'?Meer hebben wij er ook niet'?, antwoordt Honecker.

Erich Honecker gaat wandelen in Berlijn. Hij ziet een vrouw beladen met winkelwaren.
'?Ha Gezellin! Dat heeft u toch maar mooi kunnen aankopen!'?
'?Dat kan je wel zeggen, Kameraad staatsraadvoorzitter! Drie uur heb ik daarvoor moeten aanschuiven.'?
'?Maar Gezellin! Er zijn landen waar de mensen voor een slok water een hele dag moeten staan wachten!'?
'?Ja, dan zijn die vast veel langer socialistisch dan wij'?'?

De grappen over de heersers, het cynisme van het volk houden je recht temidden van zoveel treurnis.

'Good bye Lenin' is een bitterkomische ode aan mensen die zich probeerden recht te houden voor hun kinderen in een bordkartonnen wereld van reclamepropaganda. De confrontatie met het reëel bestaande kapitalisme is tragisch. Het geloof in hun kinderen groots en meeslepend. Wolfgang Becker laat een wereld zien van subtiel veinzen tussen ouders en kinderen, die soms hilarisch soms tragisch maar steeds beklijvend in je hoofd blijft spelen. Wanneer de moeder haar eigen falen en liegen bekent aan haar intussen volwassen kinderen en deze hun vader uit een chique Wannsee-villa weten op te duiken, blijven ze hem op het hart drukken hun moeder niet te confronteren met het einde van de DDR. Ze produceren eigen tv journaals om haar met mondjesmaat voor te bereiden op de massale vlucht vanuit het westen naar het socialistische vaderland waardoor de DDR zich verenigt met de BRD. Terwijl zijzelf intussen op de hoogte is van hun inspanningen om haar de harde waarheid na 9 maanden coma te besparen.
Niets lijkt mooier dan het liefdevol veinzen van ouders en kinderen die uit respect elkaars leven draaglijk willen houden.

De 'Staatsoper unter den Linden' had 'Don Carlo' van Guiseppe Verdi op het programma, een fenomenale voorstelling naar de Don Karlos van Schiller, van Paolo Carignani in een enscenering van Philip Himmelmann.

Vanaf het lezen van Hans Saals 'Memoires van een moralist' blijft het citaat uit de Don Karlos van Schiller als een teken aan de wand :
'?Sagen Sie Ihm, daà? er für die Trà?ume seiner Jugend soll Achtung tragen, wenn er Mann sein wird.'?
Al bleef deze passage niet in de versie van Verdi behouden, het blijft een boeiende opera waar de belangrijke rol van de vrijheidsstrijd van de Nederlanden, van Vlaanderen en Brabant, tegen de Spaanse koning het thema levert voor een beklemmend spel van spanning tussen staatsraison en individuele passie, tussen ijselijk machtsdenken en emoties, tussen een vader die verkrampt en een zoon die onmachtig wordt.
Dit romantische stuk had in Duitsland en Italië een enorme weerklank tijdens de nationalistische opstanden en het uitbouwen van de XIX de eeuwse natiestaten.

Berlijn is na al die jaren een vriendelijke stad geworden, met ruime parken en veel groen, waar het goed fietsen is op degelijke fietspaden '? je kan je fiets meenemen op het openbaar vervoer tegen een extra ticket.
Ook in de omgeving Potsdam en Wannsee is fietsen een prachtig middel om de verborgen littekens te voelen langs bemoste bunkers, brokkelige muren, roestige prikkeldraad, blinde muren, vergane waarschuwingsborden die mensenlevens decennialang hebben verscheurd aan beide zijden van Havel en Wannsee.

64.Carnaval in Dülken.
Elftausend Gecken
reiten auf Stecken…
Elfduizend zotten
rijden op stokken.

Freude bringen,
das ist der Sinn der Sache.

Het geboortepercentage in de oude DDR is vorig jaar fors gestegen '? vaak met 25% – in Berlijn waar het al hoger was, kwam er nog een klad bovenop.
Het is een fascinerende stad waar mensen een nieuw leven beginnen op de begroeide puinhopen van de 19de en de XX ste eeuw. Het lijkt wel alsof de spanning tussen
Preuà?isch korrekt, Berlinisch gewitzt '? opnieuw aan de orde komt.
Franz Krüger (1797-1857) – destijds populair als de “Pferde-Krüger” schilder – had oog voor de combinatie van de hoge heren en dames die zich een houding probeerden te geven in de lachspiegel van de Berlijnse burgers, bedelaars en buitenlui.
Er is dus duidelijk meer tussen Vlaanderen en Berlijn dan een grote voorliefde voor asperges hier en ginder. Kraakvers zijn ze overheerlijk, Beelitzer Spargel, alleen is de culinaire variatie nog niet echt wat Vlaanderen ervan verwacht.

Deutschland

von Bertolt Brecht (1933, im Exil)

O Deutschland, bleiche Mutter!
Wie sitztest du besudelt
Unter den Và?lkern.
Unter den Befleckten
Fà?llst du auf.

Von deinen Sà?hnen der à?rmste
Liegt erschlagen
Als sein Hunger groà? war
Haben deine anderen Sà?hne
Die Hand gegen ihn erhoben.
Das ist ruchbar geworden.

Mit ihren so erhobenen Hà?nden
Erhoben gegen ihren Bruder
Gehen sie jetzt frech vor dir herum
Und lachen in dein Gesicht.
Das weià? man.

In deinem Hause
Wird laut gebrüllt, was Lüge ist
Aber die Wahrheit
Muà? schweigen.
Ist es so?

Warum preisen dich ringsum die
Unterdrücker, aber
Die Unterdrückten beschuldigen dich?
Die Ausgebeuteten
Zeigen mit Fingern auf dich, aber
Die Ausbeuter loben das System
Das in deinem Hause ersonnen wurde!

Und dabei sehen dich alle
Den Zipfel deines Rockes verbergen, der blutig ist
Vom Blut deines
Besten Sohnes.

Hà?rend die Reden, die aus deinem Hause dringen, lacht man.
Aber wer dich sieht, der greift nach dem Messer
Wie beim Anblick einer Rà?uberin.

O Deutschland, bleiche Mutter!
Wie haben deine Sà?hne dich zugerichtet
Daà? du unter den Và?lkern sitzest
Ein Gespà?tt oder eine Furcht!

340. Het Duitse rijgedrag is een hedendaags restant van de lafheid die Heinrich Mann magistraal beschreven heeft in zijn roman Der Untertan. Dat boek wordt algemeen beschouwd als de bijbel van de keizertijd. Het verscheen in het jaar 1918, het jaar waarin het keizerrijk aan scherven viel en de Weimarrepubliek aantrad. Kurt Tucholski noemde het boek het herbarium van de Duitse man. In zijn recensie gebruikte Tucholski ook het woord Roheit, dat betekent grove handelwijze, wreedheid. Die grove manieren kun je tot op heden dagelijks dozijnen keren vaststellen. De methode is simpel. Men meme de auto en begeve zich op Duitse wegen.
Er is een verschil met vroeger. De kreet 'Befehl ist Befehl' raakte internationaal bekend. Beveelt de overste iets monsterachtig, dan voert de ondergeschikte dat monsterachtig minutieus uit en hij heeft achteraf niet eens last van wroeging. Hoezo, wroeging? De overste zal toch wel weten wat moet zeker? Wie ben ik dat ik zou tegen sputteren? Dan is het einde helemaal zoek. Begrijp mij niet verkeerd. 50 kilometer per uur rijden in een bebouwde kom is helemaal niet monsterachtig. Tot nader order mogen we dat beschaafd rijgedrag noemen.
Wat echter als het bevel ontbreekt?

Geen enkel bevel, dat is een toestand die de Duitser zich eigenlijk niet goed kan voorstellen. Wat ongestructureerd is, drijft hem tot paniek. Het razende rijgedrag van de Duitsers is de vlucht vooruit bij gebrek aan bevel. Letterlijk, de vlucht vooruit, hoe sneller, hoe liever. Ze zijn daarin, wat ze zelf zo mooi noemen và?llig hemmungslos, ieder denkbare herneming valt weg.
De vraag rijst natuurlijk: hoe komt het dat Duitsland als enig land in heel Europa (en neem er de Verenigde Staten maar bij, het vaderland van de vrijheid, en Canada) koppig weigeren een snelheidsbeperking in te voeren? Zouden de Duitsers misschien een diepe behoefte koesteren aan chaos? Wie als een kadaver alle bevelen en verordeningen opvolgt, voedt in zichzelf een machtig verlangen naar de ruimte zonder wet of gebod, naar het regelloze, naar het grenzenloze, het …ja, het faustische. Twee keer in de 20e eeuw heeft ijzeren discipline Duitsland in totale chaos gestort. De tijd van de opgezwollen keizer en de tijd van de brallende Boheemse korporaal zijn voorbij, voorgoed voorbij. Geen zinnig mens gelooft dat die zullen worden herhaald.
Wie beheerste al jaren hart en geest? Koning Auto. Niet alleen Duitsland, waar ook ter wereld eist koning auto van zijn dienaren snelheid zonder remmen, bekijk de eerste de beste reclame op tv of in de krant. Maar koning auto is geen absolute heerser. In bijna alle landen wordt hij gedwongen het hoofd te buigen voor snelheidsbeperkingen. Zijn diepste instincten worden beknot. Alleen voor het Duitse volk mocht hij het bevel opheffen, juist voor het volk dat naar bevelen hunkert. De formule is magisch. Op de jubel staat geen maat. Want in zijn oneindige wijsheid weet de vorst van de ontploffingsmotor dat de Duitser niet snakt naar het bevel maar naar de donkere, peilloze afgrond daar net achter, naar de schrikbarende kloof die door het bevel wordt toegedekt. ( Geert Van Istendael, Mijn Duitsland, uitg. Atlas)

Reacties graag naar mailadres.