Joseph Roth, Vlucht zonder einde
Joseph Roth, Vlucht zonder einde
uitg. Atlas Contact
7.’Juist uit deze kleine uitweidingen blijkt Roths meesterschap. Met minimale middelen roept hij een heel leven op. Het sentiment schuwt hij daarbij niet, het sentiment schuwt hij nooit, en dat hij dat kan doen zonder sentimenteel te worden is misschien wel te danken aan zijn ironisch-realistische mensbeeld, dat de mogelijkheid tot verbetering openlaat, maar wel in een volgende wereld.’ (A. Grunberg – inleiding)
71. ‘Ze zeggen zonder uitzondering kameraad tegen je. Jij noemt hen ook zonder uitzondering kameraad. Maar in iedereen vermoed je een observeerder en tegelijk weet je dat iedereen jou aanziet voor een observeerder. Je hebt geen slecht geweten, je bent een revolutionair, je hoeft niet bang te zijn dat je geobserveerd wordt. Dan ben je op z’n minst bang dat ze je aanzien voor een spion. Je bent onschuldig. Maar omdat je je best moet doen om onschuldig te lijken, merken de anderen dat je je best doet. Dan ben je bang dat ze misschien niet meer denken dat je onschuldig bent.
Voor dat leven heb je gezonde zenuwen nodig en een flinke portie revolutionaire overtuiging. Want je moet ervan uitgaan dat de revolutie, omgeven door louter vijanden, haar macht alleen veilig kan stellen door ieder individu op te offeren als dat nodig is. Je moet je dus voorstellen dat je jarenlang op een altaar ligt en niet wordt geslacht.’
187. Op plechtige momenten spraken ze allemaal over een gemeenschappelijke Europese cultuur. Op een keer vroeg Tunda: ‘Denkt u dat u mij precies kunt vertellen waarin die cultuur bestaat die u zegt te verdedigen, hoewel ze helemaal niet van buitenaf wordt aangevallen?’
‘In de religie!’ zei de president, die nooit naar de kerk ging.
‘In de beschaving’, zei de dame, van wie alom bekend was dat ze illegitieme betrekkingen onderhield.
‘In de kunst’, zei de diplomaat, die sinds zijn schooltijd geen schilderij meer had bekeken.