knee compression sleeve

Er is nog zo veel dat ongezegd is. (Rutger Kopland)

Dupslog
Dupslog

Ann Heberlein , Hannah Arendt, de biografie. Over liefde en kwaad

13 januari 2023


Ann Heberlein , Hannah Arendt, de biografie. Over liefde en kwaad



Uitg Spectrum 2020



https://jonet.nl/oppervlakkige-hannah-arendt-biografie-blijft-hangen-in-bewondering-boekrecensie/



49. De meegaandheid ten opzichte van het nieuwe politieke klimaat berust misschien niet alleen op de overtuiging maar ook op de angst om anders benadeeld te worden, de drang om de eigen positie veilig te stellen of misschien om een betrekking te krijgen.



52. In Totalitarisme beschrijft Hannah de totalitaire visie als de drang om ‘de oneindige verscheidenheid en verschillen van de mensen zodanig te organiseren dat de hele mensheid slechts één individu lijkt’.



Propaganda beschouw ze als een onontkoombaar onderdeel van het creëren en in stand houden van een totalitaire staat. ‘Alleen het gepeupel en de elite laten zich door de stuwkracht van het totalitarisme op sleeptouw nemen; de massa moet door propaganda gelokt worden’, schrijft ze jaren na de oorlog. 



57. Het denken van Jonathan Glover sluit aan bij Arendts redenering in Totalitarisme en Eichmann in Jeruzalem. Net als haar analyse van het kwaad en de oorzaken van het kwaad draait zijn redeneringen meer om begrippen als onverschilligheid en het ontbreken van zelfreflectie dan verschijnselen als wreedheid, sadisme en kwaadaardigheid.



Het grote probleem is niet het handjevol individuen dat er voor kiest kwaad te doen; neen, het echte grote probleem is alle mensen die niet kiezen, die geen standpunt innemen of ze goed of slecht willen zijn, of ze aan goed of slecht willen bijdragen. Het waren de onverschilligheid van de grote massa en ontbrekende verantwoordelijkheidsgevoel die de Holocaust mogelijk hebben gemaakt, en niet de wreedheid van een paar mensen.



93. Victor Frankl overleefde vier concentratiekampen, maar verloor zo wel zijn geliefde als zijn ouders. Wanneer hij er over reflecteert hoe hij erin geslaagd is te overleven, hecht hij veel belang aan zijn vermogen om hoop en betekenis te voelen: als je weet waarom, overleef je alles. ‘Het leven wordt nooit ondraaglijk door omstandigheden, maar alleen door gebrek aan betekenis en een doel’, schrijft hij.



Betekenis en een doel. Juist dat kan religie bieden, het geloof in de transcendente, dat er iets meer is, een godheid die een plan heeft, die zijn hand boven je hoofd houdt. Dat geloof bezat Hannah Arendt niet. Ze groeide op in een huis waar geen interesse was voor religieuze zaken.



107. Moraal is namelijk niet vooral een kwestie van gevoelens. Reflecteren over ethische dilemma’s en morele problemen vereist rede en rationaliteit. We moeten meer beargumenteren dan voelen. Het tegengif tegen het kwaad is niet – zoals men instinctief wellicht denkt – goedheid, ook al zijn goed en kwaad elkaars tegenpolen,. Hannah Arendt beweert dat het tegengif reflectie en het nemen van verantwoordelijkheid is. Wanneer mensen ophouden met nadenken, reflecteren en kiezen tussen slecht en goed, tussen meedoen of verzet plegen – dan groeit het kwaad. 



(…)



 De trieste waarheid, schrijft Hannah Arendt, is dat slechte handelingen vooral uitgevoerd worden door mensen die niet besloten hebben om goed of kwaad te doen, door mensen die geen kant gekozen hebben.



135. Hannah Arendt schreef ‘Het recht op rechten’ in 1949, vier jaar na het einde van de oorlog, midden in een voortdurende vluchtelingenramp.



‘De wereld zag niets heiligs in de abstracte naaktheid van het menszijn’, constateert ze cynisch. In haar essay formuleert ze haar stelling dat mensenrechten tot dan toe alleen verwezenlijkt zijn in de hoedanigheid van staatsburgelijke rechten. Het werkt niet om een beroep op een bericht te doen zolang je geen staat hebt om eisen aan te stellen. Het recht op rechten zou geherdefinieerd moeten worden tot het recht op staatsburgerschap.



150. Hannah Arendt schokte haar tijdgenoten, niet alleen door haar kritiek op het handelen van de Joodse raden, maar ook door te beweren dat de Eichman demonisch noch fanatiek was. Hij was niet slecht of kwaadwillend. Eichmann deed alleen zijn werk, zo effectief en zo goed als hij kon: ‘wat hij gedaan had, had hij voor zijn eigen bewustzijn als gezagsgetrouw burger gedaan. Hij had zijn plicht gedaan, zoals hij in het politieverhoor en voor het hof niet moe werd te verzekeren; hij had niet alleen bevelen gehoorzaamd, maar ook de wet’, schrijft ze in ‘Eichmann in Jeruzalem’.



Ze gaat verder:



‘Want zoals het recht in beschaafde landen er stilzwijgend van uitgaat dat het ‘gij zult niet doden’ iedereen door zijn geweten wordt ingegeven – juist omdat het nu eenmaal zo is, dat de mens onder bepaalde omstandigheden moordzuchtige neigingen kan hebben – zo wilde het ‘nieuwe’ recht van Hitler dat iedereen van zijn geweten te horen zou krijgen: ‘gij zult doden’, waarbij er dus uitdrukkelijk van werd uitgegaan dat de normale neigingen van het individu hem geenszins tot moord drijven. In het Derde Rijk had het kwaad de eigenschap verloren waaraan de meeste mensen het herkennen – het kwam niet meer als verleiding. Vele Duitsers en nazi’s, waarschijnlijk de overgrote meerderheid van hen, hebben wel de verleiding gekend niet te moorden, niet te roven, hun buren niet de ondergang tegemoet te laten gaan (want dat een jood die werd weggehaald niet meer terug zou komen wisten ze natuurlijk, al kenden velen ook de gruwelijke details niet) en niet medeplichtig te worden aan al deze misdaden door er zelf van te profiteren. Maar ze hadden inmiddels geleerd hun neigingen te bedwingen en de verleiding te weerstaan.’



In bovenstaande passage haakte Hannah Arendt in op Kants theorie over het kwaad. Kant redeneert vanuit wat hij het ‘ radicale kwaad’ noemt, wat inhoudt dat we onze eigen begeertes laten prevaleren boven onze plicht naar de goede wil te luisteren en ernaar te handelen. Het kwaad is dus, volgens Kant, een verleiding.



Ook Hannah Arendt spreekt over kwaad in termen van verleiding, en ze benadrukt de betekenis van die zienswijze. Niet omdat het kwaad op zich datgene is wat de mens eigenlijk wil en nodig heeft – een gebakje waarvan het, zoals Nietzsche zei, dom zou zijn het jezelf te ontzeggen; het punt is dat ‘verleiding’ verbod en taboe suggereert, en het verbodene oefent, zoals bekend, een zekere aantrekkingskracht uit.



In de Derde Rijk waren het kwaad en de wreedheid geen verleiding meer, omdat ze niet langer verboden waren, maar juist opgelegd. Eichmann zwichtte dus niet voor een verleiding, toen hij honderdduizenden mensen naar de gaskamers stuurde.



Het citaat hierboven openbaart ook een ongemakkelijke waarheid: mensen hebben de ongelukkige neiging om de weg van de minste weerstand te kiezen, om niet naar de stem van hun geweten te luisteren, maar te doen wat iedereen doet. Toen buitensluiting, vervolging en ten slotte vernietiging van Joden normaal werden, waren er veel te weinig mensen die protesteerden, die naar hun eigen geweten luisterden.



193. Literatuurwetenschapper William Booth beschrijft lezen als een relatie, en meent dat deze relatie te beschouwen is als een vorm van vriendschap. Booth interesseert zich voor de invloed van literatuur op de lezer: wat gebeurt er in de ontmoeting tussen lezer en tekst? Booth haakt aan op Aristoteles’ classificatie van de verschillende vormen van vriendschap en meent dat je ook je literaire vrienden zorgvuldig moet kiezen. De boeken die je leest en de mensen die in de literatuur ontmoet, dragen namelijk bij aan het creëren van ons wereldbeeld en onze waarderingen, en verdiepen ons begrip van onszelf en van anderen.



Booth heeft een punt: dat wat we lezen, beïnvloedt ons. Desondanks moeten we ook lezen over de donkere, minder aangename kanten van het leven en proberen mensen te begrijpen wier keuzes en handelen ons met weerzin, ja zelfs met afschuw vervullen. Hannah Arendt schreef over Adolf Eichmann, niet omdat ze hem een voorbeeldig iemand vond, maar omdat ze hem en zijn beweegredenen wilde begrijpen. In die context moet er op gewezen worden dat begrijpen niet hetzelfde is als verontschuldigen, en al helemaal niet synoniem aan vergeven.



199. Hannah Arendt redeneert rond begeerte en hoop in De menselijke conditie en meent dat het een misverstand is dat hoop onze angst voor de dood verlicht: ‘Wat daadwerkelijk de angst voor de dood verlicht is niet hoop of begeerte, maar herinnering en dankbaarheid.’



Herinnering en dankbaarheid, dat is het medicijn tegen de doodsangst.



200. De liefde voor de wereld betekent een zorg om het leven zodat het kan blijven bestaan. In onze reflectie moeten we daarom, volgens Hannah Arendt, aanschouwen wat er gebeurd is, wat er gebeurt en wat er kan gebeuren. We mogen nooit vergeten – maar we mogen ons ook niet verliezen in nostalgie. We moeten de wereld kunnen liefhebben zoals hij is, in al zijn onvolkomen heden en onvolledigheden. We moeten leven met onze herinneringen en ons herinneren wat we hebben om dankbaar voor te zijn.



205. De laatste jaren van Hannah Arendts leven werden, zoals voor de meeste mensen, gekenmerkt door verlies en dood. In de herfst van 1974, na de dood van twee goede vrienden, schreef ze aan Mary McCarthy:



‘Ik moet zeggen dat ik niet zo blij ben met dit ‘ontbladeringsproces’. Het ouder worden betekent niet, zoals Goethe schreef, ‘ een langzaam terugtrekken uit het openbare leven’ – waar ik helemaal niets op tegen heb – maar een langzame ( of, eigenlijk een plotselinge) verandering van de wereld van een plek bevolkt met bekende gezichten tot een plek die bewoond wordt door vreemden. Met andere woorden, ik ben niet degene die zich terugtrekt uit de wereld, maar de wereld verdwijnt voor mijn ogen.



Jean Améry beschrijft, net als Hannah het ouder worden in termen van vervreemding. De ouder wordende herkent zichzelf niet meer. Hij herkent de wereld niet meer. Hij is een vreemdeling geworden, ten opzichte van de wereld waarin hij leeft en ten opzichten van zijn lichaam en zijn gezicht. Hij is thuisloos, in tijd en in ruimte, weet niet meer wie hij is of wat hij is, schrijft hij in On Aging.



207. De laatste jaren van haar leven werkte Hannah Arendt aan het manuscript van het boek dat na haar dood uitgegeven zou worden, The Life of the Mind. Het boek is, simpel gezegd, een onderzoek naar de goede staatsvorm. Net als Plato’s De Staat gebruikt ze de vermogens van de mens als analogie om te beschrijven hoe de verschillende delen in de goede staat samenwerken. De drie vermogens waar Hannah vanuit gaat zijn de gedachte, de wil en het beoordelingsvermogen. Wanneer ze redeneert over de relatie van het beoordelingsvermogen tot het denken en de wil refereert ze aan Cicero’s De Senectute (Over de ouderdom). Ze citeert Cicero die Cato de Oude laat zeggen dat ‘ Grote daden niet worden uitgevoerd door kracht, snelheid of spierballen, maar het resultaat zijn van denken, karakter en beoordelingsvermogen. Dit zijn vermogens die niet afnemen naarmate de leeftijd stijgt, maar juist toenemen.’



Hannah Arendt had Simone de Beauvoirs boek over ouder worden, La Vieillesse, gelezen en deelde de Beauvoirs dystopisch beeld van het ouder worden niet. Ook beaamde ze de fixatie op de jeugd van die tijd niet. Hannah wilde de kwaliteiten die het ouder worden met zich meebrengt benadrukken, de vermogens die alleen iemand bezit die een lang leven heeft geleefd. Hannah schrijft dat het ouder worden een verlies van toekomst inhoudt, maar dat het ontbreken van toekomst geen angst hoeft te veroorzaken. In plaats daarvan kan het ontbreken van toekomst ruimte bieden voor reflectie en verzoening, tijd om de balans op te maken en je leven achterwaarts te begrijpen, zoals Kierkegaard zei. De ouderdom biedt de mogelijkheid om de betekenis van het verleden te begrijpen en het verhaal van je leven aan jezelf te vertellen.



Vanuit het perspectief van die gedachte is de ouderdom een tijd voor zelfreflectie en meditatie, een tijd wanneer de dringende behoeften van de zelfinteresse zwijgen en de mens zich bevrijdt van ideologische remmingen. Hij is, zoals Hannah Arendts het in een brief aan Mary McCarty uitdrukt, ‘vrij als een blaadje in de wind’, bevrijd van loyaliteiten en eisen.



220. En toen was Hannah Arendt dood, het meisje uit Königsberg dat een van de belangrijkste stemmen van de 20e eeuw was geworden, een vrouw die als geen ander de gewelddadige geschiedenis van de 20e eeuw personifieert.



Wat kunnen we van haar leren? Om zoveel van de wereld te houden dat we geloven dat verandering mogelijk is, en om nooit op te geven.


Reacties graag naar mailadres.