knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Julian Barnes – Het tumult van de tijd

31 mei 2016

Julian Barnes – Het tumult van de tijd – Atlas Contact 2016

 

Knap geschreven portret van de componist, de Macht en hoe eronderuit komen om te kunnen leven en schrijven.

Met beklijvende bedenkingen, ook voor de hedendaagse  volgelingen van de Macht.

108. In een ideale wereld hoort een jongeman geen ironicus te zijn. Op die leeftijd belemmert ironie de groei, hindert ze de verbeelding. Het is het beste om het leven met een opgewekt en open gemoed te beginnen, te geloven in anderen, optimistisch te zijn, vrijmoedig tegenover alles en iedereen te staan. En daarna, als men de de mensen beter gaat begrijpen, een gevoel voor ironie te ontwikkelen. De natuurlijke voortgang van het mensenleven is van optimisme naar pessimisme, en een gevoel voor ironie helpt om het pessimisme te temperen, helpt om evenwicht, harmonie te scheppen.

Maar dit was geen ideale wereld, en dus groeide de ironie op onverhoedse en vreemde manieren. Zomaar ineens als een paddenstoel; rampspoedig, als een kankergezwel.

Sarcasme was gevaarlijk voor de gebruiker, herkenbaar als de taal van de sloper en de saboteur. Maar ironie zou je – misschien, af en toe, naar hij hoopte – in staat kunnen stellen om dat waar je aan hechtte te behouden, zelfs als het tumult van de tijd luid genoeg werd om ruiten te laten springen.

 


53. Waarom, vroeg hij zich af, had de Macht de aandacht naar de muziek verlegd, en naar hem. De Macht had altijd meer belangstelling gehad voor het woord dan de noot: schrijvers, niet componisten, waren tot de ingenieurs van de menselijke ziel uitgeroepen. Schrijvers worden op de voorpagina van de Pravda veroordeeld, componisten op pagina 3. Twee pagina’s verder. En toch was het niet niets: het kon het verschil maken tussen leven en dood.

De ingenieurs van de menselijke ziel: een kille mechanistische frase. En toch, waar diende de kunstenaar zich anders mee bezig te houden dan met de menselijke ziel. Tenzij een kunstenaar enkel decoratief wilde zijn, of enkel een schoothondje van de rijken en de machtigen.

Hij was zelf altijd anti-aristocratisch geweest in zijn gevoelens, zijn politieke overtuiging en zijn artistieke porincipes.

In die optimistische periode – zo weinig jaren geleden nog maar -  toen de toekomst van het hele land, zo niet hele mensheid, herschapen werd, had het erop geleken dat alle kunsten zich uiteindelijk in één glorieus gezamenlijk project zouden verenigen. Muziek, literatuur, theater, film, architectuur, ballet en fotografie zouden een dynamisch verbond vormen, zouden niet alleen een afspiegeling zijn van de maatschappij, haar bekritiseren of bespotten, maar haar maken. Kunstenaars zouden uit vrije wil en zonder politiek oogmerk hun menselijke medezielen helpen zich te ontwikkelen en te ontplooien.

Waarom niet? Het was de oerdroom van de kunstenaar.

Of, zoals hij nu dacht, de oerfantasie van de kunstenaar. Omdat de politieke bureaucraten al snel de controle over het project waren gaan overnemen om er de vrijheid de verbeelding, de gelaagdheid en de nuance uit te logen zonder welke alle kunst krachteloos werd. ‘De ingenieurs van de menselijke ziel’. Er waren twee hoofdproblemen.

Het eerste was dat veel mensen niet wilden dat er aan hun  ziel gesleuteld werd, dank u beleefd. Ze waren tevreden dat hun ziel zo gelaten werd als hij was geweest toen ze ter wereld kwamen, en probeerde je hen te leiden, dan boden ze verzet. Kom naar dit openluchtconcert, kameraad. We vinden echt dat je erbij moet zijn. Ja, natuurlijk is het vrijwillig, maar het kon wel eens een grote fout zijn als je niet je gezicht liet zien…

En het tweede probleem met het gesleutel aan menselijke zielen was van fundamenteler aard: wie sleutelde er aan de sleutelaars?

79. De ene angst drijft de andere uit, zoals de ene spijker de andere uitdrijft. Dus concentreerde hij zich, terwijl het omhoogklimmende toestel op stevige luchtlagen leek te stoten, op de angst van het hier en nu: om verbrand, verbrijzeld, in één keer weggevaagd te worden. De angst drijft normaal gesproken ook alle andere emoties uit; maar niet de schaamte. Angst en schaamte vloeiden in zijn maag vrolijk samen.

115. De kunst is van iedereen en van niemand. De kunst is van alle tijden en van geen enkele tijd. De kunst is van hen die haar scheppen en van hen die haar savoureren. De kunst is niet meer van het Volk en de Partij dan ze ooit van de Adel en de Opdrachtgever was geweest. De kunst is de fluistering van de geschiedenis, die boven het tumult van de tijd uit is te horen. De kunst bestaat niet omwille van de kunst; ze bestaat omwille van de mensen. Maar welke mensen, en wie definieert hen? Hij zag zijn eigen kunst tijd als anti-aristocratisch. Schreef hij, zoals zijn criticasters beweerden, voor een kleinburgerlijke kosmopolitische elite? Nee. Schreef hij, zoals zijn criticasters wilden, voor de mijnwerker uit het Donbekken die na zijn dienst vermoeid thuiskwam en behoefte had aan een ontspannende oppepper? Nee, hij schreef muziek voor iedereen en voor niemand. Hij schreef muziek voor hen die de muziek die hij schreef het meest waardeerden, uit wat voor sociaal milieu ze ook afkomstig waren. Hij schreef muziek voor de oren die horen konden. En daarom wist hij dat alle ware definities van kunst circulair zijn, en alle niet ware definities van kunst haar een specifieke functie toedichten.

163. Hij wist zelf weinig van visuele kunst, en kon met die dichter nauwelijks over abstractionisme discussiëren; maar hij had meteen geweten dat Picasso een schoft was en een lafaard. Het was makkelijk om communist te zijn die niet onder het communisme leefde! Picasso had zijn hele leven die rotzooi van hem geschilderd en de Sovjetmacht geprezen. Maar God mocht verhoeden dat een klein kunstenaartje dat onder de Sovjetmacht leed zo zou proberen te schilderen als Picasso. Hij kon vrijelijk de waarheid vertellen  waarom deed hij het dan niet namens hen die dat niet konden? In plaats daarvan zat hij als rijk man in Parijs en het zuiden van Frankrijk steeds weer die weerzinwekkende vredesduif van hem te schilderen. Hij walgde van de aanblik van die verdomde duif. En hij walgde net zo van de ideeënslavernij als van de fysieke.

165. Hij had ook een ‘historische ontmoeting’ gehad met Achmatova. Hij had haar uitgenodigd om hem in Repino te bezoeken. Ze was gekomen. Hij had in stilte tegenover haar gezeten; zij ook tegenover hem. Na een minuut of twintig was ze opgestaan en weggegaan. Naderhand had ze gezegd dat het geweldig was geweest. Er was veel te zeggen voor stilte, daar waar woorden ophouden en muziek begint; ook waar muziek ophoudt. Hij vergeleek zijn situatie soms met die van Sibelius, die in het laatste derde gedeelte van zijn leven niets meer geschreven had, maar alleen nog de glorie van het Finse volk had zitten belichamen. Het was geen slechte manier van bestaan; maar hij betwijfelde of hij de kracht had voor stilte. Sibelius was kennelijk van onvrede en zelfverachting vervuld geweest. Er werd gezegd dat hij op de dag dat hij al zijn nog bestaande manuscripten had verbrand een last van zijn schouders had voelen glijden. Dat was begrijpelijk. Net als het verband tussen zelfverachting en alcohol, waarbij het een tot het ander aanzet. Hij kende dat verband, dat aanzetten tot, maar al te goed.

192. En dus ging hij naar Moskou en las weer een voorgekookte verklaring voor, te weten dat hij het lidmaatschap van de Partij aangevraagd en dat zijn verzoek was gehonoreerd. Het leek alsof de Sovjetmacht eindelijk had besloten om hem in de armen te sluiten; en hij had nog nooit zo’n kleffe omhelzing gevoeld.

Toen hij met Nina Vasiljevna trouwde, was hij te bang geweest om het vooraf aan zijn moeder te vertellen. Toen hij tot de Partij toetrad, was hij te bang geweest om het vooraf aan zijn kinderen te vertellen. Lafheid was de enige werkelijke rode draad in zijn leven. Maksim zag zijn vader ooit maar twee keer huilen: toen Nina stierf en toen hij tot de Partij toetrad.

En dus was hij een lafaard. (…)

Maar het was niet makkelijk om een lafaard te zijn. Het was veel makkelijker om een held te zijn. Daarvoor hoefde je maar heel even dapper te zijn – als je je geweer pakte, de bom gooide, op de ontsteking drukte, de tiran uit de weg ruimde, en ook jezelf. Maar een lafaard zijn was een carrière beginnen die een heel leven duurde. Je kon je nooit ontspannen. Je moest steeds anticiperen op de volgende gelegenheid waarbij je weer een smoes moest verzinnen, moest weifelen, door het stof moest kruipen, je weer vertrouwd moest maken met de smaak van rubberen laarzen en de staat van je eigen slappe, verwerpelijke karakter. Een lafaard zijn vereiste halsstarrigheid, volharding, een weigering om te veranderen wat het in zekere zin tot een soort dapperheid maakte. Hij glimlachte tegen zichzelf en stak nog een sigaret op. De genoegens van de ironie hadden hem nog niet verlaten.

Dmitri Dmitriëvitsj Sjostakovitsj is toegetreden tot de Communistische Partij van de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken. Het kan niet, omdat het nooit zou kunnen, zoals de majoor zei bij het zien van de giraf. Maar het kon wel, en het was zo.

Reacties graag naar mailadres.