Peter Venmans, Gastvrijheid Filosofisch essay
Uitg. Atlas contact 2022
Alweer een heldere, grondige benadering van belangrijke vragen over menselijke relaties.
170. ‘Ik kon u dus geen ‘xenosofie’ aanbieden, geen definitieve wijsheid in het omgaan met onbekenden, geen eenduidig antwoord op de vraag hoe je betekenisvolle relaties kunt aangaan met de ander die op je weg komt. Wat mij echter onderweg wel steeds duidelijker geworden is, is dat we ons voortdurend in gastvrijheidsrelaties bevinden, zelfs wanneer we dat niet in de gaten hebben. Voortdurend komen we op elkaars terrein, overschrijden we drempels, bezetten we een plaats die ook van anderen is. Daarom moeten we, of we dat nu graag willen of niet, steeds weer de rollen van gastheer en gast op ons nemen, met alle plichten en verantwoordelijkheden die daarbij horen.
Dit te beseffen en ernaar te handelen is geen xenosofie maar een vorm van amor mundi. Deze liefde voor de wereld strekt zich overigens niet alleen uit over onze relaties met andere mensen maar ook over onze verhouding tot de niet-menselijke omgeving. Zijn wij immers ook op aarde niet slechts als tijdelijke gasten? Te gast in een wereld die ons zal overleven? Noopt dit ons niet tot een zekere nederigheid en zelfs dankbaarheid? En moeten wij op onze beurt niet als goede gastheren en gastvrouwen zorg dragen voor alles wat in onze omgeving komt?
20. ‘De beste definitie van de xenos is een situationele of positionele: hij is diegene die zich ongewapend op de drempel bevindt en die vraagt om binnengelaten te worden. Hij hoeft daarbij geen woord te zeggen, want zijn plaats op de drempel drukt al een vraag uit. De gast toont zich, afwachtend, in een kwetsbare positie. Het bevrijdende woord xeine, bij Homeros, in de vocatief, de Griekse aanspreekvorm, komt van de gastheer. Xeine is een magische formule, of wat men in de linguïstiek een performatieve taaldaad noemt: door iets te zeggen doe je ook iets, louter door iets uit te spreken verandert er iets in de werkelijkheid. Wie xeine zegt, maakt de ander daarmee effectief tot gast. Zeggen dat je gastvrij zult zijn, is ook al gastvrijheid. De belofte van de gastheer dat hij een gastheer zal zijn maakt de gast tot gast.
30. ‘Door een spel van vragen en antwoorden te initiëren, probeerde Socrates zo dicht mogelijk bij de waarheid te komen (de platoonse interpretatie) of minstens onze vooroordelen ter discussie te stellen (de sceptische interpretatie). Socratische gesprekken vonden plaats op het stadsplein of tijdens de wandeling, maar ook tijdens feestmaaltijden – symposia – waar zowel bekenden als vreemde gasten aan deelnamen. In verschillende dialogen, waaronder De sofist en De staatsman, komt overigens een niet nader genoemde ‘Xenos’ voor als gesprekspartner. Vaak heeft men gezegd dat het filosofische gesprek een gesprek onder vrienden is, die dezelfde passie voor uitwisseling van gedachten delen. Anderzijds kan het juist heel nuttig zijn dat er een vreemdeling aanwezig is, die als buitenstaander onverwachte vragen kan stellen die een gevestigde manier van denken ter discussie stelt en op die manier de verwondering, bron van alle filosofie, kan stimuleren.’
55. ‘Gastvrijheid is nooit een idyllische relatie tussen twee partijen waarin altijd alleen maar hartelijkheid heerst; het is een verstrengeling van allerlei motieven bij beide partijen, zowel altruïstische als egoïstische, mooie en lelijke, positieve en negatieve. Gastvrijheid is net als elk ander menselijk fenomeen in wezen ambivalent, in staat om zowel het goede als het slechte voort te brengen.’
153. ‘Voor Arendt komt het er echter op aan om, als het ons samenleven met grotere groepen betreft, niet langer op een ethische maar wel op een politieke manier te denken. Dat is een van de moeilijkste dingen om te doen, omdat wij nu eenmaal spontaan geneigd zijn om vanuit onszelf en niet vanuit de wereld te redeneren. Politiek denken veronderstelt dat men de obsessie met het eigen schone geweten laat varen en dat men bereid is om een bovenpersoonlijk standpunt in te nemen, of in elk geval om zich te verzoenen met standpunten die niet met het eigen geweten overeenkomen.
Dit is overigens waarom morele idealisten snel teleurgesteld zijn in de politiek, waar het immers niet gaat om het bewaren van een zuivere ziel maar om het nemen van verantwoordelijkheid voor de wereld – met vuile handen als onvermijdelijk gevolg. Voor de morele idealist, ook wel smalend Gutmensch of ‘schone ziel’ genoemd, is gastvrijheid per definitie goed. Wie politiek oordeelt, heeft echter niet het comfort om in duidelijke categorieën van goed en kwaad te denken.
Politiek gaat over de pluraliteit en pluraliteit houdt in dat wij met velen, inmiddels zelfs zeer velen, volgens sommigen zelfs te velen, dezelfde ruimte delen. ‘Die ruimte is opgedeeld volgens staatkundige grenzen die politieke gemeenschappen van elkaar scheiden en heeft als ultieme begrenzing de aardbol. Politieke gastvrijheid gaat over de vraag hoe we het menselijke verkeer in die ruimte organiseren, wat we doen met kwesties als toerisme en migratie binnen een internationale orde. Welke buitenlanders verlenen we onze gastvrijheid en welke niet en wat is ons criterium?’
166. ‘Als eeuwige gast, als iemand die nooit tot (politiek) handelen komt, is zij wat Hannah Arendt een ‘paria’ noemt: iemand met het privilege van een privéleven maar tegelijk een wereldloze. Iemand die zich wel ergens bevindt, maar toch zijn plek niet kent, geen thuis heeft waar hij of zij in alle gastvrijheid anderen kan ontvangen.’