Johan Daisne, Moeder
MOEDER
Ik wil je noemen, overtekenen, houden
in een stel zingende regels, geen gedicht
als de oude, maar ongebonden eenvoudig,
en toch lied – van en voor je – direct lied van
het Licht.
Want Licht was je, groot licht, van in den
beginne, guitig licht, stout en
levenslustig-gezond, licht licht en sterk licht
van groot beminnen, ’t licht van de zomer…
En dat licht en die zomer ben je altoos
gebleven, de hele lijn langs dat ik groeide,
op school ging, verliefd werd en voetje voor
voet in het leven trad, en mee worstelen
moest in de grote kring.
Jij bent het gebleven, boven alles genegen,
altijd daar, altijd goed, steeds bereid en
nooit vermoeid, gebleven met je handen en
op al de wegen van je hart, gebleven en als
het kon nog gegroeid…
Mijn woorden zijn los-eenvoudig, geen ballade
van treurnis, geen naschrift van smart, en toch
een lied, een drinklied, een hooglied, een lied
met licht geladen van jou en die zomer…
Johan Daisne (1912-1978)