Gabriel van den Brink, Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent.
Gabriel van den Brink, Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent.
Uitgeverij Prometheus 2020
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-samenleving-schreeuwt-om-gemeenschapszin~bc85222c/
http://gabrielvandenbrink.nl/over-gabriel
7. De twijfels nemen echter toe over het samenlevingsmodel waar de gemeenschap in hoge mate uit weggeredeneerd is en zelfredzaamheid als onbetwistbaar uitgangspunt bovenaan is gezet. Zeker in regio’s waarin de vergrijzing snel toeneemt. In gebieden waarin mantelzorg en ondersteuning voor kwetsbare groepen noodzakelijk en urgent zijn, ontstaat een toenemende behoefte aan meer samenwerking en samenspraak tussen burgers, instellingen, bedrijven en overheden.
De roep om regionale samenwerking, die in de zorg en de arbeidsmarkt steeds luider klinkt, is obligaat als er niet een fundamentele doordenking van ons samenlevingsmodel aan ten grondslag ligt: welk mensbeeld domineert, welke rolverdeling tussen overheid, markt en samenleving is wenselijk? Waar bewegen we naartoe als samenleving, als collectief verband in een steeds opener wereld?
18. ‘Volgens Locke komt elke poging om absolute macht over iemand anders uit te oefenen op een staat van oorlog neer. We moeten iedereen die ons de vrijheid wil benemen als een vijand zien. Wat dat betreft staan absolute macht en politieke macht in elk opzicht tegenover elkaar. De laatste is weliswaar een vorm van machtsuitoefening maar de bedoeling ervan is te voorkomen dat er zoiets als absolute macht ontstaat. Deze scherpe scheiding dwingt Locke tot een nadere reflectie op het vaderlijk gezag. Dat lijkt immers een vorm van absolute macht en het speelde dan ook een voorname rol in de argumentatie van Filmer. Locke meent evenwel dat deze macht tijdelijk en beperkt van karakter is. Ouderlijk gezag geldt alleen zolang de kinderen onvoldoende verstand hebben. Bovendien verschillen vaderlijke macht en politieke macht qua doelstelling: ouders moeten opvoeden maar bestuurders moeten het algemeen belang dienen. Met andere woorden: men kan het staatsbestuur niet begrijpen als een vorm van vaderlijke macht, laat staan als een vorm van absolute macht. ‘
21. ‘In meer algemene zin is Locke de mening toegedaan dat het volk niet aan zijn wetgevers hoeft te gehoorzamen als deze laatste het in hen gestelde vertrouwen niet langer waarmaken. In dat geval mogen burgers van hun oorspronkelijke rechten gebruikmaken en een andere regering instellen. Er zal zelfs revolutie uitbreken indien het volk gedurende een langere periode slecht behandeld wordt. Zo’n omwenteling doet zich in de regel niet voor na kleine incidenten maar na een lange reeks van misbruiken, draaierijen en listen die het volk duidelijk maken dat het de verkeerde kant op gaat. Als het dan inderdaad tot opstand komt, moet men de verantwoordelijkheid daarvoor niet zozeer bij het volk zoeken maar bij de wetgevers die handelen in strijd met alle doelen waarvoor ze werden aangesteld. Want ‘...door zodoende het gezag te vernietigen dat het volk had ingesteld en dat niemand anders kan instellen, en door een macht in te voeren welke het volk niet gewettigd heeft, voert men in feite een oorlogstoestand in, een toestand namelijk van geweld zonder gezag’. Daarmee formuleert Locke een zienswijze die haaks op het toenmalige politieke denken staat. Hij zou in de Glorious Revolution (1688) en vervolgens in de Amerikaanse Revolutie (1776) alsmede de Franse Revolutie (1789) doorklinken.’
26. ‘Hoewel veel mensen bewondering voor originele personen zeggen te hebben, blijkt in de praktijk dat ze die liever kwijt dan rijk zijn. Het grootste gevaar van onze tijd is dat maar zo weinig mensen echt excentriek durven te zijn, aldus Mill. Het ergste verwijt dat men iemand kan maken is dat hij iets doet ‘wat niemand doet’ of dat hij juist niet doet ‘wat iedereen doet’. Wat de Chinese opvoeding bewust organiseert, komt in onze samenleving op een onbewuste wijze tot stand, te weten: dat iedereen zich aan dezelfde regels houdt. Dat is dramatisch omdat Europa zijn ontwikkeling aan een hoge mate van verscheidenheid te danken heeft. Thans gaat het met de Europese cultuur sterk de Chinese kant op, waarbij alle mensen hetzelfde zijn. Mill vreest een proces van gelijkschakeling dat deels voortvloeit uit een toegenomen welvaartspeil, deels uit betere communicatiemiddelen, deels uit het feit dat vele mensen onderwijs hebben gevolgd en deels uit het streven om de lagere klassen te verheffen. Hoe het ook zij: vandaag de dag wordt de persoonlijke vrijheid ernstig bedreigd.
32. ‘Voor Friedman is de grote prestatie van het kapitalisme niet zozeer dat het een ongekende rijkdom heeft voortgebracht, maar dat het miljoenen mannen en vrouwen in staat stelde om hun eigen mogelijkheden te ontdekken, uit te breiden en te verbeteren.’
37. ‘Door het claimen van individuele rechten of vrijheden worden mensen losgemaakt uit de familiale betrekkingen, de sociale gemeenschap of de statelijke verbanden die hun bewegingsvrijheid van oudsher inperkten. Maar het liberalisme impliceert evengoed een breuk met alle vormen van traditie of gangbare cultuur die maken dat mensen aan het verleden vasthouden. De aandacht gaat naar het heden en zelfs naar de toekomst uit, waardoor de liberale habitus als vanzelf in het teken van innovatie en vooruitgang staat. Ten slotte impliceert het liberalisme een emancipatie ten opzichte van de natuur. Het is sterk geneigd om de natuur als het object van onderzoek en menselijke bewerking te zien, wat uiteindelijk een belangrijke voorwaarde voor technologische ontwikkeling zou vormen. In die zin zet het liberale mensbeeld niet alleen op een politiek maar ook op een meer fundamenteel niveau tot revolutie aan. Het is een oproep om zich van alle sociale, culturele of natuurlijke beperkingen te ontdoen teneinde heer en meester over het individuele bestaan te zijn.’
182. ‘Dat brengt ons op de voornaamste bijdrage van Althusius aan het politieke denken, te weten het beginsel van de subsidiariteit. Het betekent kort gezegd dat hogere machten niet mogen ingrijpen op plannen of bezigheden van het lagere niveau, tenzij deze hun taken onvoldoende uitvoeren. Het gaat om een wijze van besturen die volgens Alain de Benoist de volgende axioma’s kent: a) elke persoon is verantwoordelijk voor zijn eigen handelen; b) mensen zijn sociale wezens wier natuurlijke egoïsme gepaard gaat met een even natuurlijke behoefte aan solidariteit; c) men moet de samenleving als een organisch geheel benaderen; d) sociale relaties berusten op wederkerigheid en brengen wederzijds voordeel mee; e) uiteindelijk komt aan het gemeenschappelijke goede meer gewicht toe dan aan particuliere belangen. Gegeven deze axioma’s is het niet vreemd dat liberale en communistische denkers het subsidiariteitsbeginsel nooit erkend hebben. Het speelde wel een zekere rol in het werk van Proudhon, maar werkte het sterkst door in de sociale leer die de katholieke kerk eind negentiende eeuw ontwikkelde. In Rerum Novarum en andere pauselijke beleidsstukken is subsidiariteit niet alleen het uitgangspunt, maar ook een belangrijk denkmiddel waarmee de kerk in het spanningsveld van liberalisme en socialisme een eigen denkrichting ontwikkelde.
183. ‘Zelf ben ik van mening dat we bij het inrichten van de samenleving vaker het beginsel van de zelfstandigheid moeten omarmen. Het spreekt voor zich dat zaken als de staat, machtsuitoefening, dwang en bureaucratie een eigen rol spelen, maar ze mogen niet allesbepalend zijn. In plaats daarvan zouden we moeten uitgaan van de praktijken die burgers, bedrijven of beroepsgroepen eigener beweging ontwikkelen, zodat de ordening van het samenleven vooral van onderop vorm krijgt. Hoewel dit behoorlijk afwijkt van de huidige politieke dynamiek, zijn de mogelijkheden daartoe in Europa groter dan veel bestuurders aannemen.
186. ‘Persoonlijk denk ik dat het veeleer gaat om een cyclische ontwikkeling, waarbij de expansie van bepaalde geestelijke kwaliteiten zoals ijver, betrouwbaarheid, zuinigheid en individuele zelfstandigheid enerzijds en economische tendensen als handel op lange afstand, arbeidsdeling, schaalvergroting, kapitaalbeheer en marktdynamiek anderzijds elkaar over en weer versterkten.
De wording van het kapitalisme berust dan op een lange reeks van cyclische processen, die uiteindelijk maken dat de sociale orde in de negentiende eeuw wezenlijk verschilt van de orde in de zestiende en zeventiende eeuw.
191. Met deze schets van drie beginselen ben ik terug bij de crisis waarmee het eerste hoofdstuk opende. Daar zagen we dat de neoliberale droom op politiek, economisch én cultureel gebied in duigen ligt. Ik heb betoogd dat de weg uit deze problematiek voor ons continent in een verdere ontwikkeling van coöperatieve werkwijzen ligt. Daarbij kunnen we onder meer op beginselen als zelfstandigheid, saamhorigheid en duurzaamheid teruggrijpen. Of dat inderdaad gaat lukken hangt uiteraard af van een bredere ontwikkeling. Het kan zijn dat Europa door de geopolitieke situatie gedwongen wordt te handelen als militaire wereldmacht.
Dat streven zal echter alleen succes hebben wanneer het oude continent erin slaagt zichzelf opnieuw uit te vinden op de vlakken die hiervoor besproken zijn. Het zal de intelligentie moeten opbrengen om niet te bezwijken voor het economische dilemma van gemeenschap versus individu. In plaats daarvan moeten we zo veel mogelijk coöperatieve werkwijzen ontwikkelen, waarbij ondernemerschap en gemeenschap elkaar de hand reiken. Het zal ruimte moeten vinden om niet te bezwijken voor het politieke dilemma van machtsuitoefening versus maatschappelijk initiatief. In plaats daarvan moeten we steun bieden aan alle burgers die vrijwillig samenwerken in een domein dat we als het middenveld aanduiden. En we moeten de moed hebben om niet toe te geven aan het mentale dilemma van intellectuele vernieuwing versus cultureel erfgoed. In plaats daarvan moeten we erkennen dat duurzame vooruitgang altijd een vorm van traditie vergt.
Voor elk van deze vlakken geldt wat Aristoteles verstandig vond, namelijk het vermijden van extreme denkbeelden die misschien theoretisch aanspreken maar die in de praktijk het vinden van een juiste balans veelal verhinderen. Het was China dat zich eeuwenlang als een rijk van het midden zag. Het wordt tijd dat Europa zijn eigen wijsheid weer waardeert. Of het daarin slaagt, hangt in hoge mate van grote spelers als Duitsland en Frankrijk af. Maar het zou dwaas zijn te geloven dat Nederland daarbij slechts kan toekijken. Mede daarom hoop ik hartstochtelijk dat de hier geformuleerde denklijnen in eigen land en daarbuiten verder verkend worden.