Volker Ullrich, Duitsland 1923. Het jaar van de afgrond.
uitg. Arbeiderspers 2022
Ullrich laat zien hoe ogenschijnlijk uiteenlopende gebeurtenissen op elkaar hebben ingegrepen, dat de Duitse politiek een hoge inflatie op de koop toe had genomen – totdat ze in 1923 onbeheersbaar werd. Ook corrigeert hij de gangbare opvatting dat het met de Duitse economie de eerste jaren na de verloren wereldoorlog al bedroevend was gesteld. In feite beleefde Duitsland tussen 1920 en 1922 een periode van hoogconjunctuur met een lage werkloosheid (1,2 procent in oktober 1921). Mede om die reden meenden de geallieerde mogendheden zware herstelbetalingen van Duitsland te mogen eisen: zijn economie kon wel een stootje verdragen. Het zijn allemaal geen nieuwe inzichten, maar ze dragen wel bij aan de helderheid van het verhaal dat Ullrich heeft willen vertellen. Aarzelend komt Ullrich tot de conclusie dat de jonge Weimarrepubliek de krachtproef van 1923 heeft doorstaan. Weliswaar niet glansrijk, maar ze is er evenmin dodelijk door verwond. ‘De doorstane schrikervaring had het effect van een schokbehandeling’, schreef Klaus Mann. ‘Na zo’n vreselijke ingreep voelt de patiënt zich gereduceerd en beverig, maar ook opgelucht en verfrist.’ Zo voegt Ullrich zich bij de historici die de Weimarrepubliek niet zien als de wegbereider van het Derde Rijk – zoals de historiografische mode lange tijd voorschreef – maar als een kansrijk experiment dat onder een iets gunstiger gesternte had kunnen slagen. Helaas kan daarover slechts worden gespeculeerd.
https://www.volkskrant.nl/boeken/rampjaar-1923-had-voor-duitsland-nog-veel-erger-kunnen-aflopen-stelt-hitler-biograaf-volker-ullrich~bd4b0641/?
34. ‘Bovendien richtte het Duitse leger de blik op de Sovjet-Unie. In februari 1923 ging een delegatie van het ministerie van de Reichswehr naar Moskou om de mogelijkheden van een nauwe samenwerking op het gebied van de wapenproductie te bespreken. Aanvankelijk waren de uitkomsten niet erg veelbelovend, maar er was wel sprake van een nieuw hoofdstuk in de militaire betrekkingen tussen beide landen.’
Monica Black beschrijft in haar ‘Een bezeten land Heksen, gebedsgenezers en de spoken van het verleden in naoorlogs Duitsland’ een onthullende schaduwgeschiedenis van naoorlogs Duitsland – 25 jaar later.
In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog volgden het aantal bovennatuurlijke gebeurtenissen in het door oorlog verscheurde Duitsland elkaar in een rap tempo op. Miljoenen mensen werden getroffen door schijnbaar ongeneeslijke ziekten (waaronder blindheid en verlamming) en een golf van apocalyptische visioenen woedde door het land. Messiaanse gebedsgenezers stonden vanuit het niets op, gebedsgroepen voerden duiveluitdrijvingen uit en enorme menigten reisden door het land om een glimp op te vangen van verschijningen van de Maagd Maria. Het meest opvallend was dat tientallen mensen hun buren van hekserij beschuldigden, waarna zij op hun beurt voor de rechter werden gesleept op beschuldiging van laster, mishandeling en zelfs moord. Wat deze gebeurtenissen – na een vernietigende oorlog en de Holocaust – met elkaar verbond, was een wijdverbreide obsessie met het kwaad.
Waar vele geschiedwerken de snelle overgang van Duitsland van genocidale dictatuur naar liberale democratie benadrukken, zet Een bezeten land het giftige wantrouwen, de diepe bitterheid en de spirituele malaise daartegenover. De veelgeprezen historicus Monica Black put uit niet eerder gepubliceerd materiaal en beweert dat de obsessie met het bovennatuurlijke het gevolg was van de onuitgesproken schuld en schaamte van een natie die opmerkelijk stil was over wat ‘het meest recente verleden’ werd genoemd. Deze schaduwgeschiedenis verandert onherroepelijk onze kijk op het naoorlogse Duitsland en onthult het beladen emotionele leven van het land, de morele onrust en de kosten van het proberen begraven van een gruwelijke erfenis.
Dit boek richt zich op het verleden en op de eerste, buitengewoon moeilijke jaren in de Bondsrepubliek na de Duitse nederlaag in de Tweede Wereldoorlog. Maar de geschiedenis van de naoorlogse heksenmanie en de mystieke genezingen roept ook algemenere vragen op, waarvan er vele zijn die vandaag de dag nog even relevant zijn als in de jaren vijftig. Een van die vragen is welke samenhang er in de samenleving bestaat tussen kennis, autoriteit, vertrouwen en moraliteit. Dat is belangrijk om beter te begrijpen onder welke sociale voorwaarden ideeën geloofwaardig worden of, omgekeerd, welke ‘ideeën afbreuk doen aan de kenbaarheid van de wereld en de geloofwaardigheid van kennis. Als de samenleving is samengesteld uit een aantal algemeen aanvaarde ideeën over de manier waarop de wereld in elkaar zit, wat gebeurt er dan als de voorwaarden die zo’n consensus mogelijk maken, niet langer bestaan? Kan zo’n samenleving voortbestaan, of zal ze verbrokkelen en uiteenvallen? http://www.janvanduppen.be/?p=4748
84. ‘Een neveneffect van de apocalyptische stemming die door de gierende inflatie was aangewakkerd, was de opkomst van de zogenaamde ‘inflatieheiligen’. Ze trokken met een wapperende christushaardos over de landwegen, gehuld in juten lompen en met sandalen aan de blote voeten. Overal waar ze kwamen, verkondigden ze ten overstaan van een deels geërgerd, deel gefascineerd gehoor de ‘verlossing van de chaos’, de ‘vernieuwing van de wereld uit de geest der liefde’. ‘De verlossers van de nieuwe tijd met hun lange haren en hun drieste fantasieën trekken van alles aan, vooral labiele geesten die niet zonder ondersteuning kunnen,’ schreef de Kölnische Volkszeitung in september 1922. Dit profetendom is een gevaarlijk symptoom van de geestesgesteldheid in het huidige Duitsland. Men dient het niet te onderschatten: het zal zich tijdens de crises die nog gaan komen verder uitbreiden.’ Die wandelaars met hun jezusappeal waren een antwoord op de noden der tijd. Aan hen bleven de verlossingsverlangens en de wederopstandingsfantasieën van juist de gedeklasseerde of met deklassering bedreigde bevolkingslagen kleven.
Een van deze profeten was Friedrich Muck-Lamberty, de ‘Messias van Thüringen’. Met de door hem opgerichte groepering ‘Neue Schar’, een jeugdige dans- en toneelgroep, trok hij in 1920 door dorp en stad. ‘En overal waar de karavaan halt hield, zorgde hij voor een regelrechte dansroes, zorgde hij ervoor dat duizenden mensen bevangen werden door een extatische bedwelming. Daardoor konden ze de sociale ongelijkheid en de dagelijkse zorgen in elk geval voor even vergeten.
Een andere heilverkondiger die van zich deed spreken, was de schilder Max Schulze-Sölde, iemand van grootburgerlijke komaf. Na 1918 bekeerde hij zich tot het religieuze socialisme en stichtte, samen met anderen, de landcommune Lindenhof, in de buurt van Itzehoe. Daarna werkte hij als vrijwilliger in een mijn bij Hamborn, om de mijnwerkers tot een nieuwe revolutie aan te zetten. Toen dat mislukte, wisselde hij zijn rol van linkse politiek agitator in voor die van een wedergekeerde ‘apostel Johannes’, die dwars door Duitsland trok en een ‘christensocialistische volksgemeenschap’ voor zijn idee probeerde warm te maken.’
‘Wat betreft invloed werden Muck-Lamberty en Schulze-Sölde ver overtroffen door Ludwig Christian Haeusser – waarschijnlijk de kleurrijkste figuur onder de inflatieheiligen. Deze voormalige producent van sekt had zich onder invloed van de wereldoorlog tot levensreformer ontwikkeld en zich meer en meer een Christusrol aangemeten. Hij omringde zich met een groep discipelen en jonge vrouwen, onder wie menige seksueel van hem afhankelijke vrouw die niets liever wilde dan ‘de nieuwe mens’ van hun aanbeden meester op de wereld zetten. Haeusser benutte de modernste middelen om reclame voor zijn lezingen te maken. De retoriek waarmee hij een breed publiek bereikte was een eigenaardige mix van religieuze vurigheid, krachtige schuttingtaal en wilhelminische grootheidswaanzin. Van alle inflatieheiligen waagde alleen Haeusser zich in de politiek. In 1922 stichtte hij de Christlich-radikale Volkspartei, die echter net als de later opgerichte Haeusser-Bund het stadium van een sekte nooit wist te ontgroeien.
Net als Haeusser zagen zijn talrijke discipelen en navolgers zich als ‘waarheidsmensen’, zoekers op weg naar nieuwe vormen van menselijk contact. De door hen gekozen levenswijze als ascetische nomade verschilde hemelsbreed van de protserige levensstijl van de door de oorlog rijk geworden nouveau riche en inflatieprofiteurs. Ze ontleenden hun zelfbewustzijn niet aan ‘uiterlijkheden en spullen, maar aan de zoektocht naar hun eigen ego, dat bij sommigen de trekken van een pathologische zelfaanbidding aannam.
‘Mutanten van het type Hitler’ noemde de historicus Ulrich Linse de inflatieheiligen. Er waren inderdaad enkele opvallende overeenkomsten in de openbare optredens en de programmapunten, zoals de cultus van de Messiaanse alleenheerser, de afwijzing van de partijeneconomie of de nadruk op de alle klassenbarrières opheffende ‘nationale gemeenschap’. Niettemin moet men ervoor waken de rondtrekkende predikers in de buurt van de demagoog uit München te plaatsen of hen zelfs als wegbereiders te zien. Hun boodschap was uiteindelijk te verwarrend en te halfbakken om hen bij een specifiek politiek kamp te kunnen scharen. Behalve aanknopingspunten met het nationaalsocialisme was er ook sprake van verbanden met het linkse communisme en het anarchisme, en soms gingen beide zelfs hand in hand: de swastika naast de hamer en sikkel. Het provocerende spel met symbolen en het verlangen naar choquerende prikkels was voor de inflatieheiligen belangrijker dan een goed doordacht programma en een doelgerichte politieke strategie. Niet in de laatste plaats waren ze hierdoor voor de luidruchtige Hitler geen serieuze concurrentie. De grootste bijval kregen ze in 1923, toen de hyperinflatie haar hoogtepunt ‘bereikte. In de daaropvolgende jaren van economische en politieke stabilisatie van de Weimarrepubliek zou hun invloed vrijwel nihil worden.’
253. ‘Volgens de Vossische Zeitung lag de oorzaak van Stresemanns falen erin dat hij ‘niet trouw’ aan zijn politiek was gebleven, maar dat hij ‘te diep in het net van de tactiek’ verstrikt was geraakt. Voor zijn tegenstanders op rechts, die een verbond waren aangegaan met de oppositie in zijn eigen partij, was hij ‘stap voor stap teruggeweken, steeds weer met hetzelfde fiasco’: ‘Zijn tegenstanders werden alleen maar onverschrokkener en zijn parlementaire basis werd steeds smaller.’ Heel onvriendelijk viel het oordeel van de Weltbühne uit: Stresemann heeft zijn kanselierschap gebruikt ‘om het Duitse volk uit te leveren aan het leger’. Uit angst voor radicaal-links had hij zich ‘aan de borst van de keizerlijke generaal’ Von Seeckt geworpen: ‘Cuno heeft ons van het Ruhrgebied beroofd. Stresemann heeft ons van onze burgerlijke vrijheid beroofd.’ Ook het Tageblatt maakte een negatieve balans op: Stresemann heeft ‘het grootste politieke kapitaal dat enig rijkskanselier sinds Bethmann bezat in drie maanden verkwanseld’.
Tegenwoordig zijn historici het er verregaand over eens dat Stresemann tijdens zijn korte ambtstijd belangrijke prestaties zowel in de buitenlandse als de binnenlandse politiek heeft geleverd. Met het stoppen van het passieve verzet aan de Ruhr had hij de voorwaarden ‘voor een ontspanning in de buitenlandse politiek gecreëerd die de weg naar een oplossing voor het herstelbetalingsprobleem zou vrijmaken. Met de invoering van de Rentebank en de rentemark was het gelukt de hyperinflatie in te dammen en de koers voor een stabilisering van de valuta en een economisch herstel uit te zetten. En ten slotte bleek hij tijdens de grootste existentiële crisis van de republiek, waar de sterke krachten in rijksleger, economie en politiek op dictatorische oplossingen inzetten, een vastberaden verdediger van de grondwettelijke orde en het parlementaire systeem te zijn. Vooral dat maakt duidelijk welke lange weg hij sinds de revolutie van 1918-1919 had afgelegd.
299. Niet weinig Duitse kunstenaars en schrijvers gingen aan het begin van de jaren twintig op weg naar de Sovjet-Unie, waarin ze, ondanks alle alom bekende problemen, het enige veelbelovende model voor de toekomst zagen. In de zomer van 1922 reisde ook George Grosz naar het postrevolutionaire Rusland. De excursie werd een grote teleurstelling. De grootste indruk maakte de honger die in het land heerste. In plaats van veelbelovende tekenen van de socialistische opbouw zag Grosz alleen maar overal sporen van verval. Ook aan Lenin, die al door ziekte was getekend en aan wie hij in het Kremlin werd voorgesteld, kon hij ‘niets van betekenis’ ontdekken. Ontnuchterd en een illusie armer keerde Grosz na zes maanden terug naar Berlijn. Hij zou zich het daaropvolgende jaar stilzwijgend van de KPD afkeren door gewoon te stoppen met het betalen voor zijn lidmaatschap.’