Luuk Gruwez – Lagerwal. Gedichten. uitg. Arbeiderspers
Een nieuwe bundel gedichten van Luuk Gruwez: ‘Lagerwal’, ook over moeders en helden die we niet zijn, noch willen of mogen zijn.
Daartussen een hele fijne over de hoofdstad van Limburg en een slotakkoord zoals het in de Stoomstroopfabriek kan klinken.
Voor de prachtige rede van Luc Devoldere bij de voorstelling van ‘Lagerwal’ in Brugge verwijzen we graag naar De Contrabas: met een van zijn mooiste verzen ‘Sourdine’ (uit: Een huis om dakloos in te zijn, 1981):
En als er geen tederheid meer is,
laten wij de tederheid dan veinzen
met geblinddoekte handen en geloken ogen,
liggend aan elkander als een grens.
Hasselt
Zijn groene boulevard die nog niet lang bestaat,
zijn blauwe boulevard die nog lang niet bestaat,
zijn vaak geprezen smaak en of die wel bestaat
behalve in zijn jonge klare of in Petotjes speculaas.
Stad waar obers mankementig leerden nijgen – het sexappeal van omeletten in hun blikken
en altijd weer die rouwrand om de vrouwen
die ze niet langer dan één koffie kunnen houden.
Stad met te veel toekomst, stevig
ingepakt in een petieterig verleden.
Nachtwinkels die vloeken met de chic
van brasseriën, coiffeurs en boetieks.
Geen plek heeft zoveel nood aan overal:
wij zijn, welja, modern hier in Hasselt,
modern maar modest en ons kent ons
en onze eurocenten die wij niet verliezen willen.
Maar zacht en wulps zijn Hasselts vrouwen
die zich moedwillig van lippen vergissen
iets opgetogens fezelend van tussen hun dijen.
Zij kijken hun wimpers los van hun ogen.
Niets
Niets eindigt zoals het hoort. Niet
het dankwoord en niet de lustmoord,
niet het rustoord en niet het slotakkoord.
Geen enkel rijmwoord. Niets zoals het hoort.