Lut de Block, Een tijdelijk onderdak
Lut de Block, Een tijdelijk onderdak.
uitg. De Arbeiderspers 2015
Indrukwekkende cyclus van dertien de maand gedichten
BEWOGEN JAAR
DE TIENDE VAN TWAALF
In memoriam Jonathan de Block (1988 – 2012)
Hoe oktoverend de lome oudewijvenzomer waarin
spinnen en schikgodinnen hun verraderlijke draden
spannen. We leren van de bomen het loslaten van
wie of wat ons dierbaar is. We zinken tot de bodem
met leegte als ballast maar bezwaren ons niet aan
de dood. Zachte pijn is het gevolg van acceptatie.
We stijgen, voelen lichtheid in de heldere lucht.
Vrede krijgen is vrede nemen met wat is, gemis.
Vreugde komt vrij en voedt de levensstroom.
Er ligt een gouden gloed op het lover van oktober.
SMALLE PADEN
WINTER AAN ZEE
Alles is doods, behalve de teil van de zee
de tobbe vol spinsels en vissengebroed.
Het heet hier milder maar dat is buiten
de wind gerekend, een noorder die kiert in de trog.
Hoe hij zijn zilte woorden in mijn oren slist
met ijzige lippen mijn huid beroert. ‘Beroerd’
dat is het woord, fonemen gepolijst doorheen zand
stuifwind die ogen tot spleetjes vernauwen.
De wind valt op ons. De zee kropt als een kind
dat een intens verdriet voelt wringen. Geteem
geteut, gestremde melk, misschien wel pis.
Zemige beloften die als altijd verzanden.
Tijd dat ik stappen zet en iets beslis.