Alessandro Baricco, The Game.
Alessandro Baricco, The Game.
Uitg. De Bezige Bij 2019
Een groot overzicht van het zoekverkeer van Alessandro Baricco naar wat gisteren, vandaag en wellicht ook morgen speelt in het digitale universum, met heel want turbulente nevenwerelden.
‘The Game is, in de kortst mogelijke samenvatting, een boek over de gigantische invloed die de digitale revolutie heeft gehad op onze beschaving. Al in 2006 noteerde Baricco dat een barbarisering van de samenleving vaak wordt voorafgegaan door een reeks technische innovaties. Zonder de uitvinding van de airconditioning hadden ze in Californië immers nooit een Hollywood-wijn kunnen produceren. ‘
‘Hoe komt het dan dat de elite zich zo aangevallen voelt door uw boeken?
‘Zowel De barbaren als dit boek is ontstaan uit ergernis. In beide periodes zag ik dat een groot deel van de intelligentsia simpelweg geen zin had de nieuwe wereld te begrijpen. Ze schermden zich af van de realiteit en bleven volharden in hun ouderwetse vooroordelen. Ik krijg dan de neiging uit te leggen waarom die reflex onterecht is. Het helpt natuurlijk ook niet dat mijn conclusie is dat hun dagen zijn geteld.’
De elite heeft het zwaar in tijden van The Game, betoogt Baricco. ‘Momenteel is er een enorm deel van de intellectuele elite dat het risico loopt alles te verliezen, of alles al verloren heeft, want The Game is ontstaan uit de drang naar een leven zonder elite.’
‘The Game is immers libertair van aard, stelt Baricco: de meeste technologische hulpmiddelen die wij kennen werden uitgevonden om de bestaande macht te verpulveren door hem aan iedereen te geven. Het beste voorbeeld is de computer, zegt Baricco, die inmiddels in vrijwel iedere broekzak van ieder lid van de mensheid zit. Daardoor heeft iedereen in een paar stappen toegang tot alle informatie van de wereld, kan iedereen met iedereen communiceren en ook nog eens zijn mening wereldkundig maken – allemaal handelingen die voor de digitale revolutie exclusief toebehoorden aan elites. Dankzij The Game is het monopolie van de elite niet langer onaantastbaar.’
‘U noemt het de mentale revolutie, die u nog belangrijker vindt dan de industriële revolutie.
Baricco: ‘Men is gewoon te zeggen dat de technologische revolutie gevolgen had voor de mensheid en dat ze de mensen veranderde, maar ik draai het om. Eerst is de mens veranderd, er kwam een mentale revolutie en dan hebben ze ontdekt dat een technologische revolutie de juiste tools kon geven voor ons idee van de mensheid. Daar koos men bewust het digitale voor en de klik om zich dat te realiseren kwam er toen men wilde wegvluchten van de mensheid die de verschrikkingen van de twintigste eeuw heeft meegemaakt. Heel praktisch: de Californische contracultuur met de hippiebeweging, de beats en de nerds heeft daarvoor gezorgd.’
Hoezo?
Baricco: ‘Als je in het Californië van toen de wereld wilde veranderen, waren er op tien mensen vier die zich politiek gingen bewegen en die meestapten in de marsen tegen de oorlog in Vietnam. Vier anderen waren hippies die in communes gingen wonen en die geloofden in de vrije liefde en in drugs. De laatste twee sloten zich op in garages om computers te ontwikkelen. De conclusie is dat de wereld veranderde door die laatste twee. Niet door die acht anderen.’
Volgens Baricco zat ‘Think different’, later de slogan van Apple, al in die beweging ingebakken: het was een generatie die de mogelijkheden van een nieuwe toekomst in het digitale zag. ‘Vandaag gebruiken wij die, elke dag, in een nieuwe beschaving. Zij bieden aan. En wat we op onze smartphone niet gebruiken, verdwijnt.’
In ‘The Game’ heeft hij het over mutatie van de mens, over vibratie, snelwaarheid, over het belang van cultuur. Nu pratend gebruikt hij het woord ‘beschaving’ voortdurend, want dat voelde hij toen hij 13 jaar geleden ‘De barbaren’ schreef. ‘Over tien jaar zal er niet opnieuw een nieuwe beschaving zijn, deze die we nu kennen zal alleen solider zijn. Omdat de mensen die erin geboren zijn, deze nieuwe wereld bouwen. Zij worden de nieuwe elite. De jongste jaren zijn er geen grote nieuwe ontwikkelingen meer geweest, er wordt gewerkt met wat er is. Alle aandacht gaat nu naar de artificiële intelligentie. Dat wordt de nieuwe uitdaging.’
En de kritische benadering van Christophe Van Gerrewey:
‘Een belangrijk gevolg van de geloofsverklaring van Baricco (want daarvan is The Game het gevolg, van het irrationele geloof dat de wereld dankzij de Game beter af is dan twintig jaar geleden) is de illusie dat mensen geen ‘voorgangers’ of ‘mediatoren’ nodig hebben – de illusie dat het hen gelukkig maakt als ze menen alles zelf beter te kunnen, de iPhone in de hand. Vertrouwd met de spelregels van de Game en de ‘democratisering’ van activiteiten die voordien privileges waren (zoals oordelen, schrijven, publiceren, fotograferen, diagnosticeren of vanuit de hemel naar de aardbol kijken), ‘ervaart de mens een leven waarin hij het prima afkan zonder voorgangers, zonder experts, zonder grondleggers. Dat vindt hij fijn. hij krijgt er een beter zelfbeeld van.’ De kleine kapitalen geven het aan: hier probeert iemand te overtuigen zonder argumenten. Waarom zouden we gelukkiger zijn als we verplicht worden om alles zelf te doen, en om geen vertrouwen meer te hebben in anderen – niet in schrijvers, niet in politici, niet in dokters, niet in loodgieters, niet in koks en zelfs niet in familieleden of geliefden? Wie niemand nodig heeft, heeft al snel tijd te kort, en zal enkel nog zichzelf teleurstellen.
Mocht de analyse van Baricco over de overbodigheid van ‘tussenpersonen’ (en van schrijvers) standhouden – zou hij, als publieke figuur, nog bestaan? Zou De barbaren een ‘moderne klassieker’ genoemd worden? Ook The Game beantwoordt aan een hedendaagse nood: het benoemd en beschreven zien van symptomen, op een manier die symptomatisch is voor dezelfde ziekte, en toch ontsnapping beweert te bieden, dankzij ouderwetse lectuur, aan datgene waarvan de auteur beweert dat we er niet aan willen, kunnen of moeten ontsnappen. Veeleer dan diagnose of remedie, biedt Baricco vooral dat: een ziektebeeld zonder juist begrip of inzicht, zodat de mogelijkheid tot verandering buiten beeld blijft. Het aura van autoriteit en scherpzinnigheid ontleent hij aan een fenomeen dat hij als elitair, twintigste-eeuws en achterhaald verkettert: het gedrukte woord, het boek – een hardcover zelfs.’
72. De digitale revolutie ontstaat dankzij drie langdurige handelingen die een nieuw speelveld tekenen.
a. Het digitaliseren van teksten, geluiden en beelden: het weefsel waaruit de wereld bestaat reduceren tot een vloeibare toestand. Deze handeling gaat van de cd naar de dvd, via de mp3: van 1982 tot 1995. Min of meer dezelfde tijdspanne als die van de pc.
b. Het verwezenlijken van de personal computer.
Deze handeling komt van ver en wordt pas werkelijk zichtbaar halverwege de jaren tachtig – met de drie genoemde pc’s – en onomkeerbaar halverwege de jaren negentig – met de komst van Windows 95.
c. Alle computers met elkaar in contact brengen, ze op het net aansluiten.
Deze handeling begint in 1969 met arpanet, gaat via de uitvinding van het web en bereikt in 1998 de finish met de uitvinding van Google.
Nog een laatste samenvatting: wat we in het klassieke tijdperk hebben gedaan was het tot een vloeibare toestand reduceren van de gegevens die de wereld bevat (a), het aanleggen van een eindeloos buizenstelsel waar die vloeistof met duizelingwekkende snelheid doorheen kon stromen en waaruit hij in alle huizen de mensen kon opborrelen© en het uitvinden van zeer geraffineerde kranen en wasbakken die konden dienen als terminals voor dat gigantische waterleidingnet (b). In 1998 zat het werk erop. Het kon nog wat verfijnd worden, maar het was wel af. Wat we kunnen zeggen, zonder angst dat we ernaast zitten, is dat de westerse mens, gezeten voor zijn pc, op een willekeurige dag in 1998, voor een tamelijk gemakkelijk te gebruiken kraan zat waarmee hij toegang kreeg tot een gigantisch waterleidingnet: het is belangrijk op te merken dat hij niet alleen maar water kon tappen wanneer hij wilde, maar er ook zelf water in kon stoppen om te laten rondstromen.
81. samenvatting. Vanaf de begintijd, het klassieke tijdperk van de digitale revolutie, wijst de ruggengraat ervan op organismen met een zeer grote drang om een wereld met directe aandrijving te organiseren, waarbij ze alle mogelijke tussenstappen overslaan en waarbij alle vormen van tussenkomst tussen mens en dingen of tussen mensen onderling tot een minimum worden beperkt. Het individu, dat grotendeels vrij is in zijn handel en wandel, bijna zonder leidende referenties, neemt uiteindelijk als referentie de miljoenen sporen achtergelaten door andere individuen, omdat hij in staat is die te lezen, te organiseren, te vertalen in zekere data. Er worden dus stromingen veroorzaakt waarop elke afzonderlijke vrij zwemmende mens uiteindelijk meedrijft. Na afloop van dat proces ervaart de mens een leven waarin hij het prima afkan zonder voorgangers, zonder experts, zonder grondleggers. Dat vindt hij fijn. Hij krijgt er een beter zelfbeeld van.
98. Als je uiteindelijk door een microscoop zou kijken naar alle zetten waaruit het klassieke tijdperk van de digitale revolutie bestaat, vind je overal, maar dan ook echt overal, een bepaalde chemische stof, die altijd alle andere overheerst en in zekere zin voorafgaat aan alle andere: de obsessie met beweging. Het waren mensen die alles dematerialiseerden wat ze konden, die werkten om ieder stukje van de schepping licht en nomadisch te maken, die tijd doorbrachten met het bouwen van immense verbindingssystemen, en die niet rustten eer ze een bloedbaan hadden uitgevonden die alles alle kanten op liet circuleren. Het waren mensen die de lineariteit ervoeren als een restrictie, die korte metten maakten met alle tussenstappen die de beweging konden afremmen en die systematisch snelheid prefereerden boven kwaliteit. Het waren mensen die uiteindelijk een nevenwereld stichtten om de kans uit te sluiten dat de wereld waarin ze leefden onbeweeglijk en dus onbetwistbaar zou blijven liggen waar hij lag.
Wat was dan in godsnaam hun probleem?
Het waren mensen op de vlucht – dat is het antwoord. Ze probeerden te ontsnappen aan een eeuw die een van de gruwelijkste in de geschiedenis van de mensheid was geweest, en die niemand had gespaard. Ze lieten een indrukwekkende reeks rampen achter zich, en als je die opeenvolging van rampen onder de microscoop zou leggen, zou je overal, maar dan ook echt overal, een bepaalde chemische stof vinden die steeds alle andere overheerste: de obsessie met grenzen, de verafgoding van alle mogelijke scheidslijnen, de drang om de wereld in te delen in beschermde zones die niet met elkaar in contact stonden. Of dat nu een grens tussen verschillenden landen was, of die tussen twee ideologieën, of die tussen een hoge en een lage cultuur, of zelfs tussen een menselijk ras dat superieur was en een ander dat inferieur was, minstens vier generaties lang was het trekken van een lijn en die onoverbrugbaar maken een obsessie waarvoor men het zinnig vond om te sterven en te doden. Het feit dat het allemaal kunstmatige, verzonnen, toevallige, idiote lijnen waren kon het bloedbad geen millimeter indammen. Je begrijpt niet veel van de digitale revolutie als je er niet aan denkt dat de grootouders van degenen die deze ontketenden hadden gevochten in een oorlog waarbij miljoenen mensen waren omgekomen om de vastheid van een grens te verdedigen, of in een poging die een paar kilometer op te schuiven, soms zelfs maar een paar honderd meter. Enkele decennia later zouden het blinde isolement van de elites, de culturele immobiliteit van volkeren en de loden stagnatie van informatie ertoe leiden dat hun ouders leefden in een wereld waarin Auschwitz kon plaatsvinden zonder dat iemand het wist, en waarin een atoombom kon worden gedropt terwijl de overweging of dat al dan niet opportuun was werd overgelaten aan een handjevol mensen. Zijzelf waren toen ze opgroeiden elke ochtend naar school gegaan in een wereld die in tweeën werd verdeeld door een ijzeren gordijn, en die zat vastgekluisterd door het gevaar van een nucleaire apocalyps, en die ook nog eens vanuit ontoegankelijke kamertjes werd geregeerd door een elite die was geblindeerd door het isolement van haar kaste. Dat alles gebeurde niet in een wereld die nog gebukt ging onder de barbaarsheden van een pre-beschaving, maar juist in een stukje van de wereld, het Westen, waar een ogenschijnlijk sublieme beschaving al eeuwenlang de kunst doorgaf om hoge waarden en idealen te cultiveren: de tragedie was dat al die rampspoed niet zozeer het onverwachte resultaat leek van een kortstondige inzinking van die beschaving, maar juist het samenhangende, onvermijdelijke product van haar principes, van haar rationaliteit, van haar manier van zijn. Iedereen die de twintigste eeuw heeft aanschouwd, weet dat het geen ongeluk was, maar de logische gevolgtrekking van een bepaald denkpatroon. Het had beter kunnen lopen, maar als je zo’n soort beschaving tot aan het uiterste haar principes liet naleven, dan was de kans groot dat je in zo’n bloedbad belandde als dat van de twintigste eeuw. Hoe kon je je daaruit redden?
Door alles in beweging te zetten.
En wel vanaf het eerste moment dat het kon.
Grenzen boycotten, alle muren neerhalen, één open ruimte inrichten waarin alles moest gaan circuleren. Immobiliteit demoniseren. Beweging aanduiden als eerste, noodzakelijke, totemisti- sche, onbetwistbare waarde.
Dat was eigenlijk een behoorlijk geniale ingeving: de twintigste eeuw had aangetoond dat vastzittende systemen die al te lang onbeweeglijk werden gelaten de neiging hadden te ontaarden in hebzuchtige, rampzalige monolieten. Een mening werd een fanatieke overtuiging, nationalistisch sentiment transformeerde tot blinde agressie, elites verstarden tot kasten, de waarheid werd een mystiek geloof, de onwaarheid kreeg mythische proporties, onwetendheid mondde uit in barbaarsheid, ontwikkeling in cynisme. Het enige wat men kon doen was voorkomen dat al die stukken wereld al te lang onbeweeglijk konden blijven, beschut in zichzelf. Mensen, ideeën en dingen moesten tevoorschijn worden gesleept en worden opgenomen in een dynamisch systeem waarin de wrijving met de wereld tot een minimum wordt beperkt en het gemak van beweging wordt verheven tot de hoogste waarde, en eerste doel, en enige fundament.
Wij komen voort uit die beslissing.
Veel kenmerken van onze beschaving zijn alleen te verklaren wanneer je de beweging neemt en die erkent als het eerste, en oorspronkelijk enige, doel van die beschaving. Dat was het tegengif tegen een bepaald vergif waardoor mensen minstens een eeuw lang op gruwelijke wijze waren gestorven.
323. Contemporary humanities
Wat ons nog rest te doen
0 Ik noteer hier vijfentwintig stellingen over de Game.
(...)
24 Meer dan wat ook heeft de Game behoefte aan humanisme. Daar hebben zijn inwoners behoefte aan, en wel om een basale reden: ze hebben er behoefte aan om zich mens te blijven voelen. Door de Game zijn ze gedwongen tot een hoog percentage kunstmatig leven, dat een wetenschapper of ingenieur wel op het lijf geschreven is, maar dat voor alle anderen vaak onnatuurlijk aanvoelt. Terwijl kunstmatige intelligentie ons nog verder van onszelf zal afvoeren, zal er de komende honderd jaar niets waardevollers zijn dan alles waardoor de mensen zich mens zullen voelen. Hoe absurd dat op dit moment ook mogelijken, de meest wijdverbreide behoefte zal zijn om een identiteit van de soort te bewaren. Tegen die tijd zullen we oogsten wat we in deze jaren hebben gezaaid.
25 Het is niet zo dat de Game moet terugkeren naar het humanisme. Het humanisme moet juist een achterstand inlopen en toetreden tot de Game. Een stompzinnige restauratie van de rituelen, de kennis en de elites die we instinctief in verband brengen met het idee van humanisme zou een onvergeeflijke tijdverspilling zijn. Nee, we moeten zo snel mogelijk een hedendaags humanisme doen kristalliseren, waarin de sporen die de mensen hebben achtergelaten worden vertaald in de grammatica van het heden en worden toegelaten in de processen die dag in dag uit de Game genereren. Het is een karwei waar we mee bezig zijn. Er is een heel terrein van herinnering, verbeelding, gevoeligheid en mentale figuren waarop de inwoners van de Game intussen de sporen van hun menselijk-zijn verzamelen. Daarbij maken ze dan niet heel veel onderscheid tussen een filosofisch traktaat uit de vijftiende eeuw en een bergpaadje. Ze zoeken de mens, en waar ze die aantreffen maken ze een notitie. Sommige dingen danken ze af, veel conserveren ze. Ze vertalen alles. En dat doen ze met een heel heldere bedoeling: de Game zodanig uitbouwen dat hij geschikt is voor mensen. Niet alleen maar geproduceerd door mensen, nee, geschikt voor mensen.
Ze zijn bezig de vlucht van de Game recht te sturen.
De Grote Bibliotheek waarin ze dat doen bestaat niet, en bestaat tegelijkertijd overal. De catalogus daarvan is gigantisch: je zou een heel leven bezig kunnen zijn om alleen maar de titels tussen de Simpsons en Spinoza door te nemen. Wie dat zou doen, zou fantastische vondsten aantreffen: een bepaald vermogen om smaken of kleuren te combineren, de mogelijkheid om lange gedachten of zinnen over vele regels aaneen te rijgen, een bepaald mysterieus vermogen tot traagheid en onbeweeglijkheid. Er is een risico dat het fossielen zullen blijven die men op zondag in het museum kan bewonderen. Maar als ze het weten te schoppen tot contemporary humanities, dat wil zeggen, settingen van de Game, dan zullen we daar weer mee gaan spelen, en dan wordt het een heel ander verhaal. Dan wordt het weer een verhaal van mensen.