Remco Campert – Het satijnen hart
22 september 2021
Remco Campert – Het satijnen hart
Knap geschreven en dankzij Herman Jacobs eindelijk gelezen.
- Verder doe ik nog alles zelf maar alles is in mijn geval niet veel en vergt meer tijd en inspanning dan vroeger. Het aantrekken van mijn sokken en schoenen kost me, rustpauzes meegerekend, elke ochtend toch zeker twintig minuten. Mijn voeten worden steeds moeilijker bereikbaar. Het is een voortdurend afscheid nemen als je oud bent en toch doorleeft. Ik begin mijn voeten vaarwel te zeggen.
- Anders dan mijn vriend, die nog toekomst in zijn leven ziet, is de toekomst voor mij een gesloten deur die ik niet meer wens open te zetten, zelfs niet op een kier. Elke dag is mijn laatste dag, maar het duurt wel lang.
- Achter mijn rug zitten ze zich zorgen over me te maken, een onverdraaglijke gedachte. Met mij is niets aan de hand, wat denken ze wel? (...) Jongerius wendt alleen maar bezorgdheid voor om zichzelf beter te laten uitkomen als iemand die nog nergens last van heeft en volop aan het leven deelneemt—ouwe bok met zijn tussen zijn knieën hangende zak. Wat zal die Fiona schrikken [een jong dingetje dat Jongerius best als model zou willen hebben, wat hij volgens Van Otterlo uitsluitend ziet als een tussenstation op de weg naar het ledikant], als het ooit zover komt.
- Je zal maar zo oud worden, dacht ik vroeger, en nu ben ik het.
- Als je lang naar de zee kijkt, ga je een antwoord verwachten, maar dat krijg je nooit.
- De Tweede Wereldoorlog heeft een grote ravage in onze familie aangericht. De enkele keren dat ik mijn vader en zijn tweede vrouw bezocht hing er een bijna tastbare sfeer van doem in het huis. Ik was toen al volop bezig met mijn schildersleven, maar dat kon ik niet kwijt aan mensen die in een verleden leefden dat elke minuut van de dag opnieuw werd doorgemaakt. Mijn eigen moeder, die met haar soldaat maar Canada was vertrokken, had er al snel na de oorlog resoluut afstand van genomen, en daar kon ik inkomen. Ik zag alleen maar toekomst voor mij, het verleden van mijn vader was een erfenis die ik weigerde. Mijn vader sprak nooit over zijn kampverleden, zoals zovelen van zijn generatie. Maar hij hoefde er niets over te vertellen, zijn manier van doen sprak boekdelen. Zijn zwijgen zou me verpletterd hebben als ik me er niet tijdig aan had onttrokken. Aanrakingen verdroeg hij niet, hij versteende als iemand hem kuste. Hij had zeker twee meter dood om zich heen.
Categorie:Actualiteit | Geen reacties »