Pierre Plum: “Toon Horsten, De pater en de filosoof. Het spannendste boek over filosofie dat ik ooit gelezen heb’!
Pierre Plum op FB:
“In Leuven wordt nog aan filosofie gedaan. Zo dacht ik toen ik in de jaren zestig het ene aula-boekje na het andere verslond over fenomenologie en antropologie. In Gent daarentegen waar ik studeerde, wilde men zo vlug mogelijk af van elke vorm van speculatie, introspectie en metafysica. Alles diende wetenschappelijk te zijn. Ook indien het dat duidelijk niet was. Een vreemdsoortig mengsel van marxisme en neopositivisme werd onder de naam van ‘moraalwetenschappen’ over een nieuwe lichting aspirant filosofen uitgegoten, en Plato was slechts een kanttekening bij wat Jaap Kruithof allemaal beweerde. Duidelijk was dat men in Gent de wereld niet langer wilde interpreteren maar hem grondig wilde veranderen.
Tegendraads als ik was, zocht ik mijn heil in fenomenologie, existentiefilosofie en psychoanalyse om mijn studies in de psychologie wat diepgang te verlenen, en ik droomde ervan om een paar jaartjes in Leuven te studeren. Ik las in mijn aula-boekjes dat zich aldaar het Husserl-archief bevond, een overweldigende schat van nog onuitgegeven teksten van de grondlegger van de fenomenologie, en dat iedereen die daarin geïnteresseerd was die kon inkijken, mits hij daartoe ernstige redenen kon opgeven. Ernstige redenen had ik niet, tenzij dan dat ik meende dat het mij gelukkig zou maken, om daar wat in de transcripties van de gestenografeerde nota’s van Husserl te zitten grasduinen, in navolging van Merleau-Ponty, Levinas, Derrida en andere grootheden naar wie ik opkeek.
Ik ben er nooit in geslaagd, maar ik ben wel heel blij dat ik gisteren in een dag en een nacht het boek van Toon Horsten over dat Leuvense archief heb verslonden. Eindelijk weet ik wie die mysterieuze pater was, die op gevaar af van zijn leven, de immense intellectuele erfenis van Edmund Husserl van Freiburg naar Leuven wist over te versassen, in die onzalige nazi-tijd. Herman Leo Van Breda, is zijn naam, en zijn avontuurlijk leven rondom dit archief, de mensen die erbij betrokken waren, filosofen, assistenten, familie van Husserl, leest als een thriller. Ik moet toegeven dat la Petite Histoire, de kleine voorvallen in de oorlog van de diverse helden in dat verhaal mij meer bezig houdt dan de manier waarop Husserl tot het wezen van alle bestaande dingen trachtte door te dringen. Sinds dat boek ben ik meer geïnteresseerd in wat Landgrebe, Fink en Edith Stein, assistenten van Husserl ooit, in de oorlogsjaren overkwam dan in hun uiterst waardevolle reflecties over de fenomenologie als zuivere wetenschap.
En nu wil ik ook dat archief betreden; ik vind wel een ernstige reden. En daarna ga ik uitgebreid dineren, zoals pater Van Breda dat ook zo graag deed, met kreeft en de lekkerste wijnen. Hij had zoals ik diabetes maar leefde er niet naar. Telkens hij een aanval van hypoglykemie kreeg, begon hij tegen iedereen die in zijn weg liep te fulmineren. Vooral op Fonske was hij kwaad, Alphonse de Waelhens, de topfilosoof van Leuven die hem verweet een vergader-filosoof te zijn, een mannetje dat wel in alle commissies zat om gelden te verzamelen, maar zelden een verstandig woord op papier zette. Of anders meende hij dat de fietsen van de studenten in de tuin van het Instituut voor Wijsbegeerte niet goed waren gestald, en begon hij eindeloze jeremiades af te steken over de jeugd van tegenwoordig. Of hoe geleidelijk de vraag naar het wezen, naar het Zijn in mij is ontaard in nieuwsgierigheid naar het bonte en veelal irrationele leven van de filosofen.. Ik moet in elk geval dat begenadigd oord met mijn eigen ogen verkennen. Ik kan nu goedmaken wat ik in mijn jonge jaren nooit heb gedurfd. Ik vind wel een ‘ernstige’ reden.Toon Horsten, De pater en de filosoof,uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2018.
Het spannendste boek over filosofie dat ik ooit gelezen heb!”
Ik kan me hierbij aansluiten. Ook ik heb ‘De pater en de filosoof’ in één ruk uitgelezen. De auteur heeft de knepen van het spannende vak in de vingers. Pierre Plum drukt in zijn FB stukje met de zijne op de pijnlijk kloppende littekens van de filosofie in Vlaanderen.
226. Jaren later, na de dood van Van Breda, zal Emmanuel Levinas ‘Noms propres’ publiceren. Een bundel waarin hij dertien portretten schetst van mensen die op de een of andere manier belangrijk voor hem zijn geweest. Het gaat om en paar schrijvers met voorop Paul Celan en Marcel Proust, maar toch vooral om filosofen. Onder meer Kierkegaard, Jean Wahl, Jacques Derrida en Martin Buber passeren de revue. Ook Van Breda krijgt een ereplaats in het boek, als iemand die voor Levinaas geldt als een toonbeeld van rechtschapenheid. “Zijn goedheid en zijn universitaire fijnzinnigheid manifesteerden zich altijd in die lach, in de vrolijkheid van de tevreden boer die weet dat hij de duivel een stevige loer heeft gedraaid”, schrijft hij.227. Steeds vaker manifesteert zich ook hypoglycaemie, waarbij Van Breda in een soort van trance geraakt. Rudolf Boehm is een van de eersten die er, in de vroege jaren vijftig, mee te maken krijgt. “Als de pater te weinig suiker in het bloed had, dan kon zich zo’n hypo voordoen. Dat was een lelijke toestand hoor, een soort van dronkenschap. Vreselijk voor de persoon in kwestie, het moet een bijna psychotisch gevoel zijn. Het heeft vooral lichamelijke gevolgen, maar ook de stemmingswisselingen konden enorm zijn. Dan begon hij zich geweldig op te wonen, werd boos, en zag de wereld ten onder gaan. Alles was dan één grote samenzwering van de paus, Stalin en De Waelhens, zijn drie zwarte beesten. Ik moest altijd een klontje suiker bij me hebben, waar we ook waren. Meestal wilde hij dan niet toegeven dat er iets aan gehand was, dat was het moeilijkste.’