Joseph Roth, De honderd dagen.
Joseph Roth, De honderd dagen.
uitg Veen Klassiek 2021
11. ‘Overal op aarde kende men de naam van de keizer – maar weinigen wisten wie hij was. Want als een ware koning was ook hij eenzaam. Hij werd geliefd en gehaat, gevreesd en geacht en zelden doorgrond. Men kon hem alleen haten, liefhebben, vrezen, aanbidden, alsof hij een god was. En hij was een mens.
Zelf haatte, beminde, vreesde en vereerde hij. Hij was sterk en zwak, vermetel en moedeloos, trouw en verraderlijk, hartstochtelijk en onverschillig, hoogmoedig en bescheiden, trots en nederig, gewelddadig en armzalig, trouwhartig en wantrouwig.’
15. ‘Het lied adelde de overwinning en bedekte ook de verloren veldslagen nog met een glans. Het behelsde de triomf en ook zijn broer, de dood. Het behelsde de wanhoop en het optimisme. Eenieder die de Marseillaise neuriet, wordt de machtige kameraad en vriend van de velen wier lied het is. En wie het samen met veel anderen aanheft, voelt zijn eeuwige eenzaamheid, ook al is hij te midden van velen. Want de Marseillaise verkondigt de triomf en de ondergang, de verbondenheid met de wereld en de verlatenheid van ieder individu, de bedrieglijke macht en de zekere onmacht van de mens, het is het zingende leven en de zingende dood. Het is het lied van het volk van Frankrijk.’