Luckas Vander Taelen, Mijn gedacht, Opinies over Brussel en andere belangrijke zaken.
Luckas Vander Taelen, Mijn gedacht, Opinies over Brussel en andere belangrijke zaken, Houtekiet, 2017.
Een boeiende reeks verhalen en analyses, onthullingen en moedige standpunten over Brussel vroeger en nu, en vooral morgen. Met een reeks aanbevelingen die Groen en Ecolo (om van de overige politieke partijen nog maar te zwijgen) beter zelf ter harte zouden nemen om niet ten onder te gaan aan de dhimmitude.
174. ‘Het lijkt wel of we enkel preventief kunnen denken: meer legerpatrouilles op onze pleinen en grotere betonblokken in onze winkelstraten. De verdediging is de slechtste aanval.
We zijn even verwend als we naïef zijn. Verlamde lemmingen die niet weten hoe om te gaan met fanatici die hun leven veil hebben voor hun geloof en overtuiging. Salafisten zijn als religieuze nazi’s. Maar als iemand dan zegt dat dit oorlog is, stuiven we verschrikt weg. Churchill blijft zich maar omdraaien in zijn graf. Hoeveel meer blood, sweat and tears kunnen we nog verdragen?
Laat ons toch eens ophouden met ons in te houden. Laten we hardop zeggen wat zelfs Obama nooit over zijn politiek correcte lippen kreeg, om toch maar niemand te stigmatiseren: dat al dat onheil van een op hol geslagen godsdienst komt. Waarom knijpen we altijd onze billen dicht om toch maar geen religieuze gevoeligheden te bruuskeren? Vrijzinnigheid, atheïsme en Verlichting zijn stilaan scheldwoorden geworden. We noemen onszelf liever agnost dan dat we durven zeggen dat God niet meer is dan een menselijk verzinsel. Journalisten verzwijgen bewust het adjectief ‘islamitisch’ bij het substantief ‘terrorist’. Een opiniemaker zegt dat terroristen niet meer dan depressieve zelfmoordenaars zijn. Of amateurs, psychopaten, eenzame wolven… zeg maar wat. Alles om toch maar niet het I-woord te moeten gebruiken. Ik vraag me af wat die voorname denkers zullen verzinnen nu blijkt dat het in Spanje over een goed georganiseerde bende islamitische fundamentalisten ging.
We willen ons vooral niet superieur voordoen, zelfs niet tegenover barbaren. Vanuit een onbepaald schuldgevoel kastijden wij liever onszelf. De islamitische moordenaars van de Ramblas verachten ons om zoveel dwaze en blinde zwakheid. Door onze dubbelzinnigheid geven we hun vrij spel om nog meer verwarde jeugdige geesten te kapen.
95. ‘Brusselse burgemeester Yvan Mayeur. Die had na een woelige betoging van hooligans op het Beursplein uitgeschreeuwd dat ‘La Flandre a sali Bruxelles’. Dat er bij de betogers net zoveel Franstaligen als Vlamingen waren, deed voor Mayeur niet ter zake.’
96. ‘Het was toen dat een van de vaste panelleden van het programma, journalist en jarenlang woordvoerder van Guy Spitaels (PS) Michel Henrion, zijn pijlen op mijn persoon richtte. ‘U hebt me geënerveerd met wat u over Mayeur hebt gezegd,’ sprak hij als een ware inquisiteur in mijn richting. ‘Vlaanderen heeft een nieuwe bliksemafleider gevonden om het over Brussel te hebben. Vroeger hadden ze een afkeer van Philippe Moureaux, nu is dat Yvan Mayeur. Dat is een manier om Brussel aan te vallen.’ Ik vroeg Henrion toen wat hij zelf dacht van de anti-Vlaamse retoriek van Mayeur, of hij die racistisch vond. Zijn repliek zegt alles over het enge beeld dat vele Franstalige journalisten er nog opna houden als het over Vlaanderen gaat: ‘Bart De Wever gedraagt zich toch ook als een partijmilitant in zijn stad?’
Een antwoord op mijn vraag kreeg ik niet, ook niet toen ik ze herhaalde. Ik stelde ze dan tot drie keer toe aan de voorzitter van de Franstalige mensenrechtenorganisatie. Maar Alexis Deswaef had blijkbaar ook geen problemen met de anti-Vlaamse uitspraken van Mayeur. Hij slaagde er op wat gestamel na niet in het enige gepaste antwoord te geven dat van een man ‘met zijn functie verwacht kan worden, namelijk dat een zin als ‘Vlaanderen heeft Brussel bezoedeld’ gewoon onaanvaardbaar is.
‘Dat een burgemeester een hele bevolkingsgroep niet mag stigmatiseren voor het gedrag van een kleine groep marginalen. Als Mayeur zoiets had gezegd over Marokkanen of Turken, dan zou Deswaef zonder enige twijfel geen blijf geweten hebben met zijn verontwaardiging. Maar als het over Vlamingen gaat, dan gelden er blijkbaar aparte criteria. Na de uitzending was Deswaef woedend en weigerde hij elk verder gesprek met mij.’
142. ‘Tot voor kort zorgden die godsdienstige geloofsbelijdenissen van mandatarissen niet voor veel problemen binnen de partij. De vrijzinnige vleugel dacht het zijne van die katholieke geloofsbelijdenissen, maar de eenheid van Ecolo was niet in gevaar. Dat is sinds de rel met Marie Nagy wel even anders. Zij is de eerste belangrijke stem die openlijk durft te zeggen wat velen binnen de partij denken: dat Ecolo zich zeer dubbelzinnig opstelt als het gaat om de noodzakelijke neutraliteit van de overheid in religieuze zaken. Maar het gevaar voor de laïcité komt volgens Nagy van het steeds kritieklozer aanvaarden van de religieuze eisen van moslims.
In haar artikel klaagde ze een tussenkomst in de gemeenteraad aan van haar partijgenote Zoubida Jellab. Die vond dat moeders, die schoolkinderen vrijwillig op uitstap begeleiden, het recht moeten hebben om een hoofddoek te dragen. Dat is nochtans flagrant in tegenstrijd met het Brusselse reglement dat twintig jaar geleden door Ecolo mee is opgesteld. Nagy citeerde in haar open brief de motivatie van Jellab, die de stad Brussel verwijt ‘de politiek van neutraliteit te gebruiken als een middel om te discrimineren en stigmatiseren’. Nagy denkt net het omgekeerde: als je zoiets zegt, dan haal je het eigen ‘reglement onderuit dat bepaalt dat lesgevers en begeleiders geen religieuze tekens mogen dragen. En vergroot je de verwarring van jonge moslims, die de vereiste van een neutrale overheid niet zien als een noodzakelijke voorwaarde voor tolerantie en godsdienstvrijheid, maar als een inbreuk daarop.
De reactie op de open brief van Marie Nagy was snel en hevig: nog geen week later werd ze afgezet als fractieleider door de lokale afdeling van Ecolo-Brussel, die er meteen ook op aandrong om haar uit de partij te zetten. Zonder aarzelen werd haar reputatie besmeurd: op de Facebookpagina van Brussels parlementslid Céline Delforge werd ze uitgescholden voor ‘pretentieuze racistische trut’ wiens verborgen ambitie een overstap naar de PS zou zijn. Eerder dit jaar was al Michel François, een ander Ecolo-gemeenteraadslid, opgestapt. François verweet zijn partij naïviteit tegenover het islamitisch fundamentalisme en vond dat Ecolo een open discussie daarover moet aandurven en niet mag overlaten aan extreemrechts. Maar elk debat over alles wat met multiculturaliteit te maken heeft, ligt bijzonder gevoelig binnen Ecolo; wie het aandurft daarover te spreken in andere dan politiek correcte bewoordingen, wordt meteen als racist afgevoerd. Het wordt alsmaar duidelijker dat Ecolo onder druk van de sterker wordende PTB ‘kiest voor ideologische rigiditeit en alles op alles zet om stemmen te halen in de moslimgemeenschap, ook al gaat dit ten koste gaat van de laïcité.’
146. ‘Le marché halal ou l’invention d’une tradition van de Franse antropologe Florence Bergeaud-Blackler stelt dat halal geen aloude religieuze traditie is die door de Koran zou worden voorgeschreven, maar een vrij recent fenomeen dat alles met marketing te maken heeft.
Het groeiende succes van halal is het resultaat van een industriële marketingstrategie die een behoefte creëerde voor een commercieel bijzonder interessante groeimarkt: die van de islamitische gelovigen. De halalmarkt, wereldwijd goed voor een slordige 635 miljard dollar per jaar, is ontstaan door een merkwaardig samenspel van de neoliberale geglobaliseerde economie en de fundamentalistische stromingen binnen de islam.
Die markt heeft een verschuiving veroorzaakt van het begrip ‘halal’, dat oorspronkelijk aanduidde wat toegestaan was. Nu heeft het een uitsluitende bijbetekenis gekregen voor alles wat verboden is: wat niet halal is, is haram, en mag niet. Het merkwaardige is dat de uitbreiding van het begrip niet is bepaald door religieuze voorschriften uit moskeeën, maar door de industrie, die in een specifieke benaming voor religieus correcte voeding een enorm verkoopargument ziet voor gelovigen. Net zoals een bio- of een fairtradesticker een bepaald publiek aanspreekt, is een halallabel bepalend geworden voor de keuze van islamitische consumenten. De industrie is er zo in ‘geslaagd producten een aura van religieuze betrouwbaarheid te geven.
Florence Bergeaud-Blackler stelt onomwonden dat vele gelovigen ten onrechte denken dat ze enkel halal mogen eten omdat de Koran dit zou voorschrijven. Dat is niet zo, want tot diep in de jaren tachtig volgden islamitische autoriteiten het vijfde vers van de vijfde soera van de Koran, waarin gelovigen wordt verteld dat religieuze slachtingen voorbehouden zijn voor speciale gelegenheden zoals het Offerfeest, maar niet verplicht zijn voor het voedsel van elke dag. In geen enkel islamitisch land heeft ooit een strenge halaltraditie bestaan. Ook niet in België, waar de eerste generatie moslims het woord halal nauwelijks kenden.
Dat is een behoorlijk verschil met vandaag, waar de meeste islamitische gelovigen ervan uitgaan dat ze enkel vlees mogen eten van dieren die ritueel geslacht zijn.’