Anne Applebaum Rode hongersnood: Stalins oorlog tegen Oekraine 1932-1933 Uitgeverij Ambo Anthos 2018
een zeer goed gedocumenteerde analyse van de gruwelen van het socialisme-in-één-land en de gevolgen tot vandaag.
393. ‘De massamoord op volken en naties die de opmars van de Sovjet-Unie in Europa getypeerd heeft, is geen nieuw kenmerk van hun expansiepolitiek […] Het is juist een reeds lang bestaande karakteristiek van de interne politiek in het Kremlin – waarvoor de huidige leiders ruimschoots precedenten vonden in de verrichtingen van tsaristisch Rusland. Het is zelfs een onmisbare stap in het ‘unie’-proces dat, naar de Sovjetleiders hartstochtelijk hopen, de ‘Sovjetmens’, de ‘Sovjetnatie’ zal voortbrengen, en om dat doel, die verenigde natie, te bereiken zullen de leiders in het Kremlin met plezier de oude naties en de culturen in Oost-Europa vernietigen.
– Raphael Lemkin, ‘Soviet Genocide in the Ukraine’, 1953
406. ‘Als Oekraïne het Sovjetsysteem en de Sovjetideologie afwees, kon die afwijzing twijfel zaaien over het hele Sovjetproject. Dat is precies wat het in 1991 deed.
De huidige Russische leiding kent deze geschiedenis maar al te goed. Net als in 1932, toen Stalin tegen Kaganovitsj zei dat het ‘verlies’ van Oekraïne zijn grootste zorg was, gelooft ook de huidige Russische regering dat een soeverein, democratisch, stabiel Oekraïne, door culturele banden en handelsbanden verbonden met de rest van Europa, een bedreiging vormt voor de belangen van de leiders van Rusland. Als Oekraïne te Europees wordt – als het iets wat lijkt op succesvolle integratie met het Westen weet te bereiken – zouden Russen zich per slot van rekening kunnen gaan afvragen: waarom wij niet ook? De Oekraïense straatrevolutie van 2014 was de grootste nachtmerrie van de Russische leiding: jonge mensen die gerechtigheid eisten, corruptie hekelden en met Europese vlaggen zwaaiden. Zo’n beweging zou besmettelijk kunnen zijn, en haar moest dus met alle mogelijke middelen een halt worden toegeroepen. De Russische regering gebruikt tegenwoordig desinformatie, corruptie en militair geweld om de Oekraïense soevereiniteit te ondermijnen, net zoals Sovjetregeringen in het verleden deden. Net als in 1932 blijft het niet-aflatende gepraat over ‘oorlog’ en ‘vijanden’ ook nuttig voor Russische leiders die een stagnerende levensstandaard niet kunnen verklaren of hun eigen privileges, rijkdom en macht niet kunnen rechtvaardigen.
De geschiedenis toont hoop en tragedies. Oekraïne werd uiteindelijk niet vernietigd. De Oekraïense taal verdween niet. Het verlangen naar onafhankelijkheid verdween evenmin – noch het verlangen naar democratie, of naar een rechtvaardiger samenleving of naar een Oekraïense staat die de Oekraïners echt vertegenwoordigde. Zodra het mogelijk werd uitten de Oekraïners deze verlangens. Toen ze in 1991 de kans kregen, stemde een overgrote meerderheid voor onafhankelijkheid. Oekraïne stierf niet, zoals ook het nationale volkslied verkondigt.
Uiteindelijk faalde Stalin ook. Een generatie Oekraïense intellectuelen en politici werd in de jaren dertig vermoord, maar hun erfenis leefde voort. Het nationale verlangen, net als in het verleden gekoppeld aan het verlangen naar vrijheid, werd in de jaren zestig nieuw leven ingeblazen; het leefde ondergronds voort in de jaren zeventig en tachtig; in de jaren negentig kwam het weer bovengronds. In het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw verscheen een nieuwe generatie Oekraïense intellectuelen en activisten op het toneel.’