Philip Roth , Ik was getrouwd met een communist.
Philip Roth , Ik was getrouwd met een communist.
1998-2021
Uitg. De Bezige Bij
https://www.trouw.nl/nieuws/smetten-op-de-amerikaanse-droom~bb8bd00d/?
Hoorspelacteur Iron Rinn (geboren als Ira Ringold) is een populair artiest. De bijna twee meter lange autodidact is zijn carrière begonnen als slotengraver. Maar hij is ook communist: zijn ideaal, zijn hartstochtelijk verlangen, is het verbeteren van de wereld. Als hij na de Tweede Wereldoorlog het leger verlaat, is de heksenjacht op de communisten begonnen. Ook Iron Rinn belandt op de zwarte lijst en daarmee valt zijn leven in scherven.
Op weg naar zijn politieke catastrofe trouwt Iron met de beeldschone Eve Frame (geboren als Chava Fromkin), een aanbeden ster uit de tijd van de stomme film en nu de beroemdste hoorspelactrice van het land. Hun huwelijk ontwikkelt zich van een opwindende, romantische idylle tot een deprimerend melodrama. En door Eves opzienbarende onthulling aan een roddelcolumnist dat haar man ‘gespioneerd’ heeft voor de Sovjet-Unie, ontstaat er een nationaal schandaal.
15. ‘In de menselijke samenleving,’ leerde meneer Ringold ons, ‘is denken de allergrootste zonde. Kritisch denken,’ zei meneer Ringold, terwijl hij met zijn knokkels iedere lettergreep apart op zijn tafeltje tikte, ‘dat is de ultieme overtreding.’ Ik zei tegen Murray dat het feit dat ik dit al jong gehoord had van een stoere vent zoals hij – hem het aanschouwelijk had zien maken – de waardevolste tip voor volwassen worden was waaraan ik me, zij het maar half-begrijpend, had vastgeklampt als kleinsteedse, beschermde, idealistische middelbare scholier die ernaar hunkerde een rationeel, gewichtig en vrij mens te worden.’
27. ‘Je hebt geen ontwikkelde levensvisie nodig om op macht gesteld te zijn. Je hebt geen ontwikkelde levensvisie nodig om machtig te worden. Misschien is een ontwikkelde levensvisie zelfs wel het ergste beletsel, en het níét hebben van een ontwikkelde visie het allergrootste voordeel.’
120. ‘De aantrekkingskracht van de underdog. De worsteling van de misdeelden die uit de goot proberen te komen had een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Je drinkt met volle teugen, je drinkt de droesem: menselijkheid was voor Ira synoniem met ontbering en ellende. Met ontbering, zelfs in zijn ongure gedaanten, voelde hij een onverbrekelijke verwantschap.’
303. ‘Ira vocht zich op zijn heftige manier New York in, met al zijn hunkeren naar een leven van gewicht en betekenis. De Partij bracht hem op het idee dat hij een werktuig van de geschiedenis was, dat de geschiedenis hem naar de hoofdstad van de wereld had ontboden om de kwaden van de samenleving te verhelpen – en ik vond het allemaal lachwekkend. Ira was niet zozeer een displaced person als iemand die nergens op zijn plaats was, altijd het verkeerde formaat voor waar hij zich bevond, zowel geestelijk als lichamelijk. Maar ik had geen zin om die visie met hem te delen. Is het de roeping van mijn broer om een gigant te zijn? Mij best. Ik wilde alleen niet dat hij in andere opzichten onherkenbaar werd.’
373. ‘Politiek is de grote generaliseerder,’ zei Leo tegen me, ‘en literatuur is de grote nuanceerder, en die twee zijn niet alleen omgekeerd evenredig aan elkaar – ze zijn elkaars vijanden. Volgens de politiek is de literatuur decadent, slap, irrelevant, vervelend, eigenwijs, saai, iets wat nergens op slaat en wat er eigenlijk niet zou moeten zijn. Waarom? Omdat de drang om nuances aan te brengen literatuur ís. Hoe kun je kunstenaar zijn en de nuance verwerpen? Maar hoe kun je politicus zijn en de nuance toestaan? Als kunstenaar is nuanceren je táák. Het is je taak om níét te vereenvoudigen. Ook al verkies je op de simpelste manier, à la Hemingway, te schrijven, toch blijft het je taak om de nuance aan te brengen, de complicatie te verhelderen, de tegenstelling te suggereren. Niet om de tegenstelling uit te wissen, niet om de tegenstelling te ontkennen, maar om te zien waar zich, binnen de tegenstelling, de gekwelde mens bevindt. Rekening te houden met de chaos, die toe te laten. Je moet die toelaten. Anders produceer je propaganda, zo niet voor een politieke partij of een politieke beweging, dan toch stompzinnige propaganda voor het leven zelf – voor het leven zoals dat zichzelf het liefst aangeprezen zou willen zien. In de eerste vijf, zes jaar van de Russische Revolutie riepen de revolutionairen: ‘Vrije liefde, er zij vrije liefde!’ Maar toen ze eenmaal aan de macht waren, konden ze die niet toestaan. Want wat is vrije liefde? Chaos. En ze wilden geen chaos. Daarvoor hadden ze hun glorieuze revolutie niet gemaakt. Ze wilden iets wat zorgvuldig geregeld, georganiseerd, beheerst, zo mogelijk wetenschappelijk voorspelbaar was. Vrije liefde ontregelt hun organisatie, hun maatschappelijke, politieke en culturele apparaat. De kunst ontregelt de organisatie ook. Literatuur ontregelt de organisatie. Niet omdat die uitgesproken voor of tegen is, of zelfs in details voor of tegen. Ze ontregelt de organisatie omdat ze niet algemeen is. Het wezenlijke van de nuance is dat ze genuanceerd is en het wezenlijke van genuanceerdheid is de weigering om te conformeren. Het generaliseren van lijden: dat is het communisme. Het nuanceren van lijden: dat is literatuur. In die tegenstelling zit hem de vijandschap. (…)
De activist introduceert een geloof, een intense overtuiging die de wereld zal veranderen, en de kunstenaar introduceert een product waarvoor geen plaats is in die wereld. Het is nutteloos. De kunstenaar, de serieuze schrijver, introduceert iets in de wereld wat er in het begin niet eens was.’
432. ‘Het bewijst,’ zei hij tegen me, ‘dat als je besluit een persoonlijk probleem bij te dragen aan de agenda van een ideologie, al het persoonlijke eruit geperst en weggegooid wordt en dat alleen datgene resteert wat de ideologie van pas komt. In dit geval draagt een vrouw haar man en hun huwelijksproblemen bij aan de zaak van een vurig anticommunisme.’
450. De schrijver moet niet alleen observeren en beschrijven, maar deelnemen aan de strijd. De niet-marxistische schrijver pleegt verraad aan de objectieve werkelijkheid; de marxist draagt bij aan het veranderen ervan. Het geschenk van de Partij aan de schrijver is de enige juiste, ware kijk op de wereld. Dat geloofden ze allemaal. Gelul. Propaganda. Maar de grondwet kent geen verbod op gelul. En in die tijd hoorde je op de radio niet anders.(…) ‘Uiteindelijk was er niet zoveel verschil. Ira Ringold en Arthur Sokolow waren geen spionnen. Het waren publiciteitsagenten. Dat is iets anders. Die mannen waren goedkope propagandisten, waartegen alleen esthetische wetten bestaan, wetten van de literaire smaak.’
522. Ik ben twee keer overvallen. Na de eerste keer hadden we moeten verhuizen en na de tweede keer hadden we zeker moeten verhuizen. Die tweede keer liep ik om vier uur ’s middags vlak bij ons om de hoek toen er drie jongens om me heen kwamen staan die een pistool trokken. Maar we zijn niet verhuisd. En op een avond gaat Doris weg uit het ziekenhuis en ze hoefde alleen de ‘alleen de straat maar over te steken om thuis te komen, zoals je je zult herinneren. Nou, ze heeft het niet gehaald. Iemand heeft haar op haar hoofd geslagen. Zo’n kilometer van de plek waar Ira Strollo vermoord heeft, heeft iemand haar de schedel ingeslagen met een baksteen. Voor een handtas met niets erin. Weet je wat ik toen besefte? Ik besefte dat ik genomen was. Dat is niet een gedachte die me aanstaat, maar vanaf dat moment heb ik met die gedachte geleefd.
Genomen door mezelf, voor het geval je je dat afvraagt. Door mezelf met al mijn principes. Ik kan mijn broer niet in de steek laten, ik kan mijn werk niet in de steek laten, ik kan de achtergestelden van Newark niet in de steek laten. “Ik niet – ík ga hier niet weg, ik sla niet op de vlucht. Mijn collega’s moeten maar doen wat hun goeddunkt – maar ik laat die zwarte kinderen niet in de steek.” Dus laat ik mijn vrouw in de steek. Ik leg de verantwoordelijkheid voor mijn keuzen op de schouders van iemand anders. Doris heeft de prijs betaald voor mijn burgerlijke deugdzaamheid. Zij is het slachtoffer van mijn weigering om ‘te… Ach, je komt er nooit los van. Als je, zoals ik geprobeerd heb, jezelf ontdoet van alle voor de hand liggende wanen – religie, ideologie, communisme – houd je nog altijd de mythe van je eigen goedheid over. En dat is de ultieme waan. De waan waaraan ik Doris heb opgeofferd.
Genoeg hierover. Iedere daad produceert verlies,’ zei hij. ‘Dat is de entropie van het systeem.’
‘Welk systeem?’ vroeg ik.
‘Het zedelijke systeem.’
526. ‘Ik zei niets omdat ik dacht dat ik, wat ik ook zei, op de terugweg naar huis zou vinden dat ik beter had kunnen zwijgen. Alsof ik nog altijd zijn onschuldige leerling was die zo graag het goede wilde doen, hunkerde ik ernaar tegen hem te zeggen: ‘Je bent niet genomen, Murray. Dat oordeel mag je niet over je leven vellen. Dat weet je best.’ Maar omdat ikzelf een man op leeftijd ben die weet tot welke weinig verheven conclusies men kan komen als men zijn verleden indringend bestudeert, deed ik het niet.’