Jonathan Holslag – Van muur tot muur. De wereldpolitiek sinds 1989.
Jonathan Holslag – Van muur tot muur. De wereldpolitiek sinds 1989.
uitgeverij De Bezige Bij 2021
Een interessant en uitgebreid overzicht van 32 jaar wereldpolitiek.
Niet bepaald opbeurend, eerder deprimerend maar het lijkt de bittere werkelijkheid te worden.
15. Het opvallendste aan de periode van mondialisering, dus de grofweg dertig jaar tussen 1989 en 2020, is dat we een kans hebben gemist. (…) Een voormalige Zuid-Koreaanse minister zei een keer tegen me: ‘Ik zie de wereld als een berg. Landen als het mijne en China werken zich om- hoog. Maar als we bijna boven zijn, zien we dat jullie aan het picknicken zijn, dat jullie je rijkdom aan het opeten zijn en geen zin meer hebben om door te klimmen naar nieuwe hoogten. Maar jullie zijn wel boos dat er anderen in de buurt komen. Jullie geven je leidende rol op en nemen het anderen kwalijk dat ze ambitieus zijn.’
De drie decennia relatieve vrede in het Westen waren uitgedraaid op een gemiste kans, een politieke en diplomatieke crisis, die ook tot op zekere hoogte de beschaving bedreigde.
66. Uit rijkdom zonder verantwoordelijkheid komt decadentie voort, en die is op zijn beurt weer de voorloper van neergang. Historici met kennis van de opkomst en de ondergang van grootmachten zagen parallellen tussen het verzwakken van het Romeinse rijk in zijn nadagen en het Westen. Ook kenden ze de woorden van de Romeinse historicus Sallustius en de theoloog Augustinus. Die zeiden dat het verdwijnen van tegenstanders van buitenaf, gevolgd door het verdwijnen van de noodzaak om steeds alert te blijven, werd gevolgd door rampspoed, voortkomend uit welvaart, hebzucht en ongelijkheid. Als de ineenstorting van de Sovjet-Unie een kans bood, dan was dat op zijn hoogst een kans om wat te doen aan interne economische problemen.
115. Een prominente historicus schreef: ‘Ik ben ervan overtuigd dat elke student aan elke opleiding in ons land moet worden bijgebracht dat de democratie kostbaar en kwetsbaar is, dat ze actieve aandacht behoeft en dat er hard voor moet worden gewerkt.’
Juist het tegenovergestelde was het geval. Pedagogen zagen over de hele linie dat het niveau van het onderwijs in maatschappijleer en geschiedenis terugliep. Industrieel onderwijs, werd het wel genoemd, in een onderwijsfabriek. Dat er steeds minder aandacht was voor algeme- ne kennis van ethiek, geschiedenis, literatuur, kunsten en wetenschappen zou volgens een vooraanstaande pedagoog ondermijnend werken in een democratie die afhankelijk was van het oordeel van de massa’s. Het was ook fnuikend voor belangrijke eigenschappen als eerlijkheid, verantwoordelijkheidsgevoel, nieuwsgierigheid, ijver, vriendelijkheid, empathie en moed. Jonge mensen werden steeds verder de afgrond van het nihilisme in geduwd. Daardoor liep de maatschappelijke betrokkenheid inderdaad terug. (…) De zakelijke elite bestond ook niet meer uit zakenmensen die met beide benen in de echte economie stonden. In de jaren negentig maakten die steeds vaker plaats voor effectenmakelaars, cfo’s en beroemdheden. Het was geen elite die leiding gaf door zelf het goede voorbeeld te geven en naar economische groei streefde omdat het land daar sterker van werd, maar een elite die, in de waarschuwende woorden van president Theodore Roosevelt, roekeloos materiële rijkdom aanbad.
139. ‘Geen natie heeft ooit een manier bedacht om wel goederen en diensten van buiten te betrekken, maar ideeën bij de grens tegen te houden.’ Door China bij van alles te betrekken, dacht men, zou dat land zich langzaam omvormen tot een open samenleving zoals Taiwan of Hongkong. Geleidelijk aan zou China zo van koers veranderen. De enorme middenklasse die nu in China aan het ontstaan was, was bijna een garantie voor de triomf van de democratie, voorspelde een politicus. Verder zouden westerse leiders China aanspreken over de mensenrechten. De Dalai Lama, de religieuze leider van het onrustige Tibet, werd ontvangen in het Witte Huis. Het Congres en ook het Europees Parlement konden met kritiek op Beijing blijven komen. De Amerikaanse marine zou met vlagvertoon laten zien dat niet iedereen de Chinese aanspraken op de zeeën rondom het land erkende.
In eerdere hoofdstukken is al betoogd dat de Chinese leiders duidelijk maakten dat ze hier niet van gediend waren. De Partij wilde vasthouden aan haar machtsmonopolie. zou intrekken voor een resolutie in de Verenigde Naties waarbij kritiek werd geleverd op het gebrek aan politieke hervormingen in China en werd een aantal dissidenten opgepakt, één dag voor de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken in Beijing aan zou komen.
185. De moslimgemeenschap werd nu ook wel erg zichtbaar. Dat die groeide, was al gebleken uit het verschijnen van steeds meer moskeeën en de afwijkende kleding van veel moslims op straat, maar nu kwam dat ook door terroristische aanslagen: de moord op Theo van Gogh en aan- slagen in Madrid, Londen en Milaan. Ze leidden tot een dubbel gevoel van onveiligheid. Enerzijds raakte de islam onverbrekelijk verbonden met terrorisme. Anderzijds werd Europa geconfronteerd met zijn gebrek aan identiteit. Moslimgemeenschappen waren hecht, terwijl in Europa het grootste deel van de bevolking de kerk de rug had toegekeerd en de samenleving door individualisme en materialisme weinig samenhang meer vertoonde.
Dat materialisme was prettig en onrustbarend tegelijk. Europa was een uitgestrekte, wijd open ruimte geworden, een marktplein zonder grenzen, een aan het utilitarisme gewijd laagland zonder duidelijke symbolen of trots.
208. Uit irritatie over de Amerikaanse arrogantie speelde Europa de moraalridder, maar het buitenlandse beleid bleef opportunistisch. Het nam mensenrechtenclausules op in samenwerkingsakkoorden, maar handelde daar zelden naar. Sterker nog, het benaderde actief mensenrechtenschenders als investeerders. Londen werd een magneet voor autoritaire landen.
293. Het Verenigd Koninkrijk deed met het oog op de brexit zijn uiterste best om een handelsakkoord met China te sluiten. De koningin werd nog betrapt op de uitspraak ‘Ze waren heel onbeleefd’, maar het paleis en de regering hadden niet veel manoeuvreerruimte. In 2019 werd de Britse minister van Defensie ontslagen omdat hij een kritische beoordeling van Huawei had vrijgegeven. Het werd aan de Europese Commissie overgelaten om de kwestie van de oneerlijke concurrentie af te handelen. Dat deed denken aan de woorden van de redenaar Demosthenes, die zag hoe de Griekse stadstaten onder de invloed van Macedonië kwamen: ‘Ze bedelden erom hun vrijheid te mogen opgeven.’
321. Terwijl de militaire modernisering van China en Rusland werd erkend als een toenemende dreiging bleef het Westen bijdragen aan de groeiende rijkdom van rivalen. Rusland profiteerde nog steeds enorm van zijn gasexport naar Europa. Nadat het de Krim had geannexeerd en een passagiersvliegtuig had neergehaald, legde het Westen sancties op, maar met hun gasimport bleven Europese landen het Kremlin sponsoren. Het handelsoverschot van China met het Westen liep snel op, ook al was het duidelijk dat het land deze inkomsten gebruikte om zijn politieke invloed te vergroten en dat technologieoverdracht vanuit het Westen cruciaal was voor zijn militaire modernisering. Hetzelfde gold voor de Golfstaten. (…) Het was dus geen verrassing dat Europa en de Verenigde Staten ook minder macht kregen in internationale organisaties en niet meer in staat waren om de agenda van bestaande organisaties te bepalen en om nieuwe organisaties op te zetten. Het Westen deed afstand van het internationaal leiderschap.
328. Hu Jintao en Wen Jiabao experimenteerden nog met democratie aan de basis en binnen de partij, maar Xi Jinping nam zijn toevlucht tot cru autoritarisme. In 2013 kregen leden van de Communistische Partij in een interne nota de instructie om zeven valse ideologische trends te be- strijden, waaronder democratie, maatschappelijke organisaties, vrijheid van drukpers en onafhankelijke rechtspraak. Ambassades, buitenlandse nieuwsmedia en niet-gouvernementele organisaties verspreidden westerse ideeën om de regering te ondermijnen, luidde de argumenta- tie. In 2010 prezen academici democratie nog als iets goeds en economische liberalisering als essentieel voor innovatie, maar later vervingen universiteiten beloften van academische vrijheid door beloften van trouw aan de Partij.
332. De situatie deed denken aan een beschrijving in de annalen van de oude Han-keizers: ‘Diep onder de indruk van onze militaire kracht en aangetrokken door onze rijkdommen ontblootten ze het hoofd en knielden ze met hun gezicht naar het oosten om eer te bewijzen aan de Zoon van de hemel.’ In tegenstelling tot de aanname dat toenemende macht angst opwekt, wilden andere landen er juist deel van uitmaken. Het opportunisme van rijke westerse landen was een desillusie voor hervormingsgezinden binnen China. Over de reactie van Europa op de verharding van het Chinese beleid zei Ai Weiwei, de beroemdste eigentijdse kunstenaar van het land: ‘Duitsland heeft de leiding in heel Europa. Ze zijn heel ambitieus, ze willen leiden, maar in moreel opzicht zijn ze vol- komen verdorven.’ De opkomst van China bleef een opmerkelijke prestatie en nog vermeldenswaardiger was dat zijn buurlanden zo weinig weerstand boden. China was nu zonder twijfel de leidende mogendheid van Azië.
378. Al sinds de oudheid hameren filosofen erop dat dominantie een voorteken is van overdaad, zelfgenoegzaamheid en achteruitgang. Terwijl dit rad van fortuin door de geschiedenis rolt komen mogendheden op en gaan ze ten onder. Zoals de politicoloog Hans Morgenthau het verwoordde: ‘Onder de chaos van de internationale politiek zijn permanente krachten werkzaam die het maatschappelijk leven vormgeven.’ De machtsverschuiving die in dit boek aan de orde is gekomen is dus geen nieuw verschijnsel. Verrassender is het spectrum van instrumenten en argumenten waarmee de aftakelende samenleving zichzelf in een staat van ontkenning heeft gehouden. Denk aan het economisch beleid: geld bijdrukken, strategische tegenstanders stimuleren om goedkope goederen te blijven exporteren en de buitenlandse schuld laten oplopen. Wat deze instrumenten vooral funest maakt is dat ze vaak onzichtbaar zijn voor de meeste burgers en dat ze een vals gevoel van welvaart geven.
379. Dus hoewel de opkomende mogendheden voor instabiliteit zorgen, draagt de stagnatie van de heersende mogendheden net zoveel bij aan deze warboel. William Pitt zei ooit met enig gevoel
voor dramatiek: ‘Zwakte en zorgeloosheid zullen de voorlopers van oorlog zijn.’
Een ander verschijnsel dat het lot van machtige samenlevingen verandert is hoogmoed. Hoogmoed heeft in de geschiedenis na de Koude Oorlog vele vormen gekend. Zo was er de stelling dat de normen en principes van handelspartners zouden veranderen door handel. Een ander voorbeeld is de roekeloosheid waarmee het Westen, vooral de Verenigde Staten, zich in militaire operaties heeft gestort, operaties die slecht doordacht waren en waarbij een terugtrekkingsplan ontbrak.