Thomas Mann, De Toverberg
vertaling van Hans Driessen uitg. Arbeiderspers 2024-1924
118.’We weten maar al te goed dat het inlassen van andere en nieuwe gewoontes de enige manier is om ons leven tot staan te brengen, ons tijdsbesef op te frissen, om een verjonging, versterking en vertraging en dus een vernieuwing van ons levensgevoel als zodanig te bewerkstelligen. Dit is het doel van elke verandering van omgeving en lucht, van de strandvakantie; hierin moet men de verkwikkende werking zoeken van de afwisseling en de episode. De eerste dagen in een nieuwe omgeving kennen een jeugdig, dat wil zeggen een krachtig en breed verloop – het zijn er zo’n zes tot acht. Vervolgens, naar de mate waarin je je ‘inleeft’, doet zich een geleidelijke verkorting voor: wie aan het leven hecht, of beter gezegd, wie zich aan het leven wil hechten, kan tot zijn ontzetting merken dat de dagen weer lichter worden en voorbij beginnen te vliegen; en de laatste week, van bijvoorbeeld vier, bezit een griezelige snelheid en vluchtigheid. Maar de opfrissing van het tijdsbesef werkt ook na de inlassing door, doet zich, nadat je naar de regelmaat bent teruggekeerd, opnieuw gelden; de eerste dagen thuis worden na de afwisseling eveneens als nieuw, breed en jeugdig ervaren, maar veel zijn het er niet: want we leven ons sneller in de regelmaat in dan in het doorbreken van de regelmaat, en als het tijdsbesef door een gevorderde leeftijd al moe is of – een teken van oorspronkelijke levenszwakte – nooit krachtig ontwikkeld is geweest, slaapt het weer razendsnel in, en al na vierentwintig uur lijkt het alsof we nooit weg zijn geweest en alsof de reis niet méér was dan de droom van een nacht.’
Lees verder »