Johan Swinnen, Happening – De aanslag in de Inno.
Johan Swinnen, Happening – De aanslag in de Inno.
uitg.Vrijdag 2017
Met ‘Happening, de aanslag in de Inno’ heeft Johan Swinnen en indrukwekkend roman geschreven die getuigt van een periode waarin de zuiveren en de rechtgelovigen in het marxisme leninisme en de gedachte Mao Zedong elkaar in een hels opbod tot revolutionaire terreur dreven tegen het Amerikaanse imperialisme en haar lakeien in de Brusselse consumptiemaatschappij. De ‘happening’ liep uit de hand en de Inno brandde af met 323 doden.
Wie zich een idee wil vormen over hoe het er in die ‘beweging’ of stroming aan toe ging, kan te rade bij ‘Happening’ want Swinnen beschrijft bijzonder goed de sfeer, de zeden en gewoonten in die jaren zestig revolutionaire groupuscules.
Ook zijn verslag over het leven en lijden op het Vlaamse – Limburgse platteland is aangrijpend.
Maandag 22 mei 1967: een aanslag met drie brandbommen tijdens de Amerikaanse veertiendaagse in de Brusselse À l’Innovation kent 323 doden en honderden gewonden. Bij deze apocalyptische brand verliest de dertienjarige Hervé zijn beide ouders. De ramp verandert voorgoed zijn leven en verbindt zijn lot aan Delphine, een militante actievoerster uit het hart van de Brusselse Commune Ché. Ze heeft haar wortels in de studentenprotesten en woont op libertijnse wijze samen met geradicaliseerde actievoerders.
Happening is een sleutelroman die het fascinerende verhaal vertelt van een groep bezielde jongeren die uit verontwaardiging over de steun van het Westen jegens de oorlog in Vietnam en de onrechtvaardigheden van de kapitalistische samenleving tot geweld overgingen en met bommen de strijd aanbonden tegen de Belgische staat. Ze noemden hun vorm van actievoeren ‘ein großes Happening’.
‘De brand in de Innovation in de Nieuwstraat in Brussel op maandag 22 mei 1967 ontstond niet door een kapotte tl-lamp maar was een communistische aanslag, schrijft Swinnen. Op die bewuste dag gingen zijn ouders winkelen in het megalomane grootwarenhuis in Brussel. In de Innovation, nu bekend als Galeria Inno, kon je werkelijk alles krijgen: meubels, kledij, huishoudgerief, voeding … Er was ook een restaurant en een kapperszaak. Dit allemaal met de bedoeling om klanten er zo lang mogelijk te laten winkelen. Maar bij de brand werkte dit als een muizenval.Zelf ontsnapte de toen 13-jarige Swinnen aan de brand. Hij was stout geweest en mocht niet mee op uitstap naar Brussel. ‘Soms kreeg ik er schuldgevoelens over’, vertelt Swinnen. ‘Was ik er beter bij geweest? Of had ik ze kunnen redden? Je weet dat niet. Ik hoop dat ze bovenaan het gebouw in het zelfbedieningsrestaurant zijn omgekomen, waar veel kans was op verstikking. Hopelijk waren ze bij wijzen van spreken met hun hoofd in hun kom soep gevallen, zodat ze niet bij bewustzijn in brand hebben gestaan (stilte) en aan hun drie kinderen konden denken …’
‘Wie daarnaar op zoek gaat, kan heel veel vinden, vergeet niet: het is een sleutelroman. Het punt is dat de daders nooit veroordeeld zijn geweest. Als ik morgen de namen bekend maak, dan is het voor hen heel eenvoudig om mij aan te klagen voor reputatieschade – het gaat hier tenslotte over 323 doden en zovele gewonden.De passages met en over de daders zijn gedocumenteerd en deels gefingeerd. Het boek is trouwens drie weken later verschenen: na overleg met juristen hebben we namen en plaatsen veranderd.’
https://arwedmessmer.de/arbeiten/projects/raf-kein-beweis-no-evidence/
16.ik probeerde me te herstellen en te genezen van het verlies van mijn ouders.Ik wilde iets zinnigs doen met mijn leven. Het engagement van de derdewereldbeweging kwam als geroepen. Ik leerde veel van de strijd van de arbeiders en mijnwerkers in het Genkse. De mijnentingen een voor een dicht en de Ford-fabriek buitte de arbeiders uit. Ik leerde na school Spaans bij broeder Nest om ontwikkelingswerk te kunnen gaan doen in Zuid Amerika. Ik wilde meehelpen de dictaturen in Spanje en Griekenland omver te gooien en me inzetten voor het behalen van onafhankelijkheid van de Portugese kolonies. Wereldsolidariteit was mijn sleutelwoord.
17. Het is een boutade om Nietzsche te citeren: ‘Wat me niet doodt, maakt me sterker’, maar ik voeg er de Joker uit ‘The dark knight’ aan toe:‘I believe anything that doesn’t kill you makes you stranger’
27. ‘Het verantwoordelijkheidsbesef dat we meekregen resulteerde in een politiek engagement dat vanzelfsprekend een linkse invulling kreeg. Links stond voor rationaliteit, wetenschappelijkheid en planning. Het marxisme belichaamde deze idealen nog het meest. Het bood een antwoord op de twee vragen waar we mee worstelden: hoe een nieuwe economische crisis en een nieuwe wereldoorlog met atoomwapens vermijden. Dat verklaarde waarom een belangrijk deel van de naar kennis zoekende studenten en onderzoekers aan de universiteit ondanks het stalinisme, ondanks het fnuiken van de persvrijheid in de Oostbloklanden in volle Koude Oorlog, hun heil zochten bij de communistische partij. Zo ook ik.’
139. De dame zegt dat ik ‘L’Appel pour une Trève Civile’ van Albert Camus moet lezen: hij veroordeelde in de Algerijnse oorlog het geweld aan beide zijden. Het maakt niet uit voor welke zaak je vecht, je strijd zal altijd worden onteerd als je vooraf weet dat je vrouwen en kinderen zal treffen.
‘Om diverse redenen was het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog extreem voorzichtig dat het geen burgers uitschakelde. Bij terroristen telt het aantal burgerslachtoffers evenwel niet, of sterker: hoe meer burgers getroffen worden, hoe geslaagder de operatie. Ben je nu tevreden met het getal van 323 doden in de Inno?’
Ik probeer me nog te verdedigen. ‘We hebben met onze Commune Ché,’ en ik sprak Ché heel strijdend uit, mijn tranen stopten onmiddellijk, ‘een verzetsstrijd gevoerd, het woord terrorisme is misschien hard, maar verzet houdt terrorisme in. Als je bommen legt en mensen doodt, is het een gevolg van ander geweld. Het is evident dat je dan even geen rekening houdt met bepaalde rechten die je in een normaal, beschaafd leven wel zou respecteren.’
252. Ik deel de haat-liefde verhouding ten opzichte van de fotografie van de Amerikaanse essayiste Susan Sontag. Zij noemt de fotograaf de voddenraper van de geschiedenis, zijn foto’s boodschappen van een voorbije tijd. De schilder bouwt iets op, de fotograaf legt iets bloot. De fotografie is het inventariseren van de sterfelijkheid. Het fotograferen van mensen is het toe-eigenen van die mensen. Wanneer later de persoon dood is, bestaat nog steeds de portretfoto die de gebeurtenis voor eeuwig bewaart. Bernard werd getuige van zijn eigen dood, Suzanne van een geliefde, zonder in staat te zijn die dood te voorkomen, hoewel ze samen voor hetzelfde doel gestreden hebben.
316. Alfred Stieglitz: ‘ De camera kan juist die belangrijke dingen waarnemen, die voor het nuchtere oog onzichtbaar zullen blijven.’
322. Ook na 50 jaar hebben de beelden van het slagveld van de Innovation me niet losgelaten, ze zijn een obsessie gebleven. mijn enkele trouwe kameraden van toen hebben gemerkt dat ik het er nog moeilijk mee heb. Ik heb hun verteld dat mijn dromen ’s nachts gezichten geven aan mijn 323 slachtoffers, smartelijke gezichten van mannen, vrouwen en kinderen. Dit is mijn verhaal als gewezen stadsguerrilla dat ik duizelig, met groet moeite op papier heb gezet omdat ik vind dat erover gepraat moet worden. Het woord terrorisme was ons nog vreemd, we beschouwen de brandstichting als ‘revolutionaire rechtvaardigheid’, trouw aan Che Guevara o onze eigen positie veilig te stellen. Ulrike Meinhof zou er een maand later over schrijven:’ Het progressieve moment van een brandstichting in een warenhuis ligt niet in de vernieling van goederen, het ligt in de criminaliteit van de daad, in de wetsovertreding.’ Ik begreep iets wat wij ons vandaag niet meer permitteren en dat juist daarom zo belangrijk is: dat het moderne terrorisme als een revolutionaire energie is, ontstaan om de samenleving ervoor te behoeden weg te zakken in een slaafse burgermoraal, zoals wij die kenden tijdens de naoorlogse jaren van wederopbouw, eind jaren zestig. Een tevreden burgermoraal van kerk, vorst en kapitaal die elke progressiever strijd uit de weg wilde gaan en daarmee een repressieve, geniepige terreur in stand hield van een zichzelf verrijkende egoïstische samenleving die slechts kon bestaan omdat de onderdrukten hun rol aanvaardden.
Wij hebben met onze daad bijgedragen aan de erkenning van de vrijzinnigheid in België. Na de tweede wereldoorlog was de Vrije Gedachte in een vrije val geraakt. Ironisch genoeg schudde de brand in de Inno de Belgische vrijzinnigen wakker: bij de herdenkingsplechtigheid in de Basiliek van Koekelberg was er geen officieel vertegenwoordiger van de vrijzinnigheid uitgenodigd.
Het memoriaal voor de Inno-slachtoffers op het kerkhof in Evere telt vijf witmarmeren zuilen voor vijf religies, maar de vrijzinnigheid is niet vertegenwoordigd. Het doel van het nieuwe centrum van de Vrijzinnigheid , opgericht in 1969, was niet alleen de vrijzinnigheid vertegenwoordigen, maar ook de aangesloten verenigingen coördineren en ondersteunen.
353. Verder kan ik niet anders dan de overblijvende leden van de Commune Ché in Brussel, Commune I en RAF in Berlijn, Keulen en München respecteren voor de lange intense gesprekken over ideologie, levenswijze, zeden en gewoonten, die ik met hen in soms bizarre openheid voerde. Om voor de hand liggende redenen zijn hun namen gefingeerd. De gesprekken met hen waren voor mij emotioneel moeilijk omdat de meesten zich nog altijd niet schuldig voelen voor hun terreuraanslagen. De leden van de Commune Ché blijven de aanslag op de Inno, ook anno 2017, als een verantwoorde actie zien tegen een imperialistisch Amerika dat in 1967 een wrede oorlog voerde in Vietnam. Ik kon hen met mijn argumenten van de Verlichting niet op andere gedachten brengen. Ze voelden zich door de IS-aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel zelfs gesterkt, en ze herhaalden monotoon en harteloos; ‘Wij waren soldaten in de Belgische bevrijdingsoorlog tegen de Amerikanen, wij zijn niet schuldig, wel verantwoordelijk.’ Het zij zo, misschien opent Happening toch hun ogen door de reacties van de lezers.