Bert Keizer, Vroeger waren we onsterfelijk.
Bert Keizer, Vroeger waren we onsterfelijk.
De troost van filosofie, literatuur en geneeskunde.
Wat ik zo bewonder aan Bert Keizer is zijn luchtige maar indringende manier waarmee hij de medische nemesis te lijf gaat.
En al lijkt het soms ironisch en badinerend, zijn stukken zijn steeds goed onderbouwd.
Niet alleen door praktijkervaring maar ook door gedegen wetenschappelijke analyse.
24. Wat ik zo bewonder in Beckett, is de eigengereidheid waarmee hij de woestijn inslentert zonder zich iets aan te trekken van de vraag of iemand hem daar zal volgen. Het interesseert hem niet of hij wel of niet gelezen gaat worden. Hoewel als dat hem echt niet zou interesseren, dan zou hij niet schrijven, dus ook hij bestaat niet helemaal uit graniet.
261. Maar wie iets wil begrijpen van de dagelijkse medische praktijk waarin men soms jaren rondzwerft op weg naar het station, om tenslotte bij de gemeentelijke begraafplaats aan te komen, zal zich moeten verdiepen in het weten, twijfelen, geloven en hopen dat ons van de dieren onderscheidt.
291. Uiteindelijk kregen de kinderen het wel voor elkaar, maar nu zitten ze met vader in nieuwe ellende.
‘Ze geven hem veel te weinig pijnstilling’, klaagt mijn vriend.
‘Hoeveel krijgt hij dan?’
‘Morfine 6 keer 5 mg, maar die stakker blijft maar onrustig, hij kreunt en hij stamelt en hij plukt, het is niet om aan te zien.’
‘O jee, dat is een protestantse dosering.’
‘Wat lul je nou?’
Ik leg het uit. Als iemand morfine zo laag doseert, dan heb je te maken met een protestante dosering of een jonge arts.
De protestant vindt dat je lijdensverlichting niet moet overdrijven,
dus ook voor stervenden is het van belang dat ze een beetje blijven lijden, we zijn immers niet voor de lol op aarde.
De jonge arts is bijna net zo erg, maar vanuit een heel andere hoek. Zij is bang dat de patient door haar medicatie acht minuten eerder dood gaat. Vandaar.
72. lk vergeet nooit dat ik hierover een keer ruzie kreeg met een assistent lnterne. Ik vroeg hem tijdens een zondagdienst waarom nog doorging met het in mijn ogen zinloze behandeling van een bejaarde man. ‘Wat wou jij dan?’ was zijn vraag. Dat vond ik niet zo ingewikkeld ‘Laat die man toch gewoon doodgaan!’ Zijn nijdig antwoord was: ‘Wat doe jij hier eigenlijk in een ziekenhuis?’
73. Terugblikkend ben ik erg negatief over mijn medische studie. Ik was eerder een betere arts geworden als ik veel vroeger in mijn studie niet op een kinderlijke, maar op een volwassen wijze was geïnformeerd over Wat ik meen dat de werkelijke aard van ons vak is. Ik was eerder een betere arts geworden als ik intellectueel op een scherpere wijze was benaderd over de onvermijdelijke betrekkelijkheid van medische kennis. Veel medische kennis wordt aan studenten overhandigd op een wijze waarin ongefundeerde hoop vermengd is met onuitgesproken doodsangst. Daarom staat er in het interne leerboek nooit naar dan ook nooit: hier kunnen wij niks tegen doen, maar altijd dat er ‘weinig’ kan gedaan worden.
220. ‘Ever tried. Ever failed. No matter. Try Again. Fail again. Fail better.’ Samuel Beckett
224. Alle literaire schrijven is aandachttrekkerij. Of het nu gaat om Wittgensteins Tractatus, Becketts Molloy of Multatuli’s Havelaar, de ondertitel is altijd: kijk mij nou eens! En meestal kijk je graag, want de aandachttrekker doet een kunstje waar je geestelijk even helemaal anders van gaat zitten. Maar het is het kunstje waar je voor stil staat en niet iets anders: dat het echt gebeurd is, bijvoorbeeld, of hoe erg het beschrevene is.
237. Er bestaat een zeer bepaalde manier van spreken over de doden en die wordt ingegeven door de zekerheid dat de besprokene voorgoed verdwenen is.
Angst voor de doden komt deels voort uit het gevoel betrapt te zijn door de doodgewaande, betrapt op het gemak waarmee de vrijgekomen ruimte door de verder levenden onmiddellijk in beslag genomen wordt.
241. René Gude heeft er vele malen op gewezen dat hij de ontkenning van de naderende Dood beschouwde als een ernstig misverstand. De Dood zich er niks van aantrekken, dat op de eerste plaats, maar belangrijker is dat zo’n ontkenning verlegenheid schept, ongemak en zelfs een gevoel van verlating in de geliefden die om je heen staan. Want die moeten namelijk wél omgaan met jouw naderende afwezigheid, om de lullige reden dat zij er nog steeds zullen zijn als jij er straks niet meer bent.
243. Goed sterven, nou ja, draaglijk sterven, is alleen mogelijk als anderen je vasthouden in je nood. Wie omringd door liefde, genegenheid, trouw en als het kan alsjeblieft ook een beetje humor zijn laatste gang gaat, diens sterven is eigenlijk al voor negentig procent goed geregeld. Als je dan ook nog een dokter treft die niet bang is voor een beetje morfine, dan kon je wel eens heel mooi de kist in glijden. Maar Wat ik nu zeg is meer een kwestie van de allerlaatste levensweken. Vrouw, man, kinderen, vrienden, familieleden, die kunnen je wel een paar Weken, maar niet gedurende vele maanden of zelfs jaren ronddragen op weg naar het graf. (...)
Hierop is maar één reactie mogelijk en dat is wegkijken. La Rochefoucauld zei het al: ‘Je kunt de zon en de dood niet recht in het gelaat kijken.’ René gebruikte voor die gedachte het beeld van de roeiboot:je beweegt achteruit richting graf, maar houdt je blik gericht op het leven. Het gaat om een vorm van wegkijken en op dat te kunnen heb je een bezigheid nodig.
244. Wat we zien is dat het uitgerekte sterven, het maandenlange leven met een aangekondigde dood, alleen maar haalbaar is als je iets anders te doen hebt dan staren naar het graf. Dat andere kan literatuur zijn, poézie, groente snij den, modelbouw, muziek maken, muziek luisteren of filosofie, maar je kunt geen van deze bezigheden aanbevelen als de beste, laat staan de enige methode.
255. Je zou kunnen zeggen: goede geneeskunde, ‘zuivere’ geneeskunde, zou alleen maar gestuurd moeten worden door overwegingen uit de biochemie, biologie, werktuigbouw, elektronica en Als de oncoloog zuiver zou werken dan zou hij geen 1500€ wegsmijten met een zinloze injectie. Dat zou wel lukken als het om bruggenbouw gaat, maar – en hier begint het gemieter — bruggen kennen geen doodsangst, worden niet omringd door medelijden en zijn niet bereikbaar voor hoop. De oncoloog is bang voor de dood van de patient. En hij is bang dat de wetenschap hier helemaal niks voorstelt, om maar twee van zijn angsten te noemen. De patient is bang voor de dood. En hij is bang dat zijn vrouw hem zal verwijten dat hij een kans op verder leven laat liggen, om slechts twee dingen van zijn angsten te noemen. En al deze angst leidt tot hun beider geloof in de zinloze injectie. (...) In de emoties rond zo’n injectie zie je dat er veel redenen zijn waarom we in de geneeskunde vaak iets doen, terwijl we weten dat het niet helpt.
259. De studie geneeskunde is een problematische onderneming. Het doel is tweevoudig: het resultaat moet een arts zij die weet wat hij moet doen. Maar we hebben het over een academische studie, dus moet de uitkomst ook zijn dat we geesten kweken die op een bovengemiddeld niveau weten te twijfelen. Je zou willen dat artsen er al tijdens hun studie op gewezen wordt dat het niet gaat om wetenschap maar ook om cynisme, doodsangst, machtsstreven, etc. Dit gebeurt nooit. Jonge artsen worden alleen maar getraind in de toepassing van wetenschap als het erom gaat het noodlot te keren. Er heerst in artsenkringen wel een zekere gewetensnood over de volstrekte ontoereikendheid van wetenschap als het gaat om verzoening met het noodlot. Dat drukken ze uit door elkaar bij allerlei gelegenheden fijntjes te ijzen op het onderscheid tussen geneeskunde en geneeskunst. Overigens zonder zich te verdiepen in wat die geneeskunst dan wel zou kunnen zijn.
271. Illich onderschatte één ding, en dat is de mate waarin de patiént erom vraagt. Er is geen sprake van een wereldwijde samenzwering van artsen die een niet te evenaren genialiteit bezitten in het decennialang bespelen van de publieke opinie in die landen waar het westerse medische model opgeld doet. Geneeskunde zoals die wordt uitgeoefend in onze maatschappij is een niet zo makkelijk te doorgronden combinatie van wetenschap, doodsangst, machtswellust, godsdienst, afhankelijkheid, geloof, liefde, hoop, etc. Illich beet zich vast in twee tegenstrijdige aspecten van deze kluwen: de feitelijke ingrepen en de machtshonger van artsen. Ik zal hem altijd dankbaar zijn, want zijn ontmaskering van deze twee aspecten gaf mij net het duwtje dat ik nodig had om mijn klauterpartij over de medische omheining vol te kunnen houden.