Juan Gabriel Vásquez,,De terugblik.
uitgeverij Signatuur 2023
‘Want in onze optiek zou een roman de biografie van iemand of iets moeten zijn, en zou een biografie, zowel van iemand als van iets, een roman moeten zijn, aangezien ze allebei, mits goed uitgevoerd, een interpretatie zijn van zoiets als een mensenleven.’ Ford Madox Ford
https://www.volkskrant.nl/a-ba924a5e
231. ‘Hij werd actief binnen het Rode vlag-bataljon. Hij hekelde de Sovjets voor wie hij vroeger zijn leven zou hebben gegeven; hij schreeuwde leuzen op straat en citeerde uit het rode boekje van Mao; hij maakte dazibao’s waarop Vietnam werd verdedigd en Liu Shaoqi aangevallen. Hij werkte mee aan de aanklacht tegen een voormalige arbeider die het tot minister had geschopt, en hoewel hij er nooit helemaal achter kwam waarom hij was aangemerkt of waar hij van beschuldigd werd, bewoog hij gedisciplineerd mee met de impulsen van de groep. Zijn eigen gedrag kwam hem ongewoon voor, want hij was er in de loop der jaren aan gewend geraakt om vragen te stellen en informatie in te winnen voordat hij een besluit nam, laat staan tot activisme overging – de tijden van het blinde vertrouwen uit zijn jeugd lagen ver achter hem. Maar daar, meegesleept door de opwinding van de collectieve actie, leek het hem onwaardig of deloyaal om vraagtekens te zetten bij iets wat de wereld op zijn grondvesten deed schudden. Er werd een nieuwe cultuur geboren, dan ging je toch niet klagen dat zich door de onervarenheid van de jeugd bepaalde excessen voordeden? Ja, hij had een hekel aan ‘de luidsprekers waaruit de hele nacht Mao’s laatste instructies schalden, maar alleen een verwende oude man zou klagen dat de Revolutie hem uit zijn slaap hield. En dat was hij met zijn zevenenvijftig jaar niet. Hij had nog heel wat gevechten voor de boeg.’
327. ‘Zou het kunnen zijn dat de partij simpelweg goede sier met hen maakte? Immers, als twee bevoorrechte bourgeoisiejongeren zoals zij naar het communistische China waren gereisd, daar waren getraind door het leger en vervolgens waren teruggekeerd om zich aan te sluiten bij het epl, als dit allemaal kon gebeuren in Colombia, dan was de revolutie niet alleen springlevend, maar had ze alle troeven in handen om te zegevieren. Zou hun niet hetzelfde kunnen overkomen als pastoor Camilo Torres? De pastoor, een bourgeois uit een liberale familie, had in de stad veel meer kunnen betekenen, maar hij sneuvelde uiteindelijk roemloos tijdens zijn eerste strijd. En waarvoor? Langzaamaan begon Raúl zich open te stellen voor de mogelijkheid dat het voor hem en zijn zus niet nodig was geweest om zich aan te sluiten bij de guerrilla; zodra dit soort gedachten echter de kop opstak, verdreef hij ze met het oude trucje van de schaamte en ging hij weer verder zonder vraagtekens bij zichzelf te zetten of zichzelf voorhoudend dat zijn stiekeme twijfels de laatste restjes waren van een reactionair leven. In elk geval heeft hij zich nooit bevrijd van de knagende zekerheid dat hij iets te bewijzen had en dat zijn ‘kameraden met argwaan naar hem keken, alsof hij er toch niet helemaal bij hoorde.’
352. ‘Weet je wat ik het fijnst vind aan de nacht?’‘Geen idee. Wat vind jij het fijnst aan de nacht?’Alberto zei: ‘Dat hij het groen laat verdwijnen.’Raúl vond het een mooie metafoor en zei dat ook, maar hij vroeg meteen wat hij er precies mee bedoelde. Nee, antwoordde Alberto op beledigde toon, het was verdomme helemaal geen metafoor: ’s nachts, wanneer het licht uitging, konden de ogen uitrusten van al het groen dat ze belaagde. Het groen van de jungle, de bomen, het gras, het groen van de groene uniformen, het groen van de dekzeilen, van het canvas van de tassen en de tenten, al dat groen dat het zicht vermoeide en hem een opgesloten gevoel gaf, alsof hij in een gevangenis zonder deuren zat. ‘Al dat groen, kameraad, al dat groen overal,’ zei Alberto.‘Zeik niet, bek dicht en slapen,’ zei een andere stem, en de stem van Alberto – koortsig, trillend, verzwakt – gehoorzaamde meteen.Raúl bleef alert, hij lag in stilte maar staarde de donkere nacht in, de zwarte nacht die het groen liet verdwijnen, de zwarte nacht waarin niet langer vleermuizen op de loer lagen. ‘
369. ‘Het was allemaal schokkend: de geheimen waren schokkend, of eigenlijk de ethiek van het verhullen dat je iets te verhullen hebt, van dubbelhartigheid en hypocrisie, die voor de strijders net zo vanzelfsprekend was geworden als hun uniform en die hen bijvoorbeeld ook eens in de idiote situatie had gebracht dat ze een week lang moesten zoeken naar een kist vol voedingsmiddelen en wapens; hij was zo goed verstopt en met zoveel geheimzinnigheid beschermd dat niemand hem kon vinden toen ze hem nodig hadden, en uiteindelijk moesten ze zich erbij neerleggen dat hij door de jungle was opgeslokt. Ja, het was schokkend: dat commandant Fernando had besloten te breken met de heilige regel om familiebanden van strijders geheim te houden, dat hij het recht had opgeëist om hem het nieuws persoonlijk te vertellen en dat hij dit alles nu leek te doen met een soort benepen voldoening, alsof het incident diende om iemand een lesje te leren. ‘
441. ‘Marianella had het er vaak over, over hoe pijnlijk haar verleden bij de guerrilla nog altijd voor haar was, over de bijna fysieke inspanningen die ze zich had getroost om alles wat er in die jaren was gebeurd te vergeten, over de spijt, de schuld, de haat. Ja, ook daarover, en Sergio, wiens emoties nooit de nucleaire intensiteit van die van zijn zus bereikten, begreep heel goed wat zij bedoelde, en hij begreep ook dat het zijn zus altijd aan woorden ontbrak om te kunnen aanduiden hoe diep haar ontgoocheling was. Een aantal jaar geleden, toen hij de roman Leven en lot van Vasili Grossman las, zag hij een zin staan waardoor het stof van zijn ongemakkelijkste herinneringen werd geblazen: ‘Mensen die samen ten strijde trekken haten elkaar soms erger dan hun gemeenschappelijke vijand’. Hij stuurde Marianella een foto van de onderstreepte zin, zonder commentaar of aantekening, en zij antwoordde met de vier bittere woorden: Daarmee is alles gezegd. Natuurlijk, zij was belast met het verleden op een manier die Sergio niet helemaal had kunnen doorgronden, al deed hij nog zo zijn best, en iedereen in de familie herinnerde zich de doktersafspraak (het was in de jaren negentig), toen op de röntgenfoto’s zorgwekkende donkere vlekken te zien waren en een arts zelfs sprak van longkanker, om zich vervolgens te realiseren dat wat er op die foto’s te zien was geen kwaadaardig weefsel was, maar de resten van een kogel die een strijdmakker in haar rug had geschoten.’