Fernando Pessoa, De anarchistische bankier
Fernando Pessoa, De anarchistische bankier
Arbeiderspers
86. Als reclametekstschrijver schijnt Pessoa, volgens een artikel in het Jornal de Letras van 16 maart 1983, een groot talent voor slogans te hebben gehad. Maar ook hier zaten de autoriteiten hem dwars: zijn slagzin voor Coca-Cola, "Primeiro estranha-se.Depois entranha-se" ( zoiets als "Eerst bevreemdt het. Daarna went het"), verwees al te duidelijk naar de verslavende werking van het bedwelmde middel dat een bestanddeel was van de drank, waarna de hele reeks uit Amerika geïmporteerde voorraad werd vernietigd.
10. "Zij zijn alleen in theorie anarchistisch; ik ben het in theorie én in de praktijk. Zij zijn anarchist en stompzinnig, ik ben anarchistisch en intelligent. Met andere woorden, beste jongen, ik ben de ware anarchist. Zij – die van de bommen en de vakbonden (ik heb er ook ingezeten en en ik ben er uitgegaan juist vanwege mijn ware anarchisme) -, zij zijn het afval van het anarchisme, de papkindjes van de grote leer der bevrijding."
13. Ik aanvaard – er zal niets anders opzitten – dat iemand superieur is aan mij door wat de natuur hem heeft gegeven: talent, wilskracht, energie; ik aanvaard niet dat hij superieur is aan mij door ogenschijnlijke kwaliteiten, kwaliteiten waarmee hij niet uit de moederbuik is gekomen naar die hem zomaar zijn aangewaaid zodra hij te voorschijn kwam: rijkdom, sociale status, onbezorgd leventje, etcetera. Het was uit de revolte waarvan ik je met deze overwegingen een indruk probeert te geven dat mijn anarchisme van toen geboren werd – een anarchisme, ik herhaal, dat ik tot op de huidige dag onveranderd handhaaf.
14. De anarchistische bankier: "Het werkelijke kwaad, het enige kwaad, zijn de sociale conventies en ficties, die de natuurlijke realiteiten verdringen – alles, het gezin en het geld, het geloof en de staat. Men wordt als man of als vrouw geboren – ik bedoel, men wordt geboren om, eenmaal volwassen, man of vrouw te zijn; men wordt niet geboren, in strikte natuurlijke rechtvaardigheid, om echtgenoot te zijn, noch om arm of rijk te zijn, net zomin als men wordt geboren om katholiek of protestant te zijn, of Portugees of Engelsman. Al die dingen is men krachtens de sociale fricties. En die sociale ficties zijn slecht. Waarom? Omdat het ficties zijn, omdat ze niet natuurlijk zijn. Geld is even slecht als de staat, het instituut van het gezin is even slecht als het geloof. Indien er andere waren, andere dan deze, zouden ook die slecht zijn, omdat het eveneens ficties zouden zijn, omdat ze eveneens de natuurlijke realiteiten zouden verdringen en vervormen. Welnu, elk systeem anders dan het zuivere anarchistische systeem, dat immers de afschaffing verlangt van alle fricties tezamen en van elke fictie in zijn geheel, is zelf een fictie. Al ons streven inzetten, al onze inspanning, al onze intelligentie, om de ene sociale fictie in te voeren of te helpen invoeren in de plaats van een andere, is een absurditeit, zoniet een regelrechte misdaad, want het betekent een sociale omwenteling teweegbrengen met de expliciete bedoeling alles bij het oude te laten. Indien wij de sociale ficties onrechtvaardig vinden omdat ze verdrukken en verdelgen wat natuurlijk is in de mens, waarom dan moeite doen om ze door andere ficties te vervangen als we ze met dezelfde moeite allemaal kunnen uitroeien?
Dit lijkt me een afdoend argument. Maar laten we aannemen dat het dat niet is; stel dat men ons tegenwerpt dat dit allemaal goed en wel is, maar dat het anarchistische systeem in de praktijk onuitvoerbaar is. Goed. Beschouwen wij dus dit aspect van de zaak nader.
Waarom zou het anarchistische systeem onuitvoerbaar zijn?
Wij allen, wij progressieven, gaan uit van het principe dat niet alleen het huidige systeem onrechtvaardig is, maar dat erbij gewonnen wordt, en wel rechtvaardigheid, indien het door een ander, rechtvaardiger, systeem wordt vervangen. Denken we er niet zo over, dan zijn we niet progressief, maar bourgeois. Maar nu: waar vandaan komt dit criterium van rechtvaardigheid? Dat komt van wat natuurlijk en wat waar is, in tegenstelling tot de sociale ficties en de leugens van de conventie. Wat natuurlijk is, is dat wat geheel en al natuurlijk is, niet dat wat voor de helft, of een kwart, of een achtste natuurlijk is. Goed. Welnu, van twee het één: à?f het natuurlijke is sociaal uitvoerbaar of het is dat niet; met andere woorden: à?f de maatschappij kan natuurlijk zijn, of de maatschappij is essentieel fictie en kan op geen enkele wijze natuurlijk zijn. Kan de maatschappij natuurlijk zijn, dan kan de anarchistische, of vrije, maatschappij bestaan, en dan mà?ét zij ook bestaan want zij alleen is de geheel en al natuurlijke maatschappij. Indien de maatschappij niet natuurlijk kan zijn, indien ze (om redenen die nu niet terzake doen) per se fictie moet zijn, dan van alle kwaden het minste: laten we haar dan, binnen die onvermijdelijke fictie, zo natuurlijk mogelijk maken, omdat ze, juist daardoor, zo rechtvaardig mogelijk zij. Welke is de meest natuurlijke fictie? Geen enkele is in se natuurlijk, omdat het een fictie is; de meest natuurlijke, in ons geval, zou die zijn welke het meest natuurlijke lijkt, welke als de meest natuurlijke wordt ervaren. Welke is de fictie die het meest natuurlijke lijkt, of die we als de meest natuurlijke ervaren? Dat is die waaraan we zijn gewend. (Om misverstand te voorkomen: wat natuurlijk is, is dat wat instinctmatig is; en dat wat, zonder instinct te zijn, in alles op instinct lijkt, is gewoonte. Roken is niet natuurlijk, is geen behoefte van het instinct; naar wanneer we ons gewennen aan roken, wordt het voor ons natuurlijk, wordt het ervaren als een behoefte van het instinct.) Welnu, welke is de sociale fictie die een gewoonte van ons uitmaakt? Dat is het huidige systeem, het bourgeoissysteem. We krijgen dus, logischerwijs, dat we à?f de natuurlijke maatschappij mogelijk achten en dan zijn we voorvechters van het anarchisme; of we achten die niet mogelijk en dan zijn we voorvechter van het bourgeoisregime. En tussenweg is er niet. Begrijp je?"
(...)
Onze doelstelling is de anarchistische, of vrije, maatschappij; het tussenstadium kan derhalve slechts een fase van voorbereiding van het mensdom zijn op de vrije maatschappij. Deze voorbereiding is à?f materieel, of simpelweg mentaal; met andere woorden, ze is of een reeks materiële en sociale verwezenlijkingen die het mensdom vertrouwd maken met de vrije maatschappij, of ze is eenvoudig een geleidelijk toenemende en indringende propaganda, die het mensdom mentaal rijp maakt om die maatschappij te verlangen of te aanvaarden.
18. Wanneer bijvoorbeeld door een plotseling politiek gebeuren, de sociale revolutie zal plaatsgrijpen (want daarvoor heeft het mensdom nog niet de benodigde voorbereiding kunnen hebben), naar een dictatuur van degenen die de vrije maatschappij willen invoeren. Maar er bestaat reeds dan, ook al is het schetsmatig of in eerste aanleg, er bestaat reeds dan, materieel, iets van de vrije maatschappij. Er bestaat dan dus iets materieels waaraan het mensdom zich kan aanpassen. Dit is het argument waarmee de debielen die de "dictatuur van het proletariaat" verdedigen déze dictatuur zouden verdedigen indien ze in staat waren te argumenteren of te denken.
20. Wanneer het anarchisme onuitvoerbaar is, dan is, zoals ik heb aangetoond, de bourgeoismaatschappij de enige verdedigbare en rechtvaardige.
22. Het was geboden een actieprogram te vinden, hoe gewelddadig of geweldloos ook (want in de strijd tegen de sociale onrechtvaardigheden heiligde het doel de middelen), dat ertoe zou bijdragen de sociale ficties te vernietigen zonder, terzelfdertijd, de schepping van de toekomstige vrijheid te belemmeren; een program dat zelfs, indien mogelijk, reeds iets van de toekomstige vrijheid zal creëren.
25. Dezelfde logica die mij aantoont dat iemand niet geboren wordt om getrouwd te zijn, of om Portugees te zijn, of om arm of rijk te zijn, die toont mij tevens aan dat hij niet geboren wordt om solidair zijn, dat hij alleen geboren wordt om zichzelf te zijn, en dus het tegendeel van altruïstisch en solidair, en dus uitsluitend en alleen egoïstisch.
30. Een klein groepje, van oprechte mensen (en oprecht waren ze!), gevormd en verenigd met de expliciete opzet om te strijden voor de vrijheid, had, na verloop van enkele maanden, slechts dit ene aanwijsbare en concreet resultaat bereikt – het creëren van interne tirannie. En wat voor tirannie. Het was geen tirannie die voortvloeit uit de invloed van de sociale ficties, hetgeen, alhoewel betreurenswaardig, tot op zekere hoogte te verontschuldigen zou zijn, zij het minder in ons (die immers die ficties bestreden) dan in andere mensen.(...)
Deze tirannie was m.b.t. de sociale ficties een nieuwe tirannie. En het was tirannie, uitgeoefend over mensen die al bij uitstek onderdrukt waren door de sociale ficties. Het was, ook dat nog, een tirannie uitgeoefend, onder elkaar, door mensen wier oprechte bedoelingen slechts was tirannie te verdelgen en vrijheid te creëren.
31. En dan zijn er nog secundaire aspecten, die ook heel merkwaardig zijn. Zoals: de tirannie van de hulpverlening.(...)
Iemand helpen, beste jongen, is iemand aanzien voor incapabel; wanneer die iemand niet incapabel is, moet je het hem à?f maken, à?f je moet ervan uitgaan dat hij het is, wat neerkomt, in het eerste geval, op tirannie, in het tweede geval op minachting. In het ene geval wordt andermans vrijheid beknot; in het andere geval gaat men, op zijn best onbewust, uit van het beginsel dat de ander verachtelijk en elke vorm van vrijheid onwaardig of daartoe incapabel is.
35. Binnen het huidige sociale bestel is het niet mogelijk dat een groep mensen, hoe goed zij het ook menen, hoezeer ze zich ook inzetten voor het bestrijden van de sociale ficties en voor de zaak van de vrijheid, samenwerkt zonder dat die mensen onder elkaar spontaan tirannie doen ontstaan, zonder dat ze onder elkaar en nieuw soort tirannie doen ontstaan, die zich voegt bij die van de sociale ficties, zonder dat ze in de praktijk alles ongedaan maken wat ze in theorie willen, zonder dat ze, ongewild waarin de hoogste mate, datgene belemmeren wat ze zich ten doel gesteld hadden te bevorderen… Dus, wat te doen? Heel eenvoudig. Ons allemaal inzetten voor hetzelfde doel, maar afzonderlijk.
36. Samen stelden we niets van belang voor, tiranniseerden we elkaar zelfs en belemmerden we elkaar én de ten uitvoerbrenging van onze theorieën. Elk afzonderlijk zouden we evenmin veel bereiken, maar in elk geval zouden niet elkaars vrijheid belemmeren en een nieuwe tirannie doen ontstaan; wat we bereikten, hoe weinig het ook was, zou een werkelijke verovering zijn, zonder enig nadeel of verlies.
(...)
Als enig antwoord op al mijn argumenten kreeg ik niet anders te horen dan frasen, vuilnis, het soort dingen dat ministers antwoorden in de Kamer wanneer ze geen antwoord hebben…Toen pas besefte met wat voor stomkoppen en schijtlijsters ik me had afgegeven! Hun maskers vielen af. Dat zootje was voor slaaf geboren. Ze wilden anarchist zijn op andermans kosten. Ze wilden vrijheid, maar die moest dan wel door anderen worden versierd, die moest hen dan wel worden gegeven zoals een koning een lintje heeft! En zo zijn ze bijna allemaal, allemaal lakeien!
41. Er was dus geen sprake van dat ik de sociale ficties zou kunnen vernietigen. Dus moest ik ze onderwerpen, ik moest overwinnen door ze aan mijn wil te onderwerpen, door ze te dwingen tot actie losheid.
(...) De belangrijkste sociale fictie, althans van onze tijd, is geld.
(...) Hoe mij te onttrekken aan de invloed en tirannie van het geld, zonder de confrontatie te ontlopen? Er was slechts één methode – het verwerven, het verwerven in voldoende mate om de invloed ervan niet te voeren; en hoe meer ik ervan zou verwerven, des te vrijer zou ik zijn van die invloed.
43. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat ik rijk word: de egoïstische compensatie, derhalve. Het doel van deze methode is het verwerven van vrijheid; wel, doordat ik mij verhef boven de macht van het geld, anders gezegd, doordat ik mij daarvan bevrijd, verwerf ik vrijheid. Ik verwerf die vrijheid alleen voor mij, zeker, maar zoals ik al heb aangetoond: vrijheid voor allen kan pas komen met de vernietiging van de sociale ficties, door de sociale revolutie, en ik, in mijn eentje, kan die sociale revolutie niet maken.
45. Ik heb geen tirannie geschapen. De tirannie die eventueel kan zijn voortgekomen uit mijn gevechtshandelingen tegen de sociale ficties is een tirannie die haar oorsprong niet heeft in mij, die ik derhalve niet heb geschapen; die tirannie is inherent aan de sociale ficties, ik heb haar daaraan niet toegevoegd. Die tirannie is de tirannie zelve van de sociale ficties; en ik kon niet, noch was dat mijn voornemen, de sociale ficties vernietigen. Ik herhaal: alleen de sociale revolutie kan de sociale ficties vernietigen. Voor het zover is kan een volmaakt anarchistische actie, zoals de mijne, de sociale ficties slechts onderwerpen, onderwerpen uitsluitend m.b.t. de anarchist die deze methode in praktijk brengt, want een ruimere mate van onderwerping van de sociale ficties staat die methode niet toe. Het gaat er niet om geen tirannie te scheppen: het gaat erom geen nieuwe tirannie te scheppen, tirannie waar die eerst niet was. De anarchisten die met elkaar samenwerken en die, zoals ik heb uitgelegd, elkaar wederzijds beïnvloeden, scheppen onder elkaar, buiten en los van de sociale ficties, een tirannie; dat is een nieuwe tirannie. En die heb ik niet geschapen. Die kon ik ook niet scheppen, op grond van de voorwaarden zelf van mijn methode. Neen, mijn beste: ik heb alleen vrijheid gecreëerd. Een heb ik bevrijd. Mijzelf.
48.
- Tenzij… In het geval van die lui, van mijn vroegere kameraden, dat de erfelijke ontaarding van de natuurlijke eigenschappen zover teruggaat dat ze de bodem van het karakter aantast. Dat iemand geboren wordt om slaaf te zijn, van nature als slaaf geboren wordt, derhalve onmachtig tot enig streven in de zin van zelfbevrijding. Maar in dat geval… wat heeft zo iemand dan te maken met de vrije samenleving of met vrijheid? Wanneer iemand voor slaaf geboren wordt, is vrijheid strijdig met zijn aanleg, en dus voor hem een tirannie.
- Inderdaad zei ik, je bent een anarchist. In elk geval, het is wel om te lachen, na alles wat je heb gezegd, als je wat jij bent vergelijkt met dat stelletje dat zich anarchist noemt…
- Maar jonge, dat heb ik toch al gezegd, ik heb het bewezen en ik herhaal dat nog een keer. Er is één groot verschil: zij zijn alleen anarchist in theorie, ik ben het in theorie én in de praktijk; zij zijn mystieke anarchisten, ik ben wetenschappelijk anarchist; zij zijn anarchisten die buigen en kruipen, ik ben een anarchist die strijdt en bevrijdt… In één woord: zij zijn pseudo-anarchist. Ik ben anarchist.
Lissabon, januari 1922
86. Als reclametekstschrijver schijnt Pessoa, volgens een artikel in het Jornal de Letras van 16 maart 1983, een groot talent voor slogans te hebben gehad. Maar ook hier zaten de autoriteiten hem dwars: zijn slagzin voor Coca-Cola, Primeiro estranha-se.Depois entranha-se ( zoiets als "Eerst bevreemdt het. Daarna went het"), verwees al te duidelijk naar de verslavende werking van het bedwelmde middel dat een bestanddeel was van de drank, waarna de hele reeks uit Amerika geïmporteerde voorraad werd vernietigd.
93. Hoe anarchistisch de bankier ook beweert te zijn, de redenering waarmee hij probeert recht te praten wat krom is, deugt van geen kant. Ze staat in flagrante tegenstelling tot de beginselen van het anarchisme, zelfs van een soort anarchistische individualisme dat de bankier lijkt te verdedigen. De monoloog van de bankier is één grote apologie van het egoïsme, van een concurrentie die niet zozeer vrij is als wel volslagen gewetenloos. Geld, in de drogredenering van de bankier, is geen simpel betaalmiddel (wat het zou moeten zijn in de gedachte van een werkelijke ‘bevrijder’), maar het is bij de bankier gemythologiseerd, het is een dwangmatig gezocht, onophoudelijk vermeerderd en uiteindelijk zichzelf vermeerderend bezit, waar de bezitter verder niets mee doet.
(...)
Met alle zwakheden die men erin kan vinden, blijft ´De anarchistische bankier´overeind als het meest complete speciemen van een bepaald aspect (het redeneerkundige) van Pessoa, en als een ironische en wrang portret van zijn samenleving – die in cynisme weinig lijkt onder te doen voor de onze.