knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Peter De Graeve, Behaaglijke Leugens op het Feest van de Vlaamse Gemeenschap

6 augustus 2007

Intussen bijna een maand geleden werd onderstaande rede gehouden door de filosoof Peter De Graeve die hier met vaardige hand en spitse taal de behaaglijke leugens waarin Vlaanderen, Wallonië en Brussel zich bijna 2 eeuwen plegen te wentelen analyseert tot een ‘onbehaaglijke waarheid’.
Het verscheen in verkorte versie op de opiniepagina van De Tijd van 12 juli 2007.
Behaaglijke leugens

Rede uitgesproken op de academische zitting ter gelegenheid van het Feest van de Vlaamse Gemeenschap, 7 juli 2007, Merelbeke

11 juli, waarde burgemeester, geachte schepenen, dames en heren, is een vreemde feestdag. Het is de nationale dag van een belangrijke deelstaat van het koninkrijk België. Maar bekijk op die dag de Vlaamse hoofdstad, Brussel: daar wappert nauwelijks een leeuwenvlag. 11 juli is een wat lauwe feestdag, geen dag van trots of vaderlandsliefde. Er wordt niet, zoals in 'echte' nationale staten '? Frankrijk, de VS, Nederland (of België, wat dat betreft) '? de vrijheid gevierd of de onafhankelijkheid herdacht. Wellicht wordt op 11 juli iets gelijkaardigs gevierd of herdacht, maar we weten niet goed wát. Hoe rijkelijk de drank ook vloeit, hoe luid de Vlaamse rock ook uit de boxen schalt, of hoe bevallig het finale vuurwerk '? 11 juli blijft een feest in mineur'? Wij zijn, strikt genomen, niet eens inwoners van een volwaardige deelstaat, zodat je deze dag zelfs geen deelfeest kunt noemen. Waarom vieren wij eigenlijk?
(...)

Op politiek vlak is dit land inderdaad hoogst ongelukkig, zonder meer onmodern. Ik durf te stellen dat België in politiek opzicht zelfs een antimoderne natie is, en dat deze historische eigenschap de ramkoers verklaart waarop het bontgekleurde flottielje van onze staatsinstellingen al jarenlang vaart.
Om dit duidelijk te maken is het aangewezen om enkele behaaglijke leugens, convenient lies, over de Belgische natie tegen de lamp te houden. Dit zijn de belangrijkste:

1. België was van bij de aanvang een progressieve, liberale natie.
2. België is een 'republikeinse monarchie'.
3. België is vandaag een federaal land.
4. De communautaire problemen zijn puur symbolisch, door politici in stand gehouden tegen de wil van de bevolking in.
5. De Vlaming, en de Vlaamse Beweging, is van nature autoritair en rechts.
6. Het Vlaamse nationalisme is de ware bedreiging voor een vreedzaam co-existeren van de gemeenschappen, de gewesten en de individuele burgers in een Belgische multiculturele context.
7. Vlaanderen is onverdraagzaam tegenover zijn Franstalige minderheid.
8. Brussel verdient, als hoofdstad van Vlaanderen, van België én van Europa, en als zetel van enkele mondiale organisaties, meer respect, meer financiële armslag en meer ruimte.

Zelf leg ik daar graag enkele eigen opvattingen naast, die haaks staan op de doorsnee opinie '? mijn inconvenient truth, zo je wil.

11 juli, waarde burgemeester, geachte schepenen, dames en heren, is een vreemde feestdag. Het is de nationale dag van een belangrijke deelstaat van het koninkrijk België. Maar bekijk op die dag de Vlaamse hoofdstad, Brussel: daar wappert nauwelijks een leeuwenvlag. 11 juli is een wat lauwe feestdag, geen dag van trots of vaderlandsliefde. Er wordt niet, zoals in 'echte' nationale staten '? Frankrijk, de VS, Nederland (of België, wat dat betreft) '? de vrijheid gevierd of de onafhankelijkheid herdacht. Wellicht wordt op 11 juli iets gelijkaardigs gevierd of herdacht, maar we weten niet goed wát. Hoe rijkelijk de drank ook vloeit, hoe luid de Vlaamse rock ook uit de boxen schalt, of hoe bevallig het finale vuurwerk '? 11 juli blijft een feest in mineur'? Wij zijn, strikt genomen, niet eens inwoners van een volwaardige deelstaat, zodat je deze dag zelfs geen deelfeest kunt noemen. Waarom vieren wij eigenlijk?

Officieel herdenken wij de slag bij Kortrijk, in 1302, hier te lande bekend als De slag der gulden sporen. Voor de geschiedenis van de late middeleeuwen is die veldslag niet zonder belang. Op 11 juli 1302 breekt het 'herfsttij der middeleeuwen' aan, om het met Huizinga te zeggen. Die dag leed een koninklijk leger, waarvan de kern naar middeleeuwse traditie bestond uit zwaarbewapende ridders, de nederlaag tegen een inferieur geachte, maar sluwe vijand, een troep van infanteristen, ordinair voetvolk, dat tegen de koninklijke ruiterij in het strijdperk trad met pijl en boog. 1302 luidt de doodsklok over de hoofse ridderschap. In de slag bij Kortrijk wordt de figuur van Don Quichot al aangekondigd: niet toevallig een antiheld, die op de sympathie van ons, Belgen, kan rekenen. De pandoering die de Franse ridders op het Groeningenveld ontvingen doet dan ook denken aan de passage uit de Don Quichot waar de Ridder van de Droefgeestige Figuur eerloos wordt uitgeschud door een bende landlopers, door de held verkeerdelijk aangezien voor kwade ridders. Meer dan een eeuw na de slag bij Kortrijk, in 1415 om precies te zijn, wordt de bloem van de Franse ridderschap andermaal vernietigend verslagen. De plaats van het gebeuren is dan Azincourt, de boosdoener de Engelse infanterie. (U kunt dit nalezen in het slot van Shakespeares King Henry the Fifth.) In de slag bij Azincourt wordt de beweging die begon in 1302 voltooid. Sindsdien behoren hoofse ridders, met hun protserige tornooien en kuise geliefden, tot het verleden. De Engelse overwinning op de Franse monarchie is de dageraad van het modernisme en het nationalisme, die door 1302 al wordt aangekondigd. Toch blijft de vraag waarom wij, Vlamingen, anno 2007, de historische ondergang van de Franse ridderschap zouden herdenken? Wij, die niet uitblinken in modernisme of nationalisme '? laat staan in hoofse manieren'? Het lijkt anachronistisch, op het leugenachtige af, dat wij in dit digitale tijdperk de glorie van een zege herdenken waarvan de berichtgeving nog met paard en kar verliep. En het is absurd, op het pijnlijke af, dat wij een keerpunt in de geschiedenis herdenken waarvan tot op heden onduidelijk is of wij er ooit enig politiek voordeel bij hebben gehad. We ruilden de ene vorst in voor weer andere, kochten de ene onvrijheid af met een andere onderdrukking.

11 juli is een verkeerd feest. 11 juli herdenkt de verkeerde slag, in het verkeerde tijdperk van de geschiedenis. De huidige deelstaat Vlaanderen '? die, ik herhaal het, nauwelijks 'deelstaat' genoemd kan worden '? organiseert deze herdenking en de erbij horende feestelijkheden ook om de verkeerde redenen. Mij zou het oprechter lijken indien hier vandaag een eeuwenlange afhankelijkheid werd herdacht, of indien we de moed hadden het mislukken van onze moderniteit te vieren, indien wij het aandurfden het glas te heffen op het feit dat in ons geval grondrechten '? hart en longen van een moderne democratische natie '? niet of op zijn minst niet behoorlijk, niet ten gronde, gelden. Het zou de Vlaamse deelstaat en zijn inwoners tot eer strekken indien ze op een dag als vandaag konden toegeven dat ze sinds mensenheugenis in politieke ademnood leven, in een chronische toestand van democratische epilepsie.
In de hoogdagen van de Franse Revolutie werd in de Notre-Dame, hartje Parijs, een beeld van Filips IV 'de Schone', vernietigd. Tijdens een politiek gemotiveerde beeldenstorm sloegen Franse republikeinen de beeltenis van de historische vorst aan stukken '? één van de zovele politieke acties waarmee ze hun monarchie het zwijgen oplegden. Maar het beeld in kwestie was niet het eerste het beste. Het betrof een ruiterstandbeeld dat Filips IV had laten oprichten ter herinnering aan de militaire campagne tegen de Vlamingen, die in 1304 met een Franse overwinning bij Mons-en-Puelle uiteindelijk succesvol werd afgerond. (Mons-en-Puelle of Mons-en-Pévèle, het vroegere Pevelenberg, ligt vandaag in Frans-Vlaanderen, tussen Rijsel en Dowaai; het was in 1304 een oorlogstrofee, door de Vlamingen aan Filips afgestaan.) Wat leert dit historische voorbeeld ons? Ten eerste, dat het feestgedruis rond de viering van 1302 op zijn zachtst gezegd wat voorbarig is: wij vergaten de wedstrijd die we uiteindelijk verloren, maar vieren nog jaarlijks uitbundig dat ene tegendoelpunt. Ten tweede, dat er een niet onbelangrijke les schuilt in de politieke beeldenstorm van de Franse revolutie: met een paar hamerslagen en één ruk aan het touw van de guillotine hebben de Franse republikeinen méér gerealiseerd dan de Vlamingen ooit zullen bereiken, ook al vieren ze nog duizend jaar de overwinning op Filips de Schone. De politieke storm van 1789 opende voor de Fransen het tijdperk van de moderniteit. Met hun jaarlijkse herdenkingsfeest daarentegen koesteren Vlamingen zich in de ongevaarlijke gelukzaligheid van de late middeleeuwen.

Het is niet mijn bedoeling, dames en heren, om hier vandaag de feestverstoorder te zijn '? al geef ik toe dat die rol de filosoof, minstens sedert Socrates, op het lijf geschreven is. Maar ook op dit bescheiden 'symposium' kunnen wij er moeilijk omheen: aan dit feest en aan de hele symboliek die er in de loop der jaren rond gebouwd werd, is iets fout. De verkeerde mensen vieren vandaag om de verkeerde redenen een verkeerd feest. Een feest dat niet echt spoort met de politieke uitdagingen van de moderne tijd.
Bekijk bijvoorbeeld de jongste verkiezingsuitslag, en vergelijk hem met de uitslagen van de laatste twintig jaar. Het valt op hoe grillig, hoe koortsig, het Vlaamse stemgedrag de voorbije decennia is geweest: de extreme slingerbewegingen tussen de gevestigde partijen, de opeenvolgende zwarte zondagen, het succes van de anarchistische lijst ROSSEM, de doorbraak van de rechts-liberale Lijst De Decker, en alle verwijten van populisme, verzuring, egoà?sme, racisme en opportunisme die we sedertdien hebben gehoord'? Wat zijn de oorzaken van deze chaos in het stemgedrag? En wat zijn de oorzaken van het feit dat wij dit maar niet geduid krijgen, alle wetenschappelijke analyses van de cohorte politicologen ten spijt?
Voor Franstaligen is de analyse simpel. Zij wijten de Vlaamse kieschaos aan een zogenaamde 'repli sur soi'. Ook de progressieve Vlaming houdt het graag eenvoudig. Die schrijft de electorale wanorde toe aan een verregaande onverdraagzaamheid, die wordt gevoed door de irrationele angst van de rijk geworden blanke voor de 'wereld daarbuiten'. Gemakzuchtige moralistische verklaringen, die alleen het eigen ideologisch belang dienen! Het komt de Franstalige politieke klasse en de Vlaamse linkse intellectueel goed uit dat zij de doorsnee Vlaming kunnen karakteriseren als een zelfingenomen, wereldvreemde, egoà?stische nouveau riche. Op die manier worden de kiesintenties van de Vlaamse bevolking moeiteloos herleid tot irrationele drijfveren. De onderliggende boodschap is, dat het Vlaamse stemgedrag eigenlijk een stamgedrag is. En de Vlaamse stam, dat spreekt vanzelf, moet opnieuw worden opgevoed, geciviliseerd. Door wie? Dat lijdt weinig twijfel'? (Politici als Di Rupo, Michel en Maingain gedragen zich al jaren als pleitbezorgers van een civilisering van de Vlaamse bevolking ten gunste van de Belgische natie. Menig BV is alvast op deze missioneringdrang ingegaan, en beschaafd geworden.)
De grond van ons 'democratisch deficit' ligt niet in de duistere diepte van een collectieve psyche, maar in de politiek als dusdanig, en in de voorgeschiedenis van de Belgische politiek in het bijzonder. Eén oorzaak is volgens mij daarbij doorslaggevend, namelijk de mislukking van de politieke moderniteit in de Belgische nationale context. Industrieel en sociaaleconomisch is België ongetwijfeld een moderne natie, en ook wat de volkscultuur betreft kunnen we ons als volmaakt modern én gelukkig beschouwen. Maar geluk hangt niet alleen af van business en welstand, van stoeten en feesten. Gelukkig zijn wordt ook '? en méér dan we vermoeden '? bepaald door een politieke structuur, zoals, omgekeerd, de maatschappelijke malaise hierin niet zelden haar oorzaak vindt. Reeds Montesquieu maakte een onderscheid tussen politieke rust (tranquilité) en vrede (paix). Dit onderscheid is politiek. Rust is premodern, of 'despotisch' volgens Montesquieu; het is de 'gewapende vrede' die heerst in een regime waar de centrale macht zelf onbereikbaar is gemaakt, onttrokken aan de controle van de bevolking. Vrede is daarentegen modern, 'republikeins' in de taal van Montesquieu. Vrede is de maatschappelijke rust die wordt bereikt, bewaard en versterkt door de directe inspraak van een bevolking, die in alle opzichten wordt beschouwd en behandeld als gelijk, of beter: gelijkberechtigd. In de woorden van Montesquieu: 'Alle mensen zijn gelijk in een republikeinse samenleving; ze zijn ook gelijk in een despotische samenleving: in het eerste geval omdat ze er alles betekenen; in het tweede geval evenwel omdat ze er niets te betekenen hebben.' Hoewel België zichzelf een democratische natie noemt, zich als een democratie gedraagt en de waarden van de democratie graag exporteert, liggen de mentaliteit van de bestuurders '? zoals de Leuvense professor Wilfried de Wachter heeft aangetoond '? maar ook de gevoelens van politieke malaise en onrust van de (Vlaamse) bevolking op de schaal van Montesquieu gevaarlijk dicht bij de pool van het 'despotisme', of van de niet-moderniteit'? Op politiek vlak is dit land inderdaad hoogst ongelukkig, zonder meer onmodern. Ik durf te stellen dat België in politiek opzicht zelfs een antimoderne natie is, en dat deze historische eigenschap de ramkoers verklaart waarop het bontgekleurde flottielje van onze staatsinstellingen al jarenlang vaart.
Om dit duidelijk te maken is het aangewezen om enkele behaaglijke leugens, convenient lies, over de Belgische natie tegen de lamp te houden. Dit zijn de belangrijkste:

1. België was van bij de aanvang een progressieve, liberale natie.
2. België is een 'republikeinse monarchie'.
3. België is vandaag een federaal land.
4. De communautaire problemen zijn puur symbolisch, door politici in stand gehouden tegen de wil van de bevolking in.
5. De Vlaming, en de Vlaamse Beweging, is van nature autoritair en rechts.
6. Het Vlaamse nationalisme is de ware bedreiging voor een vreedzaam co-existeren van de gemeenschappen, de gewesten en de individuele burgers in een Belgische multiculturele context.
7. Vlaanderen is onverdraagzaam tegenover zijn Franstalige minderheid.
8. Brussel verdient, als hoofdstad van Vlaanderen, van België én van Europa, en als zetel van enkele mondiale organisaties, meer respect, meer financiële armslag en meer ruimte.

Zelf leg ik daar graag enkele eigen opvattingen naast, die haaks staan op de doorsnee opinie '? mijn inconvenient truth, zo je wil.

1. België is ontstaan als een reactionaire, restauratieve staat.
De zorgvuldig in stand gehouden mythe van een 'liberale' jonge staat België doorstaat zelfs de meest oppervlakkige historische test niet. België is een creatie van het jonge British Empire, dat hier de eerste ideologische afzetmarkt vond voor zijn vrijhandelspolitiek. België was een voorpost op het Europese vasteland van het Britse wilde kapitalisme. Met openheid van geest had dit weinig te maken. Franse ballingen als Baudelaire waren blij dat ze in Brussel een onderkomen vonden, maar walgden tegelijk van de onmenselijke samenleving die ze er aantroffen. De politieke vluchteling Marx kreeg hier weliswaar onderdak, maar werd er prompt uit gegooid zodra hij zijn mond opendeed. België dankt zijn ontstaan aan het feit dat het perfect paste in de restauratiepolitiek die het Verenigd Koninkrijk voerde ten overstaan van de Franse Verlichtingsidealen '? een reactionaire houding, die de Britten tot op vandaag volhouden, ten overstaan van het ideaal van een federaal Europa.

2. Historisch heeft België zich ontwikkeld als een antirepubliek.
Notoire verdedigers van de Belgische monarchie herhalen graag dat België een republikeinse monarchie is. (Daarmee keren ze de uitspraak van Franà?ois Mitterand over het gaullistische Frankrijk '? namelijk dat dit een 'monarchistische republiek' zou zijn '? simpelweg om.) Maar België heeft niets republikeins: niet de naam of bijnaam, niet het verleden, niet de instellingen, en zeker niet de mentaliteit. Het reilen en zeilen van het huidige, zogenaamd gemoderniseerde koningshuis maakt dit duidelijk. Royalisten zijn er als de bliksem bij om te beweren dat in dit land de monarchie geen politieke macht heeft. Tegelijk krijgen stichtingen, vernoemd naar overleden vorsten en nog levende prinsen, alle denkbare fondsen te hunner beschikking om ongevraagd en, vooral, ongecontroleerd hun ideeën onder de bevolking te verspreiden. België is het land waar een royalistische partij kan werken buiten iedere democratische controle om. Deze antimoderne macht gebruikt het koningshuis om zichzelf te propageren. De monarchistische machtspolitiek dringt vandaag tot alle geledingen van de maatschappij door, de pers inbegrepen. Zo gaat er haast geen week voorbij, of één of andere reportage op de openbare radio of tv is 'gesponsord' door de Koning Boudewijn Stichting. Royale advertenties.

3. In werkelijkheid is het Belgische federalisme een mislukking.
Artikel 1 van de Belgische grondwet stelt: 'België is een federale staat'. Dat klinkt mooi, vooral in de oren van federalisten in het noorden van het land, die zouden willen dat deze grondwettelijke regel ooit harde werkelijkheid wordt. Welnu, België is heus niet het eerste land waar een minderheid erin geslaagd is om haar dromen in de grondwet in te schrijven. Vandaag echter werken tegenkrachten aan een comeback, en eisen bijvoorbeeld de terugkeer van het politieke zwaargewicht naar het centrum, dat wil zeggen naar Brussel. Tegenover de eis om meer macht voor de gemeenschappen en gewesten eisen zij het 'refederaliseren' van bevoegdheden. In ruil voor het toepassen van de grondwet in Vlaams-Brabant eisen ze, zoals de Serviërs in Bosnië op het einde van de vorige eeuw, gebiedsuitbreiding (machtsmiddel bij uitstek van het traditionele, rauwe nationalisme). Regionale krachten moeten centraal gecoà?rdineerd worden, gebundeld; gedecentraliseerde bevoegdheden moeten opnieuw gecentraliseerd; de buitenlandse handel moet, in het spoor van de prinselijke roerganger, weer in Belgische handen komen. Er zijn genoeg tekenen die erop wijzen dat het Belgische federalisme mislukt is, en dat de politieke droom van een generatie (Schiltz, Van Miert, Tobback) vervluchtigt, voor zover hij al niet wordt geloochend (Martens). Iedere versterking van de politieke draagkracht van het federalisme, die zou moeten leiden tot meer politieke moderniteit en maturiteit in de structuur van het land, zal de komende maanden en jaren vakkundig worden gedwarsboomd door de traditionele reactionaire en antirepublikeinse krachten in het land. (Leterme's taaiste tegenstanders zijn daarbij niet eens de Franstaligen, maar wellicht de royalisten en unitaristen in zijn eigen partij'?)
België moet ook ophouden zich te spiegelen aan een 'Europees federalisme'. Ten eerste is de oorspronkelijke politieke drijfveer van het Europese federalisme zo goed als afwezig in de historische praktijk van de Belgische machtsuitoefening. Ten tweede biedt zelfs het falen van de Europese federale gedachte, op aansturen van de Britten, zelfs geen grond van gelijkenis met het mislukken van het Belgische federalisme. Als men kijkt naar het gedrag van de Franstaligen in de Raad van Europa en naar de manier waarop zij de aanwezigheid van de Europese instellingen in Brussel politiek uitbuiten, is het duidelijk dat zij 'Europa' gebruiken om het federalisme in eigen land te fuiken. Het zogenaamde federalisme van deze modelstaat is in werkelijkheid louter provincialisme.

4. Het communautaire probleem is allesbehalve 'symbolisch': het legt juist de kern van het Belgische antimodernisme bloot. De eis van een reële gelijkberechtiging en de hoop op een waarachtig democratische invulling van die fameuze 'liberale' grondwet uit 1830 vormde het begin van de 'Mouvement Flamand', zoals Ensor ze nog noemde. Dat Vlaamse burgers vanaf 1860 werden gegrepen door 'la passion de l'égalité', zoals het bij de Franse socioloog Tocqueville heet, toont aan hoezeer in het negentiende-eeuwse Vlaanderen de kracht van '? of beter het streven naar '? het modernisme werkzaam was. De taalstrijd draaide (en draait, tot nader order) niet om taal, maar om gelijkberechtiging. Maar gelijkberechtiging is niet hetzelfde als gelijke rechten, zoals een gelijke kans niet gelijk is aan gelijkheid'? Montesquieu noemt het eerste égalité républicaine, het tweede égalité radicale.) Het is niet omdat het Frans een door de grondwet erkende taal is, gelijk aan het Nederlands, dat de Franstalige het recht heeft om overal in het Frans te worden aangesproken. Het moderne ideaal van de gelijkberechtiging kan wel degelijk onverdraagzaamheid inhouden tegenover hen die geprivilegieerd, wat wil zeggen ongelijk willen zijn; het kan deze onverdraagzaamheid ook perfect democratisch legitimeren. In België is ieder 'communautair' dossier tot nog toe '? van de Frontbeweging, over de vervlaamsing van de Gentse universiteit (1930) en de Leuvense universiteit (1968), tot en met de splitsing van BHV '? ontstaan uit het democratische ideaal van de gelijkberechtiging. Deze houdt in dat het Frans niet overal gelijk rechten heeft als het Nederlands. De eeuwige communautaire hetze vormt dus helemaal geen symbooldossier, kunstmatig in leven gehouden door politici. Het is het kernprobleem van het Belgische establishment en diens historische antimodernisme.

Vier hoekstenen van een onbehaaglijke waarheid over België, die samen een betrouwbare handleiding vormen voor een goed begrip van de actuele problemen waarmee de natie worstelt. Samengevat komt het erop neer dat de Belgische staat ophoudt democratisch te functioneren zodra iemand van hem eist dat hij zich gedraagt volgens de wetten van de politieke machtsdeling die een moderne democratie waardig is. (Het is geen toeval dat nostalgische dichters de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie als historisch voorbeeld nemen van een veelkleurig en meertalig België. Ook het Keizerrijk van Frans-Jozef was immers een hoogvlieger op het gebied van het antimodernisme: archaà?sch, onverdraagzaam, despotisch en racistisch.) Voor België is de naam 'constitutionele monarchie' dan ook misleidend. Prof. Wilfried De Wachter had al aangetoond dat België moeilijk een representatieve of parlementaire democratie kan worden genoemd. En wie het jargon van Montesquieu op de Belgische situatie zou willen toepassen, komt ergens in de buurt van het begrip 'despotische democratie' uit: een land met een glazen plafond, waar de inspraak van bovenuit geregeld wordt, niet georganiseerd. Zo'n regime heeft ontegenzeglijk voordelen. Zo kun je er de multiculturele samenleving makkelijker opleggen dan in pakweg Frankrijk '? waar de positie van de islam het voorwerp is van een uiterst moeilijk, maar democratisch debat. Maar de keerzijde van ons gemak is dan weer, dat dit land, door de historische doorwerking van reactionaire en ondoorzichtige structuren, rijper is dan andere Europese landen voor een islamisering van de cultuur. De basisregel is, dat de oppositie tegen het regime geduld wordt, zolang de restauratieve grondslag, de antirepublikeinse aard en het in de staatsstructuur ingebakken centralisme van het land niet fundamenteel ter discussie worden gesteld. Alle 'frontlijnen', als u mij deze uitdrukking toestaat, van de communautaire tegenstelling volgen perfect dat patroon. (Het feit dat CD&V zich al jaren moet verantwoorden voor haar minimale opvattingen over een 'confederale' staat, of dat het door Franstaligen als een gevaarlijke partij wordt bestempeld omdat er wordt gepraat met republikeinen, is hiervoor tekenend.)
Als wij, vanuit onze 'waarheid', nog even kijken naar de vier overige behaaglijke leugens over de Belgische natie: 5. het wezenlijk autoritaire en rechtse karakter van de Vlaamse Beweging, 6. het gevaar van het Vlaams nationalisme, 7. de onderdrukking van een Franstalige minderheid, en 8. de kleinering van Brussel, hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa, dan wordt snel duidelijk dat deze strijdpunten van de Franstalige politieke klasse precies tegen het glazen plafond van ons politieke systeem aan zitten. Hun opvattingen tonen aan waar de despotische democratie de grens heeft getrokken. Want dat er wel degelijk een centralistisch 'nationalisme' bestaat, het belgicisme, dat minstens zo eng, bedreigend en autoritair is als het Vlaamse, dat de eis om gelijke rechten voor het Frans in Vlaams-Brabant in feite neerkomt op de erkenning van privileges, dus van ongelijkheid, en dat, ten slotte, de eis tot erkenning van Brussel als unieke ruimte (die omwille hiervan de nodige financiële, constitutionele én geografische armslag verdient) eigenlijk een strategie is om de idee van het unitarisme vanuit het centrum te heroveren, wordt uiteraard in alle talen verzwegen. Deze strategie is gericht op het saboteren van het principe van de gelijkberechtiging en van de noodzakelijke democratische organisatie ervan. Met andere woorden, ze is gericht op een verdere ontwrichting van een politieke moderniteit, waaraan België juist nood heeft wil het ooit aan zijn diepe politieke malaise ontkomen. De corruptie van een bewind, zo beweert nog Montesquieu, begint altijd met die van zijn principes. En wie, in België, kan in eer en geweten zeggen dat hij niet in een corrupt land leeft?

De dramatische verkiezingsnederlaag van sp.a en Groen! heeft er alles mee te maken dat links in Vlaanderen de strijd om de democratische principes op het politieke vlak verloochent, omdat het in de greep zit van een moralistisch denken dat de rust van de behaaglijke leugen verkiest boven de uitdagingen van een onbehaaglijke waarheid. Links zit in een malaise, omdat het, tot op zekere hoogte, de malaise is.

Wij kunnen, als het moet, nog decennialang leven met de steeds terugkerende schade van weer nieuwe electorale orkanen. Maar zolang de temperatuur van het zeewater in de Golf van België niet naar een lager niveau zakt, zolang wij met andere woorden blijven leven onder de glazen stolp van een antimoderne, antirepublikeinse en fictief federale staat '? in de schadelijkste van alle politieke greenhouse gassen '? is het Nieuwe Orléans nog niet veilig.
11 juli, dames en heren, is een vreemde feestdag. Want de strijd waarvan die dag jaarlijks de roem wordt herdacht, leert ons weinig over het vuile gevecht dat we vanaf morgen weer moeten aangaan, dag aan dag, tegen al die autoritaire krachten die maar al te graag het principe van de democratie inroepen tegen hen die het lokale despotisme willen breken. Het is een vreemde feestdag. Want de historische zege die jaarlijks op die dag wordt gevierd, verbleekt bij de ontreddering en de verwarring die we de afgelopen decennia hebben ondervonden. Een vreemde feestdag. Want de vreugde die sommigen onder ons op die dag wellicht voelen, bevrijdt niet van de diepe politieke malaise die morgen, nog altijd, de onze zal zijn.

Peter De Graeve
(De auteur doceert filosofie aan de Universiteit Antwerpen.)

Reacties graag naar mailadres.